"De opwekking van Lazarus",
ikoon uit eigen atelier,
© Kerkwinkel Koinonia.

Preek gehouden tijdens de dienst van de Doopsgezind-Remonstrantse Gemeente te Deventer op zondag, 9 maart 2008
De lezing was:
Johannes 11:1-44

"Er was iemand ziek..."
                     (Johannes 11:1)

In de tekst van de evangelielezing heb ik voor u drie korte gedeelten onderstreept: zó wordt in één oogopslag duidelijk wat Johannes ons wil laten weten: "Wie in Jezus gelooft zal leven." Want hij is het leven. Omgekeerd: zonder dit geloof is ons bestaan even uitzichtloos als de dood, en verdient 't het niet om leven te worden genoemd.

"Er was iemand ziek...": zo begint Johannes het verhaal. Een prachtig verhaal - dit verhaal over Lazarus. Maar, zoals zoveel verhalen die Johannes vertelt, is ook dit verhaal niet gemakkelijk om te begrijpen. Misschien komt dat wel omdat hij het geschreven heeft voor mensen die thuis waren in de bijbel: mensen, die in de woordkeuze en de zinswendingen onmiddellijk andere teksten hoorden meeklinken: teksten uit de psalmen; de uittochtverhalen; uit profetiën; en niet te vergeten: teksten zoals die elders in dit evangelie te vinden zijn. Want het verhaal over Lazarus wijst ook duidelijk vooruit naar wat er in Jeruzalem met Jezus zal gebeuren: 'Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien, als je gelooft?' Dat zijn woorden die verwijzen naar het Paasmysterie.

Het gaat in dit verhaal om een levensbedreigende ziekte. Maar we doen we er goed aan om dit niet al te letterlijk te nemen. Want feitelijk gaat het hier om het levensgeheim. Wij zouden natuurlijk graag precies weten om wat voor een ziekte het gaat. Maar daar kunnen we alleen naar raden. Alhoewel: een andere evangelist kan ons op weg helpen: Lucas (cap. 16). Want ook Lucas brengt Lazarus ter sprake.

Van Lucas horen we dat Lazarus in de hemel is; we treffen hem daar aan zittend bij Abraham; en dat wekt de jaloezie op van een rijke man, die het daar in de hemel minder goed heeft getroffen. Het ziet ernaar uit dat in de hemel de rollen zijn omgekeerd. Psalm 73 beschrijft hoe een arme man zoals Lazarus, zijn armoede ervaart. De arme die in deze psalm aan het woord komt zegt: "Ik ben jaloers op hen - op die rijken - als ik zie hoe goed het deze boze mensen vergaat; gebrek kennen ze niet; hun lichaam is gezond en weldoorvoed; anderen moeten zwoegen, maar zij niet; trots is hun halssieraad; het volk loopt met hen weg, en slurpt hun woorden in als water. En dan zeggen ze nog: wat deert het God?" Tot zover de psalm. Lucas schrijft dat het God weldegelijk iets doet: hij vertelt immers, dat in de hemel de rollen zijn omgekeerd? En in de bergrede bij Mattheùs lezen we dat Jezus zou hebben gezegd: zalig de armen
van geest want zij zullen het koninkrijk van God zien. Tegen alle verwachtingen in. De boodschap van Jezus lijkt volstrekt paradoxaal - en klinkt ons misschien ook wel ongeloofwaardig in de oren.

We zouden de ziekte van Lazarus kunnen typeren als: onvrede met het bestaan; als de opstandigheid tegen het onrecht; als de deceptie in het leven die mensen doet verzuchten: dit is toch geen leven! En: het kan niet anders of er is geen God! "Was het mij beter gegaan
als ik niet had gedacht,
niet had verwacht dat u was?" -
schreef Lloyd Haft toen hij de eerste psalm hertaalde.
Was het beter geweest,
als ik had gezegd:
Er is geen God?"
Over die problematiek gaat het in het Lazarusverhaal.

Het verhaal, zoals Johannes dat vertelt, gaat over iemand die gedesillusioneerd is; over iemand die niet bij machte is om de droom waaruit hij kon leven vast te houden. Het gaat over iemand, die van zijn geloof afvalt bij het zien van wat er gebeurt. Jezus was bij hem te gast, maar werd bijna gelynched. En slaat dan op de vlucht. Hoe bestaat het: iemand die zó begaan is met het lot van medemensen; die niemand kwaad doet; iemand die als geen ander opkomt voor recht en gerechtigheid. Lazarus had, net als vele anderen, al zijn hoop op Jezus gevestigd.

Als Jezus hoort wat er met Lazarus aan de hand is, gaat hij niet meteen terug. Hij wacht een paar dagen. Johannes maakt er een schitterend verhaal van: waarin hij ons probeert duidelijk te maken dat er geduld nodig is en volharding om te zien hoe Gods heil gerealiseerd wordt. Om bevestigd te krijgen dat waar Jezus voor staat niet anders is dan een universele waarheid.
"Alleen tegen de stroom inzwemmend bereiken we de hemelpoort", luidt een Chinees spreekwoord. Jezus verwoordt het anders: "Wie in mij gelooft zal leven - ook wanneer hij sterft". Maar om de waarheid hiervan te kunnen beamen is het wel nodig om Jezus te volgen op zijn weg naar Golgotha.

Matteùs heeft deze zelfde waarheid op het oog, wanneer hij schrijft over het zaad: dat eerst moet sterven om veelvoudig vrucht te kunnen voortbrengen. Het is een universele wet, die daaruit bestaat dat deze wereld met haar hang naar rijkdom, macht, welvaart, kennis en bezit vijandig staat tegenover al de profeten, die laten zien wat van al dat streven de keerzijde is. Niet voor niets heeft Jezus het over Jeruzalem, dat zijn profeten vermoordt. De blindheid van deze wereld kan alleen aan het licht komen - hoe tragisch het ook is - door oog te hebben voor degenen die moeten lijden ter wille van de gerechtigheid.

Ook Jezus kan dit lot onmogelijk ontgaan. Hij is dan ook niet gekruisigd omdat hij mooie gelijkenissen vertelt; hij roept weerstand op omdat hij de waarheid representeert. Zijn pretentie is dat hij leeft, zoals het de mens past vanaf de schepping: als een mens die God de plaats geeft die Hem toekomt en die vervuld is van de liefde voor deze wereld alsof hij die wereld zelf had geschapen. Door vanuit die liefde te leven lijkt de zoon op de God, die Jezus zijn Vader noemt: is hij zijn sprekende gelijkenis. "Wie mij gezien heeft heeft de Vader gezien!" Dat zijn woorden van iemand die de pretentie heeft God zèlf present te stellen.

Vandaar dan ook dat hij kan zeggen: "Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft". "Geloof je dat?", vraagt hij aan Marta.

==============

Als zoekende mensen lijken wij op het volk Israël, dat door Mozes werd bevrijd uit Egypte - uit het land van verslaving. Om uit het land van verslaving bevrijd te kunnen worden was er een Mozes nodig - van wie in Deuteronomium wordt gezegd, dat hij God kende - omdat God met hem omging als met een vriend. Dat beeld heeft Johannes in gedachte wanneer hij zijn evangelie schrijft: Jezus is meer dan een Mozes. Jezus kent God van aangezicht tot aangezicht, ja hij ìs niet allen Gods vriend, maar zijn Zoon: de sprekende gelijkenis. Geschapen naar Gods beeld. Dat is wat de evangelist Johannes ons voorhoudt: "De wet is door Mozes gegeven, maar de goedheid en waarheid zijn met Jezus Christus gekomen" Aldus Johannes 1:17.
Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is heeft hem doen kennen." (Johannes 1:18)

Onder leiding van Mozes was het volk Israël onderweg naar het beloofde land. In het nieuwe testament heet dit land Gods koninkrijk. Misschien kom je daar alleen, wanneer je het volhoudt om tegen de stroom in te zwemmen. Maar is dat wel te realiseren? Kan een mens dat volhouden? Of knap je daar, net als Lazarus, uiteindelijk op af?

"Als je in mij gelooft" zegt Jezus tegen Marta, "zul je Gods grootheid zien". Maar daarvoor is het wèl nodig om Jezus te volgen tot aan het bittere einde - tot aan Golgotha - waar die woorden klinken: "Het is volbracht". Alleen wie er daar bij zijn zien de waarheid, van wat Ida Gerhardt eens verwoordde:

    De liefde bidt voor wie
    niet weten wat zij doen:
    gekruisigd blijft zij stil
    voor wie de hamer heft.

    En na de sabbath keert
    zij tot de treurenden,
    verrezen uit het graf
    wandelt zij in de hof.

    Onherkend zit zij aan,
    met hen, met u, met mij
    te Emmaùs, tot het brood
    door Hem gebroken wordt.

            (Ida Gerhardt)

"Maar ook zij, die erbij waren vroegen zich af, wat dat toch zou kunnen betekenen: opstaan uit de dood?" (Cf. Marcus 9:10). Pas na de Goede Vrijdag werd het Pasen, en Pinksteren.

AMEN.


DE LEZING:
Johannes 11:1-44

1 Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp waar Maria en haar zuster Marta woonden - 2 dat was de Maria die Jezus met olie gezalfd heeft en zijn voeten met haar haar heeft afgedroogd; de zieke Lazarus was haar broer. 3 De zusters stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: 'Heer, uw vriend is ziek.' 4 Toen Jezus dit hoorde zei hij: 'Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden.' 5 Jezus hield veel van Marta en haar zuster, en van Lazarus. 6 Maar toen hij gehoord had dat Lazarus ziek was, bleef hij toch nog twee dagen waar hij was. 7 Daarna zei hij tegen zijn leerlingen: 'Laten we teruggaan naar Judea.' 8 'Maar rabbi,' protesteerden de leerlingen, 'de Joden wilden u stenigen, en nu wilt u daar toch weer naartoe?' 9 Jezus zei: 'Telt een dag niet twaalf uren? Wie overdag loopt, struikelt niet, want hij ziet het licht van deze wereld, 10 maar wie 's nachts loopt, struikelt doordat hij geen licht heeft.' 11 Nadat hij dat gezegd had zei hij: 'Onze vriend Lazarus is ingeslapen, ik ga hem wakker maken.' 12 De leerlingen zeiden: 'Als hij slaapt, zal hij wel beter worden, Heer.' 13 Zij dachten dat hij het over slapen had, terwijl Jezus bedoelde dat hij gestorven was. 14 Toen zei hij hun ronduit: 'Lazarus is gestorven, 15 en om jullie ben ik blij dat ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen. Laten we dan nu naar hem toe gaan.' 16 Tomas (dat betekent 'tweeling') zei tegen de anderen: 'Laten ook wij maar gaan, om met hem te sterven.' 17 Toen Jezus daar aankwam, hoorde hij dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. 18 Betanië lag dicht bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadie, 19 en er waren dan ook veel Joden naar Marta en Maria gekomen om hen te troosten nu hun broer gestorven was. 20 Toen Marta hoorde dat Jezus onderweg was ging ze hem tegemoet, terwijl Maria thuisbleef. 21 Marta zei tegen Jezus: 'Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn. 22 Maar zelfs nu weet ik dat God u alles zal geven wat u vraagt.' 23 Jezus zei: 'Je broer zal uit de dood opstaan.' 24 'Ja,' zei Marta, 'ik weet dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan.' 25 Maar Jezus zei: 'Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, 26 en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?' 27 'Ja Heer,' zei ze, 'ik geloof dat u de messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.' 28 Na deze woorden ging ze terug, ze nam haar zuster Maria apart en zei: 'De meester is er, en hij vraagt naar je.' 29 Zodra Maria dit hoorde ging ze naar Jezus toe, 30 die nog niet in het dorp was, maar op de plek waar Marta hem tegemoet was gekomen. 31 Toen de Joden die bij haar in huis waren om haar te troosten, Maria zo haastig zagen weggaan, liepen ze achter haar aan, want ze dachten dat ze naar het graf ging om daar te weeklagen. 32 Zodra Maria op de plek kwam waar Jezus was en hem zag, viel ze aan zijn voeten neer. Ze zei: 'Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn!' 33 Jezus zag hoe zij en de Joden die bij haar waren weeklaagden, en dat ergerde hem. Diep bewogen 34 vroeg hij: 'Waar hebben jullie hem neergelegd?' Ze zeiden: 'Kom maar kijken, Heer.' 35 Jezus begon ook te huilen, 36 en de Joden zeiden: 'Wat heeft hij veel van hem gehouden!' 37 Maar er werd ook gezegd: 'Hij heeft de ogen van een blinde geopend, hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen?' 38 Ook dit ergerde Jezus. Hij liep naar het graf, een spelonk met een steen voor de opening. 39 Hij zei: 'Haal de steen weg.' Marta, de zuster van de dode, zei: 'Maar Heer, de stank! Hij ligt er al vier dagen!' 40 Jezus zei tegen haar: 'Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?' 41 Toen haalden ze de steen weg. Daarop keek hij omhoog en zei: 'Vader, ik dank u dat u mij hebt verhoord. 42 U verhoort mij altijd, dat weet ik, maar ik zeg dit ter wille van al die mensen hier, opdat ze zullen geloven dat u mij gezonden hebt.' 43 Daarna riep hij: 'Lazarus, kom naar buiten!' 44 De dode kwam tevoorschijn, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld, en zijn gezicht bedekt door een doek. Jezus zei tegen de omstanders: 'Maak de doeken los, en laat hem gaan.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS. ..

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2008.