"Bewust ZIJN"

BREIN EN BEWUST(-)ZIJN: Wie ben ik?

Γνωθι σεαυτον (= ken uzelf) stond er boven de ingang van het heiligdom, dat zich in de oudheid in het Griekse Delphi bevond. Apollo, de god aan wie dit heiligdom was gewijd, behoort tot het type goden dat verbonden is met de magie: hij kende het geheim van leven en dood; hem werd toegeschreven dat hij mensen kon doden en desgewenst ook weer tot leven wekken. Zulke goden passen in een voorstelling van de werkelijkheid, die gekenmerkt wordt door de veronderstelling dat de hele werkelijkheid bezield is. Het geloof, dat daarmee verbonden is, is vaak 'primitief' en 'kinderlijk' genoemd. Je zou het ook 'vóórwetenschappelijk' kunnen noemen. Omdat wetenschappelijk onderzoek niet met zo'n wereldbeeld uit de voeten kan. Maar is het wel 'vóórwetenschappelijk'? Met dat woord wordt immers gesuggereerd dat het ook achterhaald is.

Wij leven in een tijd waarin een materialistische kijk op de werkelijkheid gangbaar is: de werkelijkheid wordt ervaren als een bouwwerk, dat bestaat uit 'bouwstenen'. Ook de mens: met zijn hoofd, hersens, armen, benen, hart en longen is een onderdeel van deze werkelijkheid. We bestaan uit dezelfde moleculen en atomen als de wereld om ons heen. Er is één in het oog springend verschil; op een wonderlijke wijze zit er een spook in de machine: de (levende) ziel.
Knappe koppen hebben bedacht dat ook die ziel geanalyseerd kan worden: zij onderscheiden tussen een bewustzijn, een onderbewustzijn en een bovenbewustzijn; zij spreken over driften, wil en karakter: alsof er een soort 'dirigent' is die de leiding heeft. Maar weten we nu ook wat leven is? Wat het verschil is tussen levende en dode materie? Zelfs de knapste analytici zijn er niet helemaal uit hoe het nu zit met ons centrum, ons 'zelf': zit ons 'zelf' in onze hersenen? En is het ook puur een kwestie van chemie? Of zijn die hersenen niet meer dan een instrument, een orgaan net dat als de andere organen 'aangestuurd' moet worden? Veelzeggend is de titel van één van de boeken van de filosoof Karl Popper: "The brain and its Self"; deze titel suggereert dat het brein een 'meester' heeft. Waar haalt die meester zijn creativiteit vandaan? Hoe zit het met 'de vrije wil'? Ja, wie/wat of is het dan dat zich van dit orgaan bedient? En wat tonen hersenonderzoekers nu feitelijk aan wanneer ze op bepaalde plaatsen in de hersenen activiteiten meten, die corresponderen met bepaald gedrag of met bepaalde emoties?

De materialistische kijk op de werkelijkheid (inclusief die op ons eigen lichaam), berust op onze waarneming. De filosoof Kant vroeg zich af: wat kan ik weten? Het resultaat van zijn denkarbeid was, dat hij moest concluderen, dat al onze antwoorden berusten op wat we met onze zintuigen waarnemen: wat we niet kunnen waarnemen, kunnen we ook niet weten. De hele wetenschap heeft dus betrekking op de waargenomen werkelijkheid. En natuurlijk: we kunnen slimme hulpmiddelen construeren waarmee we verder kunnen zien, scherper kunnen luisteren en verfijnder kunnen meten; en we kunnen vaktaal ontwikkelen waarmee we helderder kunnen formuleren. Maar hoe je het ook draait of keert: alles wat we weten en daarover zeggen is toch gebaseerd op waarnemingen waar we met behulp van taal met elkaar over spreken. Ook wanneer we het hebben over onszelf - over de vragen zoals: wie is de mens? wat is leven? wat is tijd? wat is ruimte? - zijn onze antwoorden gebaseerd op waarneming. Maar we kunnen niet om het heelal heen lopen. We kunnen niet om de tijd heenlopen. Een luciferdoosje kunnen we beschrijven, omdat we er afstand van kunnen nemen; we kunnen het omdraaien en aan alle kanten bekijken; daarom kunnen we het definiëren. Maar met de tijd ligt dat anders. Met de ruimte kan dat niet. Hoe zou een vis moeten weten wat het water is, als hij niet zo vrij als een vogel kan vliegen? Met andere woorden: wat voorbij onze horizon is, blijft een verborgenheid. Er is een verborgenheid, waarvan we mogen aannemen, dat die - gezien het beperkte instrumentarium waar de mens over beschikt - ook altijd verborgen zal blijven.

Maar er is ook nog een andere kijk op de wereld mogelijk: een kijk gebaseerd op impressies. Het is de moeite waard om het leven te ondergaan zoals we een gedicht ondergaan: gedichten kunnen een geheimzinnige macht uitoefenen waardoor er iets in ons verandert; dat hebben ze gemeen met muziek, toneel, dans, de natuur en andere vormen van 'magie'. En daarmee zijn we dan weer terug bij Apollo, een god die men ervoor aanzag dat hij met zijn muzen de wereld kon betoveren. Dat hij het licht op het wereldtoneel kon veranderen. Mensen al naar gelang kon verblinden of verlichten. Ik behoor met jullie tot de sterk slinkende generatie die, vanaf de dertiger jaren van de vorige eeuw, de wereld ingrijpend heeft zien veranderen. Maar wat is er nu precies gebeurd? Je kunt daar tal van historici over aan het woord laten. Maar geen van hen kan woorden geven aan wat alleen ervaarbaar was: aan een weten dat niet berust op meten maar op leven/beleven.

Er zijn vragen, waar het materialisme (de wetenschap) niet mee uit de voeten kan:

Als de werkelijkheid een verborgen grond heeft, zouden we dan niet ook ernstig rekening moeten houden met de mogelijkheid dat ook ons 'zelf' een metafysisch begrip is, dat wijst naar een transpersoonlijke realiteit, die per definitie buiten ons waarnemingsbereik ligt? Kant speculeert daar al over en spreekt over het transzendentales Selbstbewustsein; en Nietzsche onderscheidt 'het zijnde' ('de zijnden') van 'het zijn' omdat volgens hem dit laatste een begrip is waar we niet bij kunnen. Martin Buber analyseert het 'primitieve' waarnemen in zijn boek "Ich und Du": hij stelt dat leven bestaat bij gratie van confrontaties en ontmoetingen, bij gratie van een ervaren van een 'tegenover' dat onmogelijk bezeten kan worden. Zodra we het 'du' reïficeren ('verdinglichen') ontglipt ons nu juist datgene waardoor we worden gevormd.



Reactie? Zend een E-mail

Ga terug naar de TITELPAGINA

of naar de INHOUD

© "Brein en bewustzijn": Wie ben ik? A.E.J. Kaal /dec. 2008