"Bewust ZIJN"

BREIN EN BEWUST(-)ZIJN: Schepping?

Wat is eigenlijk het verschil tussen een dode en een levende cel? Hoe komt materie tot leven? Is er sprake van een kracht? Het zijn dichters die hier van oudsher over hebben nagedacht en die er poëtisch over hebben geschreven in termen van schepping: zoals een pottenbakker scheppend bezig is, zo is ook de wereld door een kunstenaar vervaardigd. In het oude Egypte meende men dat Chnoem op zijn draaitafel de mens had vervaardigd: zowel zijn gestalte (de ka) als zijn ziel (de ba); de gestalte was een 'woning'; de 'ziel' (voorgesteld als een vogel met een mensenkop) de bewoner. In het oude Israël was de voorstelling ontstaan dat de Scheppergod de mens uit het stof van de aarde had geboetseerd naar zijn eigen beeld; en dat hij dit beeld (ikoon) vervolgens tot leven wekte door het zijn adem in te blazen. Allemaal dichterlijke verbeelding: dat beseften ook de mensen destijds heel goed: in Egypte kende men maar liefst zeven verschillende scheppingsverhalen. In Genesis staan er twee. Klaarblijkelijk vond men dat het ene hersenspinsel het andere niet uitsloot, maar eerder aanvulde.

HET EINDE VAN HET BESLOTEN WERELDBEELD
'Schepping' is een woord dat past in de denkwereld van kunstenaars. Een beoefenaar van de klassieke natuurkunde zal het woord niet snel in de mond nemen. Immers: zo iemand verkent de werkelijkheid zoals die zich aandient, en probeert aan die werkelijkheid zijn geheimen te ontfutselen. En dat levert ons een schat aan nuttige en bruikbare kennis op. Met name is het hem daarbij te doen om processen te ontdekken die omkeerbaar zijn: van water ijs kunnen maken; maar ook weer van ijs water. Dergelijke kennis maken de werkelijkheid beheersbaar. We zijn de wetenschappers dankbaar voor alle kennis waarover we dankzij hen inmiddels beschikken.

De klassieke natuurkunde leert ons dat alles is opgebouwd uit atomen: kleine bouwstenen die - net als grote objecten - ruimte innemen en een bepaald gewicht hebben. Wie een stuk steenkool onder een hamer legt, houdt een hoop gruis over: maar het gruis is nog steeds koolstof. En in principe kun je daarmee eindeloos doorgaan totdat je een koolstofatoom overhoudt. Het woord 'atoom' betekent dat dit 'ding' niet verder deelbaar is. Atomen kunnen zich met elkaar verbinden, waardoor je verschillende soorten moleculen krijgt. Ook dat kunnen we in onze laboratoria laten gebeuren. En die moleculen kun je weer uit elkaar halen. Dan zijn er weer atomen. Maar een atoom opsplitsen: dat zal niet gaan zonder datgene wat nu juist het wezenlijke ervan is (de koolstof) te vernietigen. De filosoof Kant bestreed ooit al de gedachte dat een atoom niet verder opgedeeld zou kunnen worden. Hij kwam daartoe op theoretische gronden. Als een atoom ruimte inneemt, zo dacht hij, dan kun je (als gedachte-experiment) die ruimte halveren of in drieën delen. Dus waarom zou dat dan in werkelijkheid niet kunnen? Maar wat blijkt: als je dat doet - als je een atoom splitst - dan is wat je overhoudt geen koolstof meer. En dat niet alleen: wat er dan overblijft zijn ook geen 'deeltjes' meer. Men spreekt dan weliswaar nog wel over 'deeltjes' (over α-, β-, γ-deeltjes enz.) - maar het zijn geen 'deeltjes' meer in die zin dat ze ruimte zouden innemen, een gewicht hebben, enz. Wat het wèl zijn - daarvan kunnen we ons totaal geen voorstelling maken. Vandaar dat ook wel wordt gesproken over hun eigenschappen als zouden dat 'velden' zijn, of 'golven', of 'massa' en 'energie'. Maar waarvan dat nu precies de eigenschappen zijn ontgaat ons. Hoe dat ook zij: je kunt het geen materie meer noemen. Het gehoorzaamt ook niet aan de wetten waaraan materie gehoorzaamt, de wetten van de klassieke mechanica.

ATOOMFYSICA
De wetten waar deze 'deeltjes' wèl aan gehoorzamen zijn ook geen wetten: het zijn waarschijnlijkheidsregels op grond waarvan je iets kunt voorspellen. Maar die voorspellingen zijn betrekkelijk onzeker. Men spreekt daarom van de ψ-functie: daarmee wordt aangegeven dat met behulp van de ontdekte 'wetmatigheden' met enige mate van waarschijnlijkheid plaats, snelheid, impuls, massa en energie van zo'n zogenaamd 'deeltje' kan worden vastgesteld. Daar komt nog bij dat - als men één van die eigenschappen wil onderzoeken - dit alleen mogelijk is op een wijze waarbij (door de methode van onderzoek) het betreffende atoom wordt vernietigd. Zo'n waardebepaling veroorzaakt dus een onomkeerbaar proces. Men forceert daarbij het atoom om een bepaalde informatie prijs te geven, waardoor het lot van het atoom ook is bezegeld. Op grond van zulke bevindingen is de moderne natuurkundige er dan ook al lang niet meer van overtuigd, dat de werkelijkheid wel echt beheersbaar is. Bovendien: ook door de interesse van de waarnemer wordt de werkelijkheid veranderd! En daarmee is het besloten wereldbeeld van de klassieke wetenschap, waarvan men zo'n honderd jaar geleden nog uitging, achterhaald. Er is een grens bereikt.

En dan heb ik het nog maar niet over de biologen wanneer die spreken ook over cellen, celkernen, genen, dna en andere bouwstenen. Over die bouwstenen zou een vergelijkbaar verhaal te vertellen zijn. Een cel blijkt bij nadere beschouwing een hele fabriek met talloze communicatielijnen (zowel intern als extern), waarin grondstoffen worden verwerkt; die grondstoffen moeten wel eerst worden aangevoerd; de verwerking gebeurt volgens bepaalde procédés, op bepaalde tijdstippen, in een bepaald tempo. De hoeveelheid productie wordt afgestemd op bestaande behoeften: in de cel en eventueel elders. Omdat op tijd gewerkt moet worden beschikt elke cel ook over een klok. Bij de productieprocessen ontstaan ook afvalstoffen die dienen te worden afgevoerd, enz. Vragen te over: wie is de directeur? Wie regelt het allemaal? Hoe verloopt de communicatie? En wat als een cel dood gaat? Ja: wat is eigenlijk 'dood': wat gaat er mis? Wat is het verschil nu precies tussen een dode en een levende cel? Geen mens die het weet. En of we dit ooit zullen kunnen weten: ook is twijfelachtig. Het lijkt erop dat er een evenwicht wordt verstoord, en dat daarom alles niet meer werkt. Maar, gesteld dat dit zo is: hoe komt zo'n ingewikkeld proces dan op gang?

VERANDEREN/SCHEPPEN
Wetenschappers zijn dus gaan beseffen dat ze met hun onderzoekmethoden dingen vinden, die er misschien wel niet zouden zijn wanneer ze andere methoden zouden gebruiken. Anders gezegd: met de gebruikte methoden creëren zij situaties waarin materie zich manifesteert op een wijze die onder normale omstandigheden mogelijk verborgen zou zijn gebleven en waarvan nooit sprake zou zijn geweest. Situaties ook die we dikwijls niet begrijpen. Zo schept de mens kerncentrales, atoombommen, slimme auto's en mensen die langer leven. Zo verandert het wetenschappelijk onderzoek de wereld. Er wordt gesleuteld aan genetisch materiaal en zo worden nieuwe gewassen gemaakt. Maar weten wetenschappers nu ook wat ze precies veranderen? En wat de mogelijke gevolgen zijn? Of zijn het tovenaarsleerlingen?

DE MENSELIJKE MOGELIJKHEID Een grote vraag hierbij is: wat maakt nu eigenlijk dat de mens tot dit soort dingen in staat is? Waarop berust onze creativiteit en denkkracht? Een vooraanstaand filosoof, Karl Popper heeft erop gewezen, dat het 'zelf' de drijfveer is achter al ons doen en laten. Dat 'zelf' is volgens hem een tegenover van ons brein, en wel op drie manieren:

Ter verduidelijking het volgende:
HET ZELF ALS AFLEZER
Stel je komt in een grote schemerige kamer, vol meubilair. Je denkt er alleen te zijn. Je hebt daarbij een bepaald gevoel met betrekking tot de omgeving waarin je verkeert. Maar ineens realiseer je je, dat een donkere vorm in één van de hoeken een mens is, die in een leunstoel ligt te slapen. Dan wordt op dat moment je hele gevoel omgevormd. 'Herschapen', om zo te zeggen. Er ontstaat een betekenis, die er daarvoor niet was. De emotie veroorzaakt allerlei processen in je lichaam.

HET ZELF ALS OPDRACHTGEVER
Als we willen kunnen we van iets betrekkelijks vormloos als een homp klei een pot maken: de vorm hebben we dan in gedachten eerst ontworpen. We hadden misschien behoefte aan een bloempot. Op vergelijkbare wijze zouden we ook ons leven vorm kunnen geven (tot op zekere hoogte): door onze wil. Sommige wilskrachtige mensen slagen er zo in om 'boven zichzelf uit te stijgen' en daarmee geschiedenis te maken.

HET ZELF ALS OMVORMER
In onze hersenen vinden voortdurend processen plaats waardoor we de inhoud van ons geheugen bijstellen. Herinneringen worden geherinterpreteerd. Zo krijgen herinneringen aan onbeduidende ervaringen van vroeger soms een betekenis, die ze eerder nog niet hadden - en omgekeerd.

Het 'zelf' is dus creatief op verschillende manieren. Maar hebben deze activiteiten ook invloed op de ontwikkeling van de hersenschors? Men zegt wel eens 'Gedachten zijn krachten': en men vermoedt dat de ontwikkeling van nieuwe hersenstructuren beïnvloed wordt door hersenactiviteit. En dat daardoor weer nieuwe mogelijkheden van taal worden geopend, waardoor we nog beter toegerust raken om ons waarheden toe te eigenen omtrent de werkelijkheid. Hersenonderzoekers houden het niet voor onmogelijk dat tussen materie en geest sprake is van een wederzijdse wisselwerking. Waar materie ophoudt materie te zijn raakt de werkelijkheid van de stof wellicht aan die van de geest, - waar gedachten immers ook geen ruimte innemen, geen vorm hebben en onstoffelijk zijn. Is het denkbaar dat 'geest' en 'materie' twee aspecten zijn van één en dezelfde werkelijkheid?

Realisten hebben hierbij de neiging tot scepsis: de neiging om te stellen dat de werkelijkheid louter bestaat uit sterrenstof. En dat daaruit alles is ontstaan. Dat het ontstaan een kwestie is van zelforganisatie en evolutie. Maar anderen bekritiseren deze opvatting.

GOETHE
Eén van de eersten die kritiek heeft geoefend op het mechanisch wereldbeeld van de natuurkundigen was Goethe. Zo bekritiseerde hij Newton toen die het licht wilde bestuderen en zich daartoe terugtrok in het donker, om slechts via een kier licht in zijn kamer te laten vallen: Goethe vond van deze manier van doen dat Newton het wezenlijke van het licht buitensloot - namelijk de kwaliteiten zoals we die ervaren. Hij dicht:

Wär nicht das Auge sonnenhaft,
Die Sonne kõnnte es nie erblicken.
Läg nicht in uns des Gottes eigne Kraft,
Wie kõnnt uns Gõttliches entzücken?

Naar zijn opvatting wordt het gelijke alleen herkend door het gelijke en heeft de onderzoeker een gekokerde opvatting van de werkelijkheid. Is onze sensibiliteit voor sfeer en kwaliteit niet net zo wezenlijk voor de werkelijkheid en wat daarin teweeg wordt gebracht, wordt veranderd?

Misschien moeten we genoegen nemen met de constatering dat we ook hier aanlopen tegen de grenzen van ons weten. Een horizon waar we niet overheen kunnen stappen. Dat zou betekenen, dat we gedoemd zijn om te accepteren dat ons bestaan deel is van een onoplosbaar mysterie. Moeten we daar God achter vermoeden? Is het denkbaar dat er zoiets bestaat als een 'Algeest': een regulerende, sturende, richtinggevende kracht? Een kracht die iets in gang kan zetten?

BEGRIPPEN EN SYMBOLEN
Interessant is in dit verband wat Kant opmerkt. Hij zegt: 'begrijpen' kunnen we alleen wat aanschouwelijk is. Dat betekent voor de fenomenen, waar de atoomfysicus tegenaan loopt en waar we ons geen voorstelling van kunnen maken, dat we die alleen kunnen aanduiden met behulp van symbolen: begrippen zijn daarop niet van toepassing. Je zou doordenkend op deze weg ook God kunnen opvatten als een symbool voor datgene, wat we slechts kunnen vermoeden als grond onder de wereld der verschijnselen.

EEN VERMOEDE GOD
Het verborgene (mysterie) dient zich het meest duidelijk aan in de gestalte van wonderen, onverklaarbare fenomenen. Een paar voorbeelden:


DE ZEGGINGSKRACHT VAN ZULKE WONDEREN
Moet je, met het oog op zulke 'wonderen' daar een Schepper-God bij halen? Niet als het gaat om een verklaring van de werkelijkheid. Wèl wanneer we met Goethe openstaan voor de wijze waarop we in een andere laag van ons bewustzijn worden aangesproken. In zijn gedicht lazen we dat hij suggereert dat het niet onredelijk is om terug te grijpen op God, als een niet beschrijfbare realiteit die tegelijk zowel verborgen is achter de verschijnselen van de natuur als achter de mogelijkheden van ons 'zelf'(dus immanent en transcendent tegelijkertijd). Is dat niet ook de God, waarvan in de scheppingsmythe uit Genesis op een poëtische wijze wordt verteld, dat deze God onze schepper is, wiens evenbeeld/ikoon wij zijn? Of - in de woorden van Nicolaas van Cusa: "Slechts voor zover ge bereid zijt om God in uw eigen ziel als goed en almachtig te laten werken zult ge iets begrijpen van zijn goedheid en zijn almacht".



Reactie? Zend een E-mail

Ga terug naar de TITELPAGINA

of naar de INHOUD

© "Brein en bewustzijn": Schepping? A.E.J. Kaal /april 2009