De lezingen waren:
I Korinthe 12:4-11
Johannes 2:1-11
Het wijnwonder: het is niet eenvoudig om het evangelie van Johannes
te begrijpen. Dat komt omdat de evangelist zijn woorden
zorgvuldig kiest. Je moet de tekst bijna woord voor woord
overwegen, en steeds ontdekken wat erin meeklinkt.
"Op de derde dag" - zo begint het verhaal. Verwijst dit niet
terug naar het begin van het evangelie, waar we lezen: "In den
beginne was het woord..."? Is Johannes bezig met een nieuw
scheppingsverhaal? Op de derde dag zou dan de herinnering
oproepen aan de derde scheppingsdag, toen de wateren werden
verzameld, en de aarde bewoonbaar werd gemaakt. Of worden we
herinnerd aan de Sinaï: toen God op de derde dag afdaalde en
een verbond sloot met Mozes - een verbond dat op een huwelijk
lijkt? Misschien kijkt Johannes ook al wel vooruit naar Pasen
- de derde dag waarop Christus uit de dood werd gewekt. Het
moment, waarover Jezus al eens sprak toen hij zei, dat hij de
tempel in drie dagen zou herbouwen? Op de derde dag....
En dan gaat het ineens over zes kruiken: zes stenen watervaten.
Eén minder dan zeven. Kruiken die klaar staan voor het
reinigingsgebruik. Gaat het hier over wat vooraf gaat aan de sabbat:
de voorbereiding op de hoogtijdag? Wordt verwezen naar water waarmee
Johannes doopt: om af te wassen de onreinheid? En waarvan hij
zegt: "Ik doop met water, maar na mij zal er iemand komen die
met vuur zal dopen? Gaat het om de tora - die wel 'het water uit de rots'
wordt genoemd: om het goddelijk woord waarnaar geluisterd moet
worden, als we ons leven willen heiligen?
Water is er genoeg. Maar er is geen wijn.
In latere versies van ons verhaal heeft men ervan
gemaakt: er is geen wijn meer. Men stelde zich de bruiloft wat
al te realistisch voor: stel je voor, een feest, dat dagen
duurt en waar op enig moment de wijn opraakt. Ja, wat dan?
Maar in de oertekst heeft het waarschijnlijk anders gestaan:
daar stond waarschijnlijk, zoals het nog steeds in de latijnse
vertaling is te lezen: er is geen wijn. Er is alleen water. De
wijn ontbreekt! Is dit een toespeling op het volgende
verhaal dat Johannes ons in zijn evangelie vertelt: het
verhaal over de tempelgereiniging? Waarin gezegd wordt:
"Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!" Het
ontbreekt er niet aan rituelen; maar is dat nu wel waar het om
gaat? Of is dat een bruiloft zonder wijn?
En dan is daar in ons verhaal een vrouw. Haar naam wordt niet
genoemd. Ze zegt: doet wat hij opdraagt. Misschien wel een
herinnering aan de woorden waarmee de tora begint: "Hoor
Israël": jullie moeten luisteren. En een reminiscentie aan wat
de kinderen van Israël ooit beloofden (Exodus 24:7): "Alles
wat de Heer gezegd heeft zullen we doen". Johannes noemt deze
vrouw: de moeder van Jezus. Maar haar naam wordt niet genoemd.
Nergens horen we bij Johannes Jezus' moeder bij name noemen:
ook onder het kruis staan - zo vertelt ons Johannes - 'zijn
moeder, met haar zuster Maria, de vrouw van Klopas, en Maria
uit Magdala'. Suggereert Johannes hiermee, dat Jezus voortkomt
uit het volk, waarmee God zich voor altijd heeft verbonden - net
zoals een bruidegom met zijn bruid? Deze vrouw wijst ons
de weg: "Alles wat hij je zal zeggen moeten jullie doen". Op
de voorzijde van de liturgie staat een ikoon van de moeder
Gods: dit type ikoon wordt in de traditie van de oosterse kerk
'de hodigitria' genoemd: zij die de weg wijst. De Moeder Gods
(zoals zij in de oosterse kerk dan ook altijd wordt genoemd)
wijst hier op het Christuskind: zij representeert zo het
nieuwe Israël, de kerk; en hij is de weg, en de waarheid en
het eeuwige leven.
Wij denken bij 'eeuwig leven' doorgaans aan een tijdsbegrip;
want 'eeuwig' is: 'voor altijd'. Maar in de taal van de bijbel
is 'eeuwig' vooral een kwaliteisbegrip. Vandaar dat
psalmschrijvers kunnen spreken over 'eeuwigheden' (in het
meervoud) en kunnen zeggen 'Ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid
zijt Gij God" (Ps. 90). Bedoeld zijn daarmee: goddelijke
momenten; topervaringen; momenten waarop tijd en duur niet
meer tellen. Waar het goddelijk Woord, Christus, wordt gedaan
verandert alles op slag: verandert water in wijn. Wordt de
Tora vervuld: worden de bekers tot de rand toe gevuld met de
beste wijn. Wijn, vervaardigd van de druiven die de
verspieders al meebrachten uit het beloofde land. Of, zoals
het in een tora-commentaar staat: wijn die gemaakt is van de
druiven uit het paradijs; druiven, die nog nooit geperst zijn. De
tafelmeester weet niet waar de wijn vandaan komt. Net zomin
als de evangelist weet van de Messias 'vanwaar hij komt'. Het
enige wat de evangelist weet is (Joh. 1:16): "Uit zijn
overvloed hebben wij alles mogen ontvangen - genade op
genade".
Zó weeft de evangelist zijn verhaal, al associërend: op de
derde dag was er een bruiloft; maar op het feest ontbreekt de
wijn: steeds worden momenten weerspiegeld uit de lange Joodse
verhaaltraditie - elementen uit het verhaal over Gods verbond
met mensen, en waaraan het ontbreekt.
Waaraan ontbreekt het ons? Daarover zouden we nu kunnen
mediteren. Dat is de vraag die zich aandient. Maar het is niet
de enige vraag. Een andere vraag is: Wat wordt er bedoeld, als
Jezus tegen de vrouw zegt: "Hoe heb ik het nu met u? Mijn tijd
is nog niet gekomen". En zo worden er door dit verhaal nog wel
meer vragen opgeworpen. Waarom is Jezus ter bruiloft geroepen?
Wie worden bedoeld met de dienaars (diakenen), die wisten waar
de wijn vandaan kwam - omdat zij het water hadden geschept?
Misschien wijst het verhaal ook wel een richting, waarin we
antwoorden op deze vragen moeten zoeken. Het moge duidelijk
zijn, dat je dit verhaal eigenlijk niet kunt begrijpen, zonder
het vervolg in zijn geheel te lezen - zonder het totale
weefsel van woorden erbij te betrekken. Het is eigenlijk een
vreemde gewoonte van ons om elke zondag een paar regels uit
een evangelie te overdenken. Eigenlijk zou je, steeds opnieuw,
zo'n evangelie in zijn geheel moeten lezen. Pas dan kan helder
worden wat de evangelist wil zeggen.
Als ik er toch iets over mag zeggen: bij Johannes gaat het om
verandering: alles waar Jezus binnenkomt, verandert. Overal
waar het Levende Woord wordt geboren en waar zijn tijd is
gekomen. Zijn tijd: die begint daar waar mensen hem herkennen
als het beeld van God. "Wie mij gezien heeft, heeft de Vader
gezien." Het is Johannes niet in de eerste plaats te doen om
de historische gestalte van Jezus van Nazareth: het evangelie
van Johannes draait om "opnieuw geboren worden" - zoals wordt
uitgelegd in de ontmoeting met Nicodemus. Met een
zijsprongetje naar Paulus zou je kunnen zeggen: 'niet ik, maar
Christus in mij' - daar gaat het om. Eigenlijk is ieder mens
geroepen om messias te zijn - geroepene ter bruiloft. De
mensenzoon is gezonden om deze wereld te herinneren aan het
feest, dat maar niet wil openbloeien: omdat de wijn ontbreekt.
Mensen zijn vaak zó gericht op hun geluk, op hun toekomst, op
de maakbaarheid van het bestaan... dat ze dreigen te vergeten
dat ze het moeten hebben van wat hen wordt geschonken: bekers
tot de rand toe gevuld. Gods liefde. Gods bereidheid om
voorbij te zien aan al onze kleinmenselijkheid. Al onze
tekorten. "Dit is mijn zoon, in wie ik behagen heb" - klinkt
er uit de hemel als Jezus wordt gedoopt. Mogen we daarin niet
de stem herkennen van een God die ook ons aller Vader is? Die
ons heeft verwekt? Die ons heeft gedragen tot hier toe? En die
ons toevertrouwt: Christus is de wijnstok: leef uit wat hij
openbaart. Leef uit de momenten, waar God zich manifesteert.
Epifanie: dat betekent dat God zich laat zien. Waar laat God
zich dan zien, zal iemand vragen. God laat zich zien daar waar
we ruimte maken voor stilte. De doorleefde stilte is de bron
van Godservaring. Martin Buber zegt: "Je kunt God niet zoeken,
omdat er geen enkele plek is waar Hij niet te vinden is." Wij
zeggen wel eens dat stilte moet ontstaan; maar: wanneer we
zeggen dat stilte ontstaat hebben we het over iets dat er met
ons gebeurt. We ontdekken dat er stilte is. De stilte, die er
altijd is, werkt dan op ons in. Zelfs in de drukte van alledag
kan de stilte worden ervaren. De stilte, die ons zegt: "Je
bent er". Is dat niet de bron van alle verwondering? Van
epifanie? Van het besef dat we gedragen worden door een grond,
die we niet kunnen doorgronden?
Maar daar kan het niet bij blijven: we kunnen onmogelijk leven
uit de stilte. Maar de stilte kan ons wel afstemmen op genade:
op het diepe besef van de rijkdom die ons is geschonken. "Kijk
naar de leliën hoe ze zijn bekleed...; en kijk dan eens naar
jezelf, hoe wonderbaarlijk je bent geweven. Alles wat je nodig
hebt is onder handbereik.
Water is er voldoende: in alle woorden waarin gezegd wordt hoe
het leven geleefd moet worden. Maar wijn? Het besef dat ons
leven van Godswege is, geschonken, in bekers tot de rand toe
gevuld met liefde: omdat God zich met ons heeft verbonden?
Hart van de stilte
ben jij,
licht in de ogen
van mensen
en dieren,
adem van planten,
licht van mijn licht,
licht dat mijn schaduw draagt
ook als ik het niet zie
jij die in de stilte
zwijgt
fluistert
spreekt
mij brengt bij mijn diepste naam
jij die in de stilte
alle leven omvat
en liefde wil
dat mijn leven
jou mag eerbiedigen
in alles jouw adem mag voelen
vol eerbied mag zijn.
(L. Marijnissen)
AMEN.
DE LEZINGEN:
I Korinthe 12
12:4 Er zijn verschillen in genadegaven,
maar het is dezelfde Geest;
12:5 er zijn verschillen in dienstbaarheden,
maar het is dezelfde Heer;
12:6 en er zijn verschillen in werkingen,
maar het is dezelfde God
die het alles bewerkt in allen;
12:7 maar aan ieder wordt de openbaring
van de Geest gegeven tot voordeel.
12:8 Want aan de een
wordt door de Geest gegeven
een woord van wijsheid,
maar aan de ander een woord van kennis
krachtens dezelfde Geest,
12:9 en aan weer een ander:
geloof door dezelfde Geest,
en aan weer een ander
genadegaven van genezingen
door de éne Geest;
12:10 aan de één werkingen van krachten,
aan een ander profetie,
aan een ander
onderscheidingen van geesten,
aan een ander soorten van talen,
aan een ander vertolking van talen;
12:11 maar dat alles bewerkt
één en dezelfde Geest,
die aan ieder in het bijzonder
verschillende gaven
toedeelt zoals hij het wil.
Uit het evangelie volgens Johannes
2:1 Op de derde dag geschiedt er
een bruiloft
te Kana in Galilea;
Jezus' moeder is daarbij.
2:2 Ter bruiloft geroepen is
ook Jezus
met zijn leerlingen.
2:3 De moeder van Jezus
zegt tot hem:
er is geen wijn!
[Et deficiente vino, dicit mater ad eum:
Vinum non habent]
2:4 Jezus zegt tot haar:
'hoe heb ik het nu met u, vrouwe?' (1 Kon. 17,18)
mijn uur is nog niet gekomen!
2:5 Zijn moeder zegt tot de bedienden:
wat hij u ook zegt, doet het!
2:6 Er zijn daar
zes stenen watervaten opgesteld geweest,
naar het reinigingsgebruik van de Judeeërs,
elk met een inhoud van
twee tot drie metreten.
2:7 Jezus zegt tot hen:
giet die watervaten vol met water!
Zij gieten ze vol tot bovenaan.
2:8 Hij zegt tot hen:
schept er nu wat uit
en brengt dat naar de tafelmeester!
Zij brengen het.
2:9 Zodra de tafelmeester het water proeft
dat wijn geworden is,
-en hij heeft niet geweten
vanwaar die was,
alleen de dienaars wisten het,
die het water hadden geschept-
roept de tafelmeester de bruidegom
2:10 en zegt hij tot hem:
iedere mens zet de goede wijn
éérst voor,
en wanneer ze flink gedronken hebben
de mindere;
maar jij hebt de goede wijn bewaard
tot daarnet!
2:11 Dit is het begin dat Jezus maakt
met de tekenen
te Kana in Galilea;
zo laat hij zijn glorie verschijnen en
komen zijn leerlingen tot geloof in hem.
Terug naar het begin van deze pagina