"Bewust ZIJN"

BREIN EN BEWUST(-)ZIJN: In alle redelijkheid spreken over God, kan dat?

WONDEREN
In de periode van 'Verlichting' was het motto 'Mens durf te denken'. Daarbij werd verondersteld dat weldenkende mensen wel zouden inzien, dat het geloof iets overbodigs is. Zo stelde Ludwig Feuerbach dat de antropologie de ware theologie is: God is mens geworden. Volgens hem zouden we moeten geloven in autonomie en zelfredzaamheid. Auguste Comte stelde dat je heel goed een atheïstische godsdienst zou kunnen hebben: alle rituelen zouden in stand zouden kunnen blijven, maar in plaats van God zouden we daarbij de mensheid moeten eren en dienen. Onlangs verscheen een boek met als titel 'Geloven in een God die niet bestaat'. Maar wordt dan het woord 'God' niet overbodig?

"Het is vol wonderen om ons heen" (gezang 225 uit het liedboek voor de kerken): klaarblijkelijk is er bij veel mensen nog ruimte voor verwondering. Voor de beoefenaar van zuivere wetenschap vormen zogenaamde wonderen een uitdaging: het betreft gebeurtenissen waarvoor nog geen verklaring is gevonden. Maar dat is een kwestie van tijd. Dat de wetenschapper voor dit standpunt kiest ligt voor de hand: de wetenschap wil zich alleen bezighouden met zgn. 'conceptuele kennis'; dat is kennis die gebaseerd is op de bestudering van fenomenen, waarbij gebruik gemaakt wordt van definities, denkmodellen en wetmatigheden. De wetenschapper gaat ervan uit, dat in principe de héle werkelijkheid 'begrepen' kan worden omdat die logisch en 'redelijk' in elkaar zit.

De filosoof Kant bekritiseert het geloof van de zuivere wetenschappers. Dat doet hij in zijn 'Kritik der reinen Vernunft'. Als aangrijpingspunt voor zijn kritiek dient de vraag: 'Wat kan ik eigenlijk weten?' Stel nu eens, zo is zijn gedachtegang, dat we over méér zintuigen zouden beschikken dan de zintuigen die we nu hebben. Zouden we dan niet ook méér kunnen waarnemen? En dus ook meer kunnen weten? Het is dan toch ook niet onredelijk om te veronderstellen, dat er voorbij de grenzen van ons weten nog veel voor ons verborgen is?

GOD
Een andere vraag is natuurlijk of je onze onwetendheid moet verbinden met God. 'Ja', zeggen sommige filosofen: dat is heel redelijk. God is dan een aanduiding van de ons omvattende, diepere werkelijkheid; de grond van ons bestaan; het mysterie van het 'zijn'. Voort denkend op dit spoor kom je uit bij 'de God van de filosofen'.

Auguste Comte was het met Kant eens dat er een onkenbare werkelijkheid is. Maar hij vond dat je je daar verder niet druk over hoefde te maken: die ligt nu eenmaal buiten onze horizon. We doen er daarom beter aan ons te bepalen tot de mogelijkheden die binnen onze horizon liggen; die opvatting is de geschiedenis ingegaan als het positivisme. Daarmee veronachtzaamt hij de vraag of er niet erg veel 'onkenbaars' is, dat mogelijk toch invloed op ons heeft of zelfs macht over ons uitoefent.

Zo zijn er mensen die heel wonderlijke dingen ervaren: gewaarwordingen die onbeschrijfelijk zijn. Je vindt daarover wel eens iets terug in levensverhalen: bijvoorbeeld van Augustinus, van Luther, van Pascal, en vele anderen. Soms heeft dat betrekking op visionaire ervaringen; soms ook zijn het bijzondere gebeurtenissen die veel indruk maken en loop van een mensenleven of de wereldgeschiedenis bepalen. Wie door zoiets wordt overvallen heeft daar vaak op het moment zelf geen zicht op. Dat blijkt vaak pas later. Maar het komt ook voor dat zo'n ervaring nauwelijks communicabel is als gevolg van de ontoereikendheid van de taal. Moet iemand er dan maar liever het zwijgen toe doen? Zich hullen in stilte? Niet zelden uiten mensen zich dan in taal, die nogal raadselachtig is. De expressiemiddelen die iemand ter beschikking staan wanneer hij zoiets meemaakt zijn van een andere aard dan de taal van de wetenschap. Zulke ervaringen laten zich slechts meedelen in de vorm van beeldspraak, verhalen en poëzie. De zeggingskracht daarvan kan mogelijk alleen begrepen worden door degenen, die wel eens iets vergelijkbaars hebben ervaren. De apostel Paulus noemt het 'spreken in tongen' (glossolalie); anderen hebben dergelijke uitingen niet zelden opgevat als symptomen van een geestesziekte; nog weer anderen zien er juist 'profetische gaven' in. Niet zelden durven mensen - bijvoorbeeld over zogenaamde 'bijna-dood-ervaringen' - nauwelijks met anderen te spreken omdat ze wel begrijpen dat 'men' hier binnen de heersende rationele cultuur over het algemeen sceptisch tegenover staat. In veel religies worden goden gezien als de bewerkstelligers van dergelijke gemoedstoestanden. De Grieken noemden dit in de oudheid het 'enthousiasme' - wat letterlijk betekent het 'in God zijn'.

Het zijn niet alleen zulke buitensporige gebeurtenissen: ook meer alledaagse ervaringen en toevalligheden kunnen mensen onverwacht diep raken: muziek, toneel en dans; de geboorte van een kind; of een telefoontje op een speciaal moment; of een droom. Allemaal gebeurtenissen, die een grote impact kunnen hebben op het leven van mensen; en op het beeld dat daardoor bij hen ontstaat van de werkelijkheid, en van hun eigen positie daarbinnen.

Wezenlijk voor zulke ervaringen is dat die niet maakbaar zijn; vandaar dat men wel spreekt over 'ontroering' en 'geraakt worden'. Men spreekt van religie wanneer dit leidt tot het besef dat er verbindingen bestaan tussen ons bestaan en de mysterieuze werkelijkheid waardoor ons bestaan wordt omgeven.

Eigenlijk heeft iedereen ook wel uit eigen ervaring weet van bronnen, die niet in concepten zijn te vangen: de bron van liefde, van vergeving, van verzoening; de bron van opstandigheid; bronnen van troost enz. Er zijn allemaal dikke boeken over geschreven. 'Is er een kracht die bemoedigt, geneest, vernieuwt, en herstelt?', vraagt een dichteres zich af. De Joods-Christelijke traditie zegt daarop: 'Ja, die is er!'. Maar we kunnen daar niet over beschikken. De belofte van de Trooster/Heilige Geest, die Jezus aan zijn leerlingen doet impliceert het vooruitzicht dat zij, die trouw blijven aan wat Jezus heeft 'geopenbaard', Gods werkzame kracht en nabijheid zullen ervaren. Jezus roept zijn volgelingen op om te geloven in een God, die altijd weer nieuwe toekomst schept - een betrouwbare God, die zich openbaart in Zijn 'aanwezig komen'.

HOE VERHOUDT ZICH NU 'DE GOD VAN DE FILOSOFEN' TOT 'DE GOD DIE ZICH OPENBAART'?
De waarheid van de wetenschapper is gebaseerd op fenomenen, die in concepten te vangen zijn. De waarheid van de gelovige is gebaseerd op fenomenen, die juist niet in concepten te vangen zijn. Het geloof van de wetenschapper is gebaseerd op veronderstelling dat de werkelijkheid redelijk in elkaar zit, en daarom in principe begrepen kan worden. Het geloof van de religieuze mens is feitelijk gebaseerd op de ontdekking van het verborgene als een factor van betekenis. De wetenschapper probeert zijn kennis uit te breiden door het vastleggen van bevindingen en ontdekte wetmatigheden. De gelovige laat zich juist aanspreken door getuigenissen en eigen ervaringen van wat ondoorgrondelijk is.

Zou je kunnen zeggen dat de wetenschapper vooral een avondmens is: iemand die terugkijkt op de dag om die nog eens even te analyseren? Terwijl de gelovige meer een ochtendmens is: iemand die 's morgens wakker wordt, uit het raam kijkt en vol verwachting uitziet naar wat de nieuwe dag weer in petto heeft. Er is wel eens gezegd: de avondmens heeft weinig kans om God tegen te komen; hoe anders ligt dit bij een ochtendmens! Een beroemde uitspraak van Schillebeeckx is: 'God is alle dagen nieuw'. En Karel Deurloo schrijft over 'de Stem in het gebeuren', waar je op bedacht moet zijn.

Wie de verschillende benaderingswijzen van de werkelijkheid eenmaal op het spoor is kan ontdekken, dat het niet alleen gelovigen zijn die God zo op het spoor komen. De oude Griekse natuurfilosoof Herakleitos zei al: we staan in een stroom die voortdurend verandert. De vraag daarbij is: waarvandaan komt die stroom? En waar loopt die op uit? Ook via die vragen kun je God op het spoor komen daar ze getuigen van verwondering over alles wat we 'niet in de reken hebben'.

Een woestijnvader zei ooit: 'Hoe zal de pit van een granaatappel weten wat een granaatappel is?' Hij liet zich mogelijk hiertoe inspireren door Paulus die zei: 'Het was Gods bedoeling dat we hem zouden zoeken en hem al tastend zouden kunnen vinden, aangezien Hij van niemand ver weg is. Want in Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Of, zoals enkele van uw dichters hebben gezegd: "Uit Hem komen wij ook voort" ' . (Handelingen 17:27-28). Zo probeert Paulus voor 'weldenkende Grieken' duidelijk te maken, dat we met reden kunnen geloven.

EEN DERDE WEG
Augustinus beschrijft in zijn dagboeken dat hij heel lang heeft gemediteerd over de vraag hoe en waarin God zich meedeelt. En dan ineens ontstaat er een helderheid: terwijl hij aan het zoeken is is hij al gevonden: onverwacht duikt God daar op waar je Hem niet zou verwachten. Klaarblijkelijk beseft Augustinus ineens dat zijn zoeken zelf ergens uit voortkomt: zoekend naar de bron kom je uiteindelijk uit op de plek waar het water opborrelt; maar ook daar zie je nog niet werkelijk waar het water vandaan komt. Zo is het ook met ons zoeken naar God: we ervaren wel het leven, zien het om ons heen ontstaan, ervaren elke ochtend dat we er nog zijn, maar weten niet waar vandaan het ons gegeven is. Zo deelt God zich van minuut tot minuut aan ons mee. Om dit te beseffen moet de mens het niet hebben van zijn ratio, maar van zijn divinatio (een soort ontvankelijkheid, die te vergelijken is met de intuïtie).




Reactie? Zend een E-mail

Ga terug naar de TITELPAGINA

of naar de INHOUD

© "Brein en bewustzijn": In alle redelijkheid spreken over God, kan dat? A.E.J. Kaal /dec. 2008