Ikoon van de Moeder Gods van Vladimir,
van het type "Hodigitria" (= zij die de weg wijst)
© Kerkwinkel Koinonia
Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Hoogeveen op zondag, 20 januari 2008
De lezingen waren:
I Korinthe 12:4-11
Johannes 2:1-11

Het wijnwonder: het is niet eenvoudig om het evangelie van Johannes te begrijpen. Dat komt omdat de evangelist zijn woorden zorgvuldig kiest. Je moet de tekst bijna woord voor woord overwegen, en steeds ontdekken wat erin meeklinkt.

"Op de derde dag" - zo begint het verhaal. Verwijst dit niet terug naar het begin van het evangelie, waar we lezen: "In den beginne was het woord..."? Is Johannes bezig met een nieuw scheppingsverhaal? Op de derde dag zou dan de herinnering oproepen aan de derde scheppingsdag, toen de wateren werden verzameld, en de aarde bewoonbaar werd gemaakt. Of worden we herinnerd aan de Sinaï: toen God op de derde dag afdaalde en een verbond sloot met Mozes - een verbond dat op een huwelijk lijkt? Misschien kijkt Johannes ook al wel vooruit naar Pasen - de derde dag waarop Christus uit de dood werd gewekt. Het moment, waarover Jezus al eens sprak toen hij zei, dat hij de tempel in drie dagen zou herbouwen? Op de derde dag....

En dan gaat het ineens over zes kruiken: zes stenen watervaten. Eén minder dan zeven. Kruiken die klaar staan voor het reinigingsgebruik. Gaat het hier over wat vooraf gaat aan de sabbat: de voorbereiding op de hoogtijdag? Wordt verwezen naar water waarmee Johannes doopt: om af te wassen de onreinheid? En waarvan hij zegt: "Ik doop met water, maar na mij zal er iemand komen die met vuur zal dopen? Gaat het om de tora - die wel 'het water uit de rots' wordt genoemd: om het goddelijk woord waarnaar geluisterd moet worden, als we ons leven willen heiligen?

Water is er genoeg. Maar er is geen wijn. In latere versies van ons verhaal heeft men ervan gemaakt: er is geen wijn meer. Men stelde zich de bruiloft wat al te realistisch voor: stel je voor, een feest, dat dagen duurt en waar op enig moment de wijn opraakt. Ja, wat dan? Maar in de oertekst heeft het waarschijnlijk anders gestaan: daar stond waarschijnlijk, zoals het nog steeds in de latijnse vertaling is te lezen: er is geen wijn. Er is alleen water. De wijn ontbreekt! Is dit een toespeling op het volgende verhaal dat Johannes ons in zijn evangelie vertelt: het verhaal over de tempelgereiniging? Waarin gezegd wordt: "Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!" Het ontbreekt er niet aan rituelen; maar is dat nu wel waar het om gaat? Of is dat een bruiloft zonder wijn?

En dan is daar in ons verhaal een vrouw. Haar naam wordt niet genoemd. Ze zegt: doet wat hij opdraagt. Misschien wel een herinnering aan de woorden waarmee de tora begint: "Hoor Israël": jullie moeten luisteren. En een reminiscentie aan wat de kinderen van Israël ooit beloofden (Exodus 24:7): "Alles wat de Heer gezegd heeft zullen we doen". Johannes noemt deze vrouw: de moeder van Jezus. Maar haar naam wordt niet genoemd. Nergens horen we bij Johannes Jezus' moeder bij name noemen: ook onder het kruis staan - zo vertelt ons Johannes - 'zijn moeder, met haar zuster Maria, de vrouw van Klopas, en Maria uit Magdala'. Suggereert Johannes hiermee, dat Jezus voortkomt uit het volk, waarmee God zich voor altijd heeft verbonden - net zoals een bruidegom met zijn bruid? Deze vrouw wijst ons de weg: "Alles wat hij je zal zeggen moeten jullie doen". Op de voorzijde van de liturgie staat een ikoon van de moeder Gods: dit type ikoon wordt in de traditie van de oosterse kerk 'de hodigitria' genoemd: zij die de weg wijst. De Moeder Gods (zoals zij in de oosterse kerk dan ook altijd wordt genoemd) wijst hier op het Christuskind: zij representeert zo het nieuwe Israël, de kerk; en hij is de weg, en de waarheid en het eeuwige leven.

Wij denken bij 'eeuwig leven' doorgaans aan een tijdsbegrip; want 'eeuwig' is: 'voor altijd'. Maar in de taal van de bijbel is 'eeuwig' vooral een kwaliteisbegrip. Vandaar dat psalmschrijvers kunnen spreken over 'eeuwigheden' (in het meervoud) en kunnen zeggen 'Ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God" (Ps. 90). Bedoeld zijn daarmee: goddelijke momenten; topervaringen; momenten waarop tijd en duur niet meer tellen. Waar het goddelijk Woord, Christus, wordt gedaan verandert alles op slag: verandert water in wijn. Wordt de Tora vervuld: worden de bekers tot de rand toe gevuld met de beste wijn. Wijn, vervaardigd van de druiven die de verspieders al meebrachten uit het beloofde land. Of, zoals het in een tora-commentaar staat: wijn die gemaakt is van de druiven uit het paradijs; druiven, die nog nooit geperst zijn. De tafelmeester weet niet waar de wijn vandaan komt. Net zomin als de evangelist weet van de Messias 'vanwaar hij komt'. Het enige wat de evangelist weet is (Joh. 1:16): "Uit zijn overvloed hebben wij alles mogen ontvangen - genade op genade".

Zó weeft de evangelist zijn verhaal, al associërend: op de derde dag was er een bruiloft; maar op het feest ontbreekt de wijn: steeds worden momenten weerspiegeld uit de lange Joodse verhaaltraditie - elementen uit het verhaal over Gods verbond met mensen, en waaraan het ontbreekt.

Waaraan ontbreekt het ons? Daarover zouden we nu kunnen mediteren. Dat is de vraag die zich aandient. Maar het is niet de enige vraag. Een andere vraag is: Wat wordt er bedoeld, als Jezus tegen de vrouw zegt: "Hoe heb ik het nu met u? Mijn tijd is nog niet gekomen". En zo worden er door dit verhaal nog wel meer vragen opgeworpen. Waarom is Jezus ter bruiloft geroepen? Wie worden bedoeld met de dienaars (diakenen), die wisten waar de wijn vandaan kwam - omdat zij het water hadden geschept?
Misschien wijst het verhaal ook wel een richting, waarin we antwoorden op deze vragen moeten zoeken. Het moge duidelijk zijn, dat je dit verhaal eigenlijk niet kunt begrijpen, zonder het vervolg in zijn geheel te lezen - zonder het totale weefsel van woorden erbij te betrekken. Het is eigenlijk een vreemde gewoonte van ons om elke zondag een paar regels uit een evangelie te overdenken. Eigenlijk zou je, steeds opnieuw, zo'n evangelie in zijn geheel moeten lezen. Pas dan kan helder worden wat de evangelist wil zeggen.

Als ik er toch iets over mag zeggen: bij Johannes gaat het om verandering: alles waar Jezus binnenkomt, verandert. Overal waar het Levende Woord wordt geboren en waar zijn tijd is gekomen. Zijn tijd: die begint daar waar mensen hem herkennen als het beeld van God. "Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien." Het is Johannes niet in de eerste plaats te doen om de historische gestalte van Jezus van Nazareth: het evangelie van Johannes draait om "opnieuw geboren worden" - zoals wordt uitgelegd in de ontmoeting met Nicodemus. Met een zijsprongetje naar Paulus zou je kunnen zeggen: 'niet ik, maar Christus in mij' - daar gaat het om. Eigenlijk is ieder mens geroepen om messias te zijn - geroepene ter bruiloft. De mensenzoon is gezonden om deze wereld te herinneren aan het feest, dat maar niet wil openbloeien: omdat de wijn ontbreekt. Mensen zijn vaak zó gericht op hun geluk, op hun toekomst, op de maakbaarheid van het bestaan... dat ze dreigen te vergeten dat ze het moeten hebben van wat hen wordt geschonken: bekers tot de rand toe gevuld. Gods liefde. Gods bereidheid om voorbij te zien aan al onze kleinmenselijkheid. Al onze tekorten. "Dit is mijn zoon, in wie ik behagen heb" - klinkt er uit de hemel als Jezus wordt gedoopt. Mogen we daarin niet de stem herkennen van een God die ook ons aller Vader is? Die ons heeft verwekt? Die ons heeft gedragen tot hier toe? En die ons toevertrouwt: Christus is de wijnstok: leef uit wat hij openbaart. Leef uit de momenten, waar God zich manifesteert.

Epifanie: dat betekent dat God zich laat zien. Waar laat God zich dan zien, zal iemand vragen. God laat zich zien daar waar we ruimte maken voor stilte. De doorleefde stilte is de bron van Godservaring. Martin Buber zegt: "Je kunt God niet zoeken, omdat er geen enkele plek is waar Hij niet te vinden is." Wij zeggen wel eens dat stilte moet ontstaan; maar: wanneer we zeggen dat stilte ontstaat hebben we het over iets dat er met ons gebeurt. We ontdekken dat er stilte is. De stilte, die er altijd is, werkt dan op ons in. Zelfs in de drukte van alledag kan de stilte worden ervaren. De stilte, die ons zegt: "Je bent er". Is dat niet de bron van alle verwondering? Van epifanie? Van het besef dat we gedragen worden door een grond, die we niet kunnen doorgronden?

Maar daar kan het niet bij blijven: we kunnen onmogelijk leven uit de stilte. Maar de stilte kan ons wel afstemmen op genade:
op het diepe besef van de rijkdom die ons is geschonken. "Kijk naar de leliën hoe ze zijn bekleed...; en kijk dan eens naar jezelf, hoe wonderbaarlijk je bent geweven. Alles wat je nodig hebt is onder handbereik.

Water is er voldoende: in alle woorden waarin gezegd wordt hoe het leven geleefd moet worden. Maar wijn? Het besef dat ons leven van Godswege is, geschonken, in bekers tot de rand toe gevuld met liefde: omdat God zich met ons heeft verbonden?

Hart van de stilte
ben jij,
licht in de ogen
van mensen
en dieren,
adem van planten,
licht van mijn licht,
licht dat mijn schaduw draagt
ook als ik het niet zie

jij die in de stilte
zwijgt
fluistert
spreekt
mij brengt bij mijn diepste naam
jij die in de stilte
alle leven omvat
en liefde wil

dat mijn leven
jou mag eerbiedigen
in alles jouw adem mag voelen
vol eerbied mag zijn.

(L. Marijnissen)

AMEN.


DE LEZINGEN:

I Korinthe 12

12:4 Er zijn verschillen in genadegaven,
maar het is dezelfde Geest;
12:5 er zijn verschillen in dienstbaarheden,
maar het is dezelfde Heer;
12:6 en er zijn verschillen in werkingen,
maar het is dezelfde God
die het alles bewerkt in allen;
12:7 maar aan ieder wordt de openbaring
van de Geest gegeven tot voordeel.
12:8 Want aan de een
wordt door de Geest gegeven
een woord van wijsheid,
maar aan de ander een woord van kennis
krachtens dezelfde Geest,
12:9 en aan weer een ander:
geloof door dezelfde Geest,
en aan weer een ander
genadegaven van genezingen
door de éne Geest;
12:10 aan de één werkingen van krachten,
aan een ander profetie,
aan een ander
onderscheidingen van geesten,
aan een ander soorten van talen,
aan een ander vertolking van talen;
12:11 maar dat alles bewerkt
één en dezelfde Geest,
die aan ieder in het bijzonder
verschillende gaven
toedeelt zoals hij het wil.

Uit het evangelie volgens Johannes

2:1 Op de derde dag geschiedt er
een bruiloft
te Kana in Galilea;
Jezus' moeder is daarbij.
2:2 Ter bruiloft geroepen is
ook Jezus
met zijn leerlingen.
2:3 De moeder van Jezus
zegt tot hem:
er is geen wijn!
[Et deficiente vino, dicit mater ad eum:
Vinum non habent]
2:4 Jezus zegt tot haar:
'hoe heb ik het nu met u, vrouwe?' (1 Kon. 17,18)
mijn uur is nog niet gekomen!
2:5 Zijn moeder zegt tot de bedienden:
wat hij u ook zegt, doet het!
2:6 Er zijn daar
zes stenen watervaten opgesteld geweest,
naar het reinigingsgebruik van de Judeeërs,
elk met een inhoud van
twee tot drie metreten.
2:7 Jezus zegt tot hen:
giet die watervaten vol met water!
Zij gieten ze vol tot bovenaan.
2:8 Hij zegt tot hen:
schept er nu wat uit
en brengt dat naar de tafelmeester!
Zij brengen het.
2:9 Zodra de tafelmeester het water proeft
dat wijn geworden is,
-en hij heeft niet geweten
vanwaar die was,
alleen de dienaars wisten het,
die het water hadden geschept-
roept de tafelmeester de bruidegom
2:10 en zegt hij tot hem:
iedere mens zet de goede wijn
éérst voor,
en wanneer ze flink gedronken hebben
de mindere;
maar jij hebt de goede wijn bewaard
tot daarnet!
2:11 Dit is het begin dat Jezus maakt
met de tekenen
te Kana in Galilea;
zo laat hij zijn glorie verschijnen en
komen zijn leerlingen tot geloof in hem.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2008.