"De opwekking van Lazarus", ikoon uit eigen atelier, © Kerkwinkel Koinonia. |
![]() |
"Er was iemand ziek..."
(Johannes 11:1)
In de tekst van de evangelielezing heb ik voor u drie korte
gedeelten onderstreept: zó wordt in één oogopslag duidelijk
wat Johannes ons wil laten weten: "Wie in Jezus gelooft zal
leven." Want hij is het leven. Omgekeerd: zonder dit geloof is
ons bestaan even uitzichtloos als de dood, en verdient 't het
niet om leven te worden genoemd.
"Er was iemand ziek...": zo begint Johannes het verhaal. Een
prachtig verhaal - dit verhaal over Lazarus. Maar, zoals
zoveel verhalen die Johannes vertelt, is ook dit verhaal niet
gemakkelijk om te begrijpen. Misschien komt dat wel omdat hij
het geschreven heeft voor mensen die thuis waren in de bijbel:
mensen, die in de woordkeuze en de zinswendingen onmiddellijk
andere teksten hoorden meeklinken: teksten uit de psalmen; de
uittochtverhalen; uit profetiën; en niet te vergeten: teksten
zoals die elders in dit evangelie te vinden zijn. Want het
verhaal over Lazarus wijst ook duidelijk vooruit naar wat er
in Jeruzalem met Jezus zal gebeuren: 'Ik heb je toch gezegd
dat je Gods grootheid zult zien, als je gelooft?' Dat zijn
woorden die verwijzen naar het Paasmysterie.
Het gaat in dit verhaal om een levensbedreigende ziekte. Maar
we doen we er goed aan om dit niet al te letterlijk te nemen.
Want feitelijk gaat het hier om het levensgeheim. Wij zouden
natuurlijk graag precies weten om wat voor een ziekte het
gaat. Maar daar kunnen we alleen naar raden. Alhoewel: een
andere evangelist kan ons op weg helpen: Lucas (cap. 16). Want
ook Lucas brengt Lazarus ter sprake.
Van Lucas horen we dat Lazarus in de hemel is; we treffen hem
daar aan zittend bij Abraham; en dat wekt de jaloezie op van
een rijke man, die het daar in de hemel minder goed heeft
getroffen. Het ziet ernaar uit dat in de hemel de rollen zijn
omgekeerd. Psalm 73 beschrijft hoe een arme man zoals Lazarus,
zijn armoede ervaart. De arme die in deze psalm aan het woord
komt zegt: "Ik ben jaloers op hen - op die rijken - als ik zie
hoe goed het deze boze mensen vergaat; gebrek kennen ze niet;
hun lichaam is gezond en weldoorvoed; anderen moeten zwoegen,
maar zij niet; trots is hun halssieraad; het volk loopt met
hen weg, en slurpt hun woorden in als water. En dan zeggen ze
nog: wat deert het God?" Tot zover de psalm. Lucas schrijft
dat het God weldegelijk iets doet: hij vertelt immers, dat in
de hemel de rollen zijn omgekeerd? En in de bergrede bij
Mattheùs lezen we dat Jezus zou hebben gezegd: zalig de armen
van geest want zij zullen het koninkrijk van God zien. Tegen
alle verwachtingen in. De boodschap van Jezus lijkt volstrekt
paradoxaal - en klinkt ons misschien ook wel ongeloofwaardig
in de oren.
We zouden de ziekte van Lazarus kunnen typeren als: onvrede
met het bestaan; als de opstandigheid tegen het onrecht; als
de deceptie in het leven die mensen doet verzuchten: dit is
toch geen leven! En: het kan niet anders of er is geen God!
"Was het mij beter gegaan
als ik niet had gedacht,
niet had verwacht dat u was?" -
schreef Lloyd Haft toen hij de eerste psalm hertaalde.
Was het beter geweest,
als ik had gezegd:
Er is geen God?"
Over die problematiek gaat het in het Lazarusverhaal.
Het verhaal, zoals Johannes dat vertelt, gaat over iemand die
gedesillusioneerd is; over iemand die niet bij machte is om de
droom waaruit hij kon leven vast te houden. Het gaat over
iemand, die van zijn geloof afvalt bij het zien van wat er
gebeurt. Jezus was bij hem te gast, maar werd bijna gelynched.
En slaat dan op de vlucht. Hoe bestaat het: iemand die zó
begaan is met het lot van medemensen; die niemand kwaad doet;
iemand die als geen ander opkomt voor recht en gerechtigheid.
Lazarus had, net als vele anderen, al zijn hoop op Jezus
gevestigd.
Als Jezus hoort wat er met Lazarus aan de hand is, gaat hij
niet meteen terug. Hij wacht een paar dagen. Johannes maakt er
een schitterend verhaal van: waarin hij ons probeert duidelijk
te maken dat er geduld nodig is en volharding om te zien hoe
Gods heil gerealiseerd wordt. Om bevestigd te krijgen dat waar
Jezus voor staat niet anders is dan een universele waarheid.
"Alleen tegen de stroom inzwemmend bereiken we de hemelpoort",
luidt een Chinees spreekwoord. Jezus verwoordt het anders:
"Wie in mij gelooft zal leven - ook wanneer hij sterft". Maar
om de waarheid hiervan te kunnen beamen is het wel nodig om
Jezus te volgen op zijn weg naar Golgotha.
Matteùs heeft deze zelfde waarheid op het oog, wanneer hij
schrijft over het zaad: dat eerst moet sterven om veelvoudig
vrucht te kunnen voortbrengen. Het is een universele wet, die
daaruit bestaat dat deze wereld met haar hang naar rijkdom,
macht, welvaart, kennis en bezit vijandig staat tegenover al
de profeten, die laten zien wat van al dat streven de
keerzijde is. Niet voor niets heeft Jezus het over Jeruzalem,
dat zijn profeten vermoordt. De blindheid van deze wereld kan
alleen aan het licht komen - hoe tragisch het ook is - door
oog te hebben voor degenen die moeten lijden ter wille van de
gerechtigheid.
Ook Jezus kan dit lot onmogelijk ontgaan. Hij is dan ook niet
gekruisigd omdat hij mooie gelijkenissen vertelt; hij roept
weerstand op omdat hij de waarheid representeert. Zijn
pretentie is dat hij leeft, zoals het de mens past vanaf de
schepping: als een mens die God de plaats geeft die Hem
toekomt en die vervuld is van de liefde voor deze wereld alsof
hij die wereld zelf had geschapen. Door vanuit die liefde te
leven lijkt de zoon op de God, die Jezus zijn Vader noemt: is
hij zijn sprekende gelijkenis. "Wie mij gezien heeft heeft de
Vader gezien!" Dat zijn woorden van iemand die de pretentie
heeft God zèlf present te stellen.
Vandaar dan ook dat hij kan zeggen: "Wie in mij gelooft zal leven,
ook wanneer hij sterft". "Geloof je dat?", vraagt hij aan
Marta.
==============
Als zoekende mensen lijken wij op het volk Israël, dat door
Mozes werd bevrijd uit Egypte - uit het land van verslaving.
Om uit het land van verslaving bevrijd te kunnen worden was er
een Mozes nodig - van wie in Deuteronomium wordt gezegd, dat
hij God kende - omdat God met hem omging als met een vriend.
Dat beeld heeft Johannes in gedachte wanneer hij zijn
evangelie schrijft: Jezus is meer dan een Mozes. Jezus kent
God van aangezicht tot aangezicht, ja hij ìs niet allen Gods
vriend, maar zijn Zoon: de sprekende gelijkenis. Geschapen
naar Gods beeld. Dat is wat de evangelist Johannes ons
voorhoudt: "De wet is door Mozes gegeven, maar de goedheid en
waarheid zijn met Jezus Christus gekomen" Aldus Johannes 1:17.
Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf
God is heeft hem doen kennen." (Johannes 1:18)
Onder leiding van Mozes was het volk Israël onderweg naar het
beloofde land. In het nieuwe testament heet dit land Gods
koninkrijk. Misschien kom je daar alleen, wanneer je het
volhoudt om tegen de stroom in te zwemmen. Maar is dat wel te
realiseren? Kan een mens dat volhouden? Of knap je daar, net
als Lazarus, uiteindelijk op af?
"Als je in mij gelooft" zegt Jezus tegen Marta, "zul je Gods
grootheid zien". Maar daarvoor is het wèl nodig om Jezus te
volgen tot aan het bittere einde - tot aan Golgotha - waar die
woorden klinken: "Het is volbracht". Alleen wie er daar bij
zijn zien de waarheid, van wat Ida Gerhardt eens verwoordde:
De liefde bidt voor wie
niet weten wat zij doen:
gekruisigd blijft zij stil
voor wie de hamer heft.
En na de sabbath keert
zij tot de treurenden,
verrezen uit het graf
wandelt zij in de hof.
Onherkend zit zij aan,
met hen, met u, met mij
te Emmaùs, tot het brood
door Hem gebroken wordt.
(Ida Gerhardt)
"Maar ook zij, die erbij waren vroegen zich af, wat dat toch
zou kunnen betekenen: opstaan uit de dood?" (Cf. Marcus 9:10).
Pas na de Goede Vrijdag werd het Pasen, en Pinksteren.
AMEN.
DE LEZING:
Johannes 11:1-44
1 Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp
waar Maria en haar zuster Marta woonden - 2 dat was de Maria
die Jezus met olie gezalfd heeft en zijn voeten met haar haar
heeft afgedroogd; de zieke Lazarus was haar broer. 3 De
zusters stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: 'Heer, uw
vriend is ziek.' 4 Toen Jezus dit hoorde zei hij: 'Deze ziekte
loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de
Zoon van God geëerd zal worden.' 5 Jezus hield veel van Marta
en haar zuster, en van Lazarus. 6 Maar toen hij gehoord had
dat Lazarus ziek was, bleef hij toch nog twee dagen waar hij
was. 7 Daarna zei hij tegen zijn leerlingen: 'Laten we
teruggaan naar Judea.' 8 'Maar rabbi,' protesteerden de
leerlingen, 'de Joden wilden u stenigen, en nu wilt u daar
toch weer naartoe?' 9 Jezus zei: 'Telt een dag niet twaalf
uren? Wie overdag loopt, struikelt niet, want hij ziet het
licht van deze wereld, 10 maar wie 's nachts loopt, struikelt
doordat hij geen licht heeft.' 11 Nadat hij dat gezegd had zei
hij: 'Onze vriend Lazarus is ingeslapen, ik ga hem wakker
maken.' 12 De leerlingen zeiden: 'Als hij slaapt, zal hij wel
beter worden, Heer.' 13 Zij dachten dat hij het over slapen
had, terwijl Jezus bedoelde dat hij gestorven was. 14 Toen zei
hij hun ronduit: 'Lazarus is gestorven, 15 en om jullie ben ik
blij dat ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof
komen. Laten we dan nu naar hem toe gaan.' 16 Tomas (dat
betekent 'tweeling') zei tegen de anderen: 'Laten ook wij maar
gaan, om met hem te sterven.' 17 Toen Jezus daar aankwam,
hoorde hij dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. 18
Betanië lag dicht bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer
vijftien stadie, 19 en er waren dan ook veel Joden naar Marta
en Maria gekomen om hen te troosten nu hun broer gestorven
was. 20 Toen Marta hoorde dat Jezus onderweg was ging ze hem
tegemoet, terwijl Maria thuisbleef. 21 Marta zei tegen Jezus:
'Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven
zijn. 22 Maar zelfs nu weet ik dat God u alles zal geven wat u
vraagt.' 23 Jezus zei: 'Je broer zal uit de dood opstaan.' 24
'Ja,' zei Marta, 'ik weet dat hij bij de opstanding op de
laatste dag zal opstaan.' 25 Maar Jezus zei: 'Ik ben de
opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook
wanneer hij sterft, 26 en ieder die leeft en in mij gelooft
zal nooit sterven. Geloof je dat?' 27 'Ja Heer,' zei ze, 'ik
geloof dat u de messias bent, de Zoon van God die naar de
wereld zou komen.' 28 Na deze woorden ging ze terug, ze nam
haar zuster Maria apart en zei: 'De meester is er, en hij
vraagt naar je.' 29 Zodra Maria dit hoorde ging ze naar Jezus
toe, 30 die nog niet in het dorp was, maar op de plek waar
Marta hem tegemoet was gekomen. 31 Toen de Joden die bij haar
in huis waren om haar te troosten, Maria zo haastig zagen
weggaan, liepen ze achter haar aan, want ze dachten dat ze
naar het graf ging om daar te weeklagen. 32 Zodra Maria op de
plek kwam waar Jezus was en hem zag, viel ze aan zijn voeten
neer. Ze zei: 'Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer
niet gestorven zijn!' 33 Jezus zag hoe zij en de Joden die bij
haar waren weeklaagden, en dat ergerde hem. Diep bewogen 34
vroeg hij: 'Waar hebben jullie hem neergelegd?' Ze zeiden:
'Kom maar kijken, Heer.' 35 Jezus begon ook te huilen, 36 en
de Joden zeiden: 'Wat heeft hij veel van hem gehouden!' 37
Maar er werd ook gezegd: 'Hij heeft de ogen van een blinde
geopend, hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen
voorkomen?' 38 Ook dit ergerde Jezus. Hij liep naar het graf,
een spelonk met een steen voor de opening. 39 Hij zei: 'Haal
de steen weg.' Marta, de zuster van de dode, zei: 'Maar Heer,
de stank! Hij ligt er al vier dagen!' 40 Jezus zei tegen haar:
'Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je
gelooft?' 41 Toen haalden ze de steen weg. Daarop keek hij
omhoog en zei: 'Vader, ik dank u dat u mij hebt verhoord. 42 U
verhoort mij altijd, dat weet ik, maar ik zeg dit ter wille
van al die mensen hier, opdat ze zullen geloven dat u mij
gezonden hebt.' 43 Daarna riep hij: 'Lazarus, kom naar
buiten!' 44 De dode kwam tevoorschijn, zijn handen en voeten
in linnen gewikkeld, en zijn gezicht bedekt door een doek.
Jezus zei tegen de omstanders: 'Maak de doeken los, en laat
hem gaan.'
Terug naar het begin van deze pagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2008.