Christoforus, de drager van de nieuwwgeboren mens; de rivier was in de Middeleeuwen een symbool van de overgang naar een ander bestaan.
Jeroen Bosch, 1504;
Museum Boymans van Beuningen

Preek gehouden in de dienst van de Remonstrantse gemeente te Lochem op zondag, 20 april 2008
Gelezen werden:
1 Petrus 2:1-8
Johannes 14:1-12
"AFSCHEID"



Ooit had ik de twijfelachtige eer om de organisatie, waarvan ik directeur was, te mogen liquideren. In die periode hoorde ik nogal eens als commentaar daarop mensen zeggen: "Jij liever dan ik". Iets opbouwen wordt doorgaans positief beoordeeld. Het is een uitdaging, die creativiteit veronderstelt. Iets afbouwen wordt beschouwd als iets treurigs: het wordt geassociëerd met een mislukking. Wie wil er nu iets afbouwen. Klaarblijkelijk zijn we gehecht aan het verleden. En hoe het was. Diep in ons hebben we een afkeer van verandering. Waarom moet alles steeds weer veranderen? Het wordt er doorgaans niet beter op!

Onlangs verscheen er een lezenswaardig boekje van de hand van Douwe Draaisma (hoogleraar in de geschiedenis van de psychologie, in Groningen); het heet: "De heimweefabriek". Daarin vertelt de schrijver ondermeer, dat uit onderzoek blijkt dat mensen uit hun jonge jaren vooral de mooie herinneringen bewaren; en uit het recente verleden vooral de nare herinneringen. Vandaar dat oudere mensen doorgaans zo'n zonnig beeld hebben van vroeger: toen was de wereld nog warm, harmonisch en fatsoenlijk. En het wordt er niet beter op. Dat maakt het er ook niet eenvoudiger op om oud te worden: want door dit mechanisme worden oude mensen gekweld door een zeker heimwee naar het verleden; en wordt benadrukt, dat de mens voortdurend afscheid moet nemen van wat dierbaar en kostbaar is. Vrede moet zien te vinden met het gegeven, dat er steeds weer goede dingen zijn, die definitief tot het verleden behoren.

De bijbeltekst van vanochtend is een onderdeel van de zogenaamde afscheidsrede van Jezus: het is een toespraak van Jezus tot zijn vrienden, waarin hij probeert hen voor te bereiden op de toekomst - een toekomst waarin zij het zonder hem zullen moeten doen.

De toespraak is ongetwijfeld pas achteraf, toen Jezus al lang niet meer onder de levenden was, gecomponeerd. En uit die toespraak komt naar voren hoe er voor Jezus iets in de plaats is gekomen: een 'gids-en-helper'. Het verlies van een dierbare verwerk je niet gemakkelijk. Naarmate de tijd vordert wordt het gemis doorgaans groter. Er wordt dan vaak wel gezegd, dat je de tijd voor je moet laten werken - en dat het verdriet slijt: maar ik weet, dat er veel mensen zijn die dat toch niet zó ervaren.

Afscheid nemen is misschien wel één van de moeilijkste dingen die er zijn. Het woord, 'afscheid', hangt samen met het woord schild: wie zijn schild aflegt wordt kwetsbaar. Er bestaat niets meer tussen jou en de werkelijkheid; je wordt op jezelf teruggeworpen.

Vooral de ouder wordende mens weet hierover mee te praten: met het ouder worden wordt een mens dikwijls ook weerlozer. En naar de mate waarin de krachten en je mogelijkheden afnemen, raak je steeds meer aangewezen op de welwillendheid van anderen. En hetzelfde geldt natuurlijk voor zieken, gehandicapten, invaliden.

Afscheid nemen vraagt: dat je tot je laat doordringen, dat je elke zekerheid, elk houvast, en alles wat je als het jouwe beschouwt geleidelijk zult moeten loslaten. Er is wel gezegd dat ook dit een aspect is van levenskunst. Biedt de evangelist ons bij dit proces enige troost?

Hij beschrijft een Jezus, die volstrekt zeker is van de waarde van wat je als 'zijn geestelijke nalatenschap' zou kunnen karakteriseren: zijn 'geest' zal in de toekomst hun gids-en-helper zijn. Jezus vertrouwt erop dat in zijn leven en sterven Gods liefde zichtbaar wordt: hij is - zo staat het al in het eerste hoofdstuk van dit evangelie - de eniggeboren God, Gods evenbeeld. "Wie mij gezien heeft heeft de Vader gezien".
Weliswaar zien zijn leerlingen dat nog niet: maar eens, achteraf, zullen zij dat wèl zien. En zullen zij in hem herkennen dat hij naar Gods beeld is geschapen; dat in hem een volstrekt onbaatzuchtige liefde voor mensen gestalte heeft gekregen, die verwijst naar de God die Jezus zijn Vader noemt.
Je zou zelfs kunnen zeggen, dat deze liefde voor andere mensen de reden is geweest van zijn bestaan. Zo vertelt de evangelist het. Zijn liefde voor mensen gaat zelfs zover, dat zijn afscheid daar een onderdeel van is: het afscheid is noodzakelijk om zijn leerlingen de ogen te openen!

Ik denk, dat we allemaal uit ervaring weten, dat je vaak pas helder gaat zien wat iemand voor je heeft betekend, als die ander er al niet meer is. Wie met zijn neus op het behang staat, kan de patronen niet herkennen. Daarvoor is afstand nodig.

Kan dit een troost zijn: het besef, dat mensen jouw waarde pas ten volle leren zien als je er al niet meer bent? Hoe dit ook moge zijn: het afscheid nemen is er niet minder moeilijk om. Wie afscheid neemt neemt daarmee ook een beslissing. Anders is het geen afscheid. Ontbreekt die wilsakt, dan raken we niet werkelijk los. En ook de anderen, van wie afscheid genomen wordt, moeten bereid zijn om degene die vertrekt uit handen te geven. Afscheid nemen is: elkaar toestemming geven voor het vertrek. Je kunt bij dit alles natuurlijk denken aan de dood. Maar het geldt eigenlijk voor elk afscheid: bij het vertrek uit het ouderlijk huis; bij het aangaan van een huwelijk waarbij afscheid genomen wordt van de eigen vrijheid; bij het vertrek naar het buitenland; bij een echtscheiding; enz. Altijd weer is er de pijn van het moeten loslaten, in ruil voor een toch wat onzekere toekomst. Vaak wordt het afscheid ook bemoeilijkt door oude herinneringen, oude beelden, die ons niet loslaten. Ze blijven ons achtervolgen. En het lukt ons dikwijls niet om onszelf daarvan te bevrijden. En wat we niet los kunnen laten blijft ons vergezellen. En kan ons hinderen bij datgene dat we eigenlijk zouden moeten doen: leven.

Het zou wel eens zo kunnen zijn, dat we hier raken aan de kern van wat 'geloven' eigenlijk betekent: "Vaarwel" kunnen zeggen. Vanuit het vertrouwen in het nieuwe, het onbekende, het verborgene - zozeer dat we daardoor in staat zijn om dingen achter ons te laten. Zou het tegengestelde van geloof niet de heimwee zijn? Omdat de heimwee ons altijd weer bindt aan wat er was?

Misschien hoort de bereidheid om vaarwel te zeggen en de openheid voor het nieuwe wel wezenlijk bij het Christelijk geloof. Zozeer zelfs dat daar ook de bereidheid bij hoort weer plaats in te ruimen voor anderen, voor de generaties die na ons komen en die op onze schouders zullen staan.

Voorop de liturgie staat Christoforus: de drager van de nieuwgeboren mens. Je zou in deze Christofoor een levensbeeld kunnen herkennen: het is een reus die mensen over de rivier draagt. Die hen neerzet in het toekomstland. Hij is de verpersoonlijking van de kracht, die nodig is om steeds weer de eigen grenzen te overschrijden.

Van Christoffel wordt verteld, dat hij zijn leven lang op zoek was naar de machtigste koning. Want die wilde hij dienen. Elke keer, wanneer hij bij een koning in dienst kwam, merkte hij al spoedig dat die koning angsten had. De eerste koning in wiens dienst hij trad was een vorst van een machtig land: maar deze vorst, zo zag Christoffel, sloeg steeds een kruisteken wanneer de duivel ter sprake kwam: klaarblijkelijk was deze koning bang voor het kwaad. Daarom zocht Christoffel de duivel op en trad bij hem in dienst.

Maar deze koning bleek doodsbang te zijn voor elk Christusbeeld. En daarom ging Christofoor op zoek naar Jezus. Na een lange zoektocht bleek deze een onschuldig kind te zijn. Zo ontdekte hij dat de liefde voor het leven en voor de toekomst machtiger is dan wat dan ook. En dat deze Jezus geen angst kende: zelfs niet voor de dood: want uit liefde voor zijn vrienden kon hij zijn leven geven.

Over de kracht van de onbaatzuchtige liefde schreef een dichteres eens:

    Is er een kracht die geneest?
    Als wij op de bodem van ons kunnen zijn
    als wij pijn hebben, ziek zijn
    of eenzaam door de dagen gaan;
    is er een kracht die ons doet opstaan?

    Kom mij niet aan met mooie woorden
    zeg niet dat lijden zin heeft, een doel!

    Als de afgrond zich opent
    en nergens houvast is
    troost mij dan niet met schoonheid en zon.

    Maar waak met mij in de grot van de smart
    begrijp de volle omvang van mijn klacht
    kleineer mij niet, laat mij mijn waardigheid.
    Wie weet - in de nacht, tussen jou en mij -
    roert zich een kracht die geneest.

        Uit: Opstaan in stilte, Catharina Visser.


DE LEZINGEN:
1 Petrus 2:1-8

Ontdoe u dus van alles wat slecht is, van alle bedrog en huichelarij, alle afgunst en kwaadsprekerij, en verlang als pasgeboren zuigelingen naar de zuivere melk van het woord, opdat u daardoor groeit en uw redding bereikt. U hebt toch ondervonden hoe goed de Heer is? Voeg u bij hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd maar door God werd uitgekozen om zijn kostbaarheid, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel. Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God, dank zij Jezus Christus, welgevallig zijn. In de Schrift staat immers: 'In Sion leg ik een hoeksteen die ik heb uitgekozen om zijn kostbaarheid; wie daarop vertrouwt, komt niet bedrogen uit.' Kostbaar is hij voor u die erop vertrouwen. Voor wie er niet op vertrouwen geldt echter: 'De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden.' En: 'Het is een steen waarover men struikelt, een rotsblok waaraan men zich stoot.' Zij struikelen omdat ze Gods woord niet gehoorzamen, daartoe zijn ze bestemd.

Johannes 14:1-17

14:1 Laat uw hart niet geschokt zijn;
vertrouwt op God
en vertrouwt ook op mij;
14:2 in het huis van mijn Vader
zijn vele verblijven;
als het niet zo was,
zou ik u dan durven zeggen
'ik ga op reis om u een plaats te bereiden'?-
14:3 als ik op reis gegaan ben en u een plaats
heb bereid
zal ik weer komen en u opnemen bij mij,
zodat daar waar ik ben ook gij zijt.
14:4 En waar ik heenga, daarheen weet ge de weg!
14:5 Tomas zegt tot hem:
heer, we weten niet waar u heengaat,
hoe weten we dan de weg?
14:6 Jezus zegt tot hem:
ikzelf ben de weg,
en de waarheid en het leven;
niemand komt tot de Vader dan door mij;
14:7 als ge mij hebt leren kennen
kunt ge ook weten wie mijn Vader is;
van nu af kent ge hem en hebt ge hem gezien!
14:8 Filippus zegt tot hem:
heer, toon ons de Vader
en het is ons genoeg!
14:9 Jezus zegt tot hem:
zo lange tijd ben ik bij u
en toch heb je me niet leren kennen,
Filippus?-
wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien!-
hoe kun je dan zeggen 'toon ons de Vader'?-
14:10 gelóóf je niet
dat ik één ben met de Vader
en dat de Vader één met mij is?-
de dingen die ík u zeg
spreek ik niet vanuit mijzelf:
de Vader woont in mij en doet zijn werken!-
14:11 gelooft het van mij
dat ik één ben met de Vader
en dat de Vader één met mij is;
of gelooft het anders vanwege de werken!-
14:12 vast en zeker is het, zeg ik u:
wie mij vertrouwt,-
de werken die ik doe
zal ook hij doen,
ja grotere dan deze zal hij doen,-
omdat ik naar de Vader ga;
14:13 en wat ge ook zult vragen
in mijn naam,
dat zal ik doen,
opdat zo de Vader
wordt verheerlijkt in de Zoon;
14:14 als ge mij iets zult vragen
in mijn naam,
zal ík het doen;
14:15 als ge mij liefhebt
zult ge mijn geboden bewaren;
14:16 en ik zal de Vader erom bidden
en hij zal u
een àndere gids-en-helper geven
om bij u te zijn tot in eeuwigheid:
14:17 de Geest, de waarachtige,
welke de wereld niet kàn opnemen
omdat ze hem niet aanschouwt
en niet kent;
gij kent hem
omdat hij bij u verblijf houdt
en ín u zijn zal.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS. ..

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2008.