Christoforus, de drager van de nieuwwgeboren mens; de rivier was in de Middeleeuwen een symbool van de overgang naar een ander bestaan.
Jeroen Bosch, 1504;
Museum Boymans van Beuningen
Preek gehouden op de zondag van Pinksteren, in de kerkdienst van de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap te Ede, 11 mei 2008
De lezingen waren:
Handelingen 2:1-8
Johannes 14:23-29

"Ik kom in mijn kamer en herinner me dat er hier verleden week nog een vriend zat. Nu is hij er niet meer. Had ik toen een bepaald woord niet uitgesproken, dan was alles nu nog goed geweest. Er valt nu evenwel niets meer aan te doen, en er rest slechts spijt; of afleiding die mij van mijn pijn kan verlossen".

Wie kent niet zulke ervaringen: van spijt om wat niet is terug te draaien. Van machteloosheid, omdat - wat gebeurd is - niet meer ongedaan te maken is. Van een zeker verlangen naar verstrooiïng - afleiding, omdat je het liefst maar zou vergeten wat er is gebeurd.

Achteraf hebben ook de volgelingen van Jezus, als we Johannes mogen geloven, dergelijke gevoelens gehad: van onmacht, spijt, berouw. Want wat er was gebeurd hadden zij toch nooit mogen laten gebeuren. Ja: valt er te leven met het besef, dat je eigenlijk altijd pas achteraf moet ontdekken hoe kortzichtig je was?

Die vraag staat centraal in het gedeelte van het Johannesevangelie dat bekend staat als "de afscheidsrede" van Jezus. Het is geen redevoering; het is een reconstructie van de laatste gesprekken: de gesprekken aan tafel op de avond die voorafging aan de nacht waarin Judas Jezus heeft verraden.

We lazen er vanochtend slechts een fragment van: en eigenlijk is dat jammer. Je kunt je dan toch geen goed beeld vormen van het geheel. Als je het geheel leest is duidelijk, dat er door de leerlingen dingen gezegd zijn die beter niet gezegd hadden kunnen worden. Dat er vragen aan Jezus gesteld zijn, die maar beter niet gesteld hadden kunnen worden. Hoe dat kwam? Toen duidelijk werd dat Judas - iemand uit de vriendenkring - Jezus zou verraden, ontstond er een algehele verwarring, boosheid, opstandigheid.
Zo beschrijft Johannes die laatste avond. En zoals gezegd: het is een reconstructie. Een reconstructie die pas tientallen jaren later op schrift is gezet. Klaarblijkelijk bedoeld voor een Johanneïsche gemeente waarin de vraag hoe je nu eigenlijk als Christen in het leven moet staan nog altijd actueel was. Het evangelie van Johannes is ontstaan in een tijd dat Christenvervolgingen en martelingen aan de orde van de dag waren. Wat vraagt dat van de gelovigen? Hoe stel je je dan op? En wat stellen al die mooie woorden voor die spreken over een goede herder, wegen naar het paradijs, hemelbrood en andere beelden van heil?

Wij leven in een vrij land, en kennen geen vervolgingen omwille van ons geloof. Maar de vraag naar de betekenis van het evangelie, naar de betekenis van Jezus Christus en van die 'gids-en-helper' waarover Johannes spreekt is er niet minder actueel om. In onze tijd wordt het geloof aangevochten: voornamelijk omdat in onze cultuur het geloof onder kritiek staat van de rede. Over het geloof wordt overwegend cynisch gesproken: "Geloof je nog? En waarin dan wel? In iets misschien: dan ben je een ietsist. In een 'Heilige Geest'? En wat is dat dan wel? In God? Maar is dat niet uit de tijd?" Verscheen er niet net een boekje over geloven in een God, die niet bestaat: maar dan ben je toch wel heel merkwaardig bezig. Me dunkt: een Babylonische spraakverwarring!

Het Pinksterverhaal - zoals we dat vanochtend in het boek Handelingen lazen - vertelt hoe destijds in Jeruzalem precies het omgekeerde gebeurde van wat in Genesis wordt verteld. In Genesis wilden de mensen een stad bouwen, die tot in de hemel reikte. Is dat niet feitelijk ook het ideaal dat ten grondslag ligt aan onze rationeel ingestelde cultuur? Maar, zo wordt in Genesis verteld: dat ging niet door, want er ontstond een gigantische spraakverwarring. In Jeruzalem gebeurde het omgekeerde: mensen uit alle windstreken gingen elkaar weer begrijpen. Doordat een groepje Gallileëers in staat was om iedereen in zijn eigen taal aan te spreken.

De evangelist Johannes laat in de tafelgesprekken Jezus aan het woord. In scherp contrast met de verwarring van de leerlingen wordt Jezus getekend als de rust zelve. Hij begrijpt hun verwarring, hun boosheid en hun opstandigheid. Maar hij weet dan ook wat zij niet weten, en ziet wat zij niet zien. Uit alles blijkt dat hij er volledig op vertrouwt dat het goed zal komen: met hen, met degenen die hem berechtten, ja zelfs met degene die meent hem te moeten verraden. Zo vertelt Johannes het ons. Jezus is er ook van overtuigd, dat zijn leerlingen later ook alles zullen begrijpen: waarom het allemaal zo moest gaan en niet anders. Waar is dit vertrouwen van Jezus op gebaseerd?

De evangelist zegt feitelijk dat we het moeten hebben van een verheldering achteraf. Zo zit het leven nu eenmaal in elkaar. Je krijgt ook wel eens de indruk dat mensen, naarmate ze ouder worden, ook religieuzer worden. Dat ze veel van het rationalisme, dat in onze cultuur zo ongeveer de maat van alle dingen lijkt te zijn geworden, van zich af kunnen leggen.

    Oud worden is het eindelijk vermogen
    veraf te zijn van plannen en getallen,
    een eindelijke verheldering van ogen...
    een opengaan van vergezichten...


aldus de dichteres Ida Gerhardt. Het zou mooi zijn, als dit wáár was. Daarmee zou ook één facet duidelijk worden van wat bedoeld is met de bemoediging, die besloten ligt in Jezus woorden "Laat uw hart niet geschokt zijn of verward". Uiteindelijk komt alles goed: als je maar vertrouwen hebt in wat ik zeg, in de weg die ik wijs, in de waarheid die ik ben. Deze woorden verwijzen naar het hart van het Johannesevangelie. De mens mag weten dat kortzichtigheid en verblindheid nu eenmaal wezenlijk bij de mens horen. En dus ook vergeeflijk zijn. Ook als dat betekent, dat we daarmee dingen veroorzaken en aanrichten die in onze ogen onvergeeflijk zijn.

Dat Jezus ziet wat zijn leerlingen niet zien, en weet wat zijn volgelingen onmogelijk kunnen weten maakt hem tot de uitzondering op de regel. Maakt hem tot een uitzonderlijke verschijning. Voor Ronald Meester reden om zijn boekje 'voor niet-ongelovigen' de titel mee te geven: "De man die God kende". Johannes drukt zich nog anders uit: die noemt Jezus in het eerste hoofdstuk van zijn evangelie 'de eniggeboren God'. De God der Vaderen, JHWH, wiens naam zoveel betekent als "die doet leven" heeft - aldus Johannes - in Jezus een menselijke gestalte aangenomen. "Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien". En Jezus is op die avond dan wel voor het laatst bij hen, maar dat betekent niet dat hij hen verweesd achterlaat: want in zekere zin blijft hij ook en gaat hij met hen mee - als 'gids-en-helper'. "Ge hebt gehoord dat ík u heb gezegd: ik ga heen én kom naar u toe". Achteraf, zo schrijft de evangelist bij herhaling, zullen zijn volgelingen zich zijn woorden herinneren.

De liefde tot Jezus, die zichtbaar wordt in het onderhouden van zijn woorden, in de onderlinge liefde, verwerkelijkt de goddelijke aanwezigheid. Zijn volgelingen hoeven niet bang of verward te zijn: want zij zullen zelf de levenmakende kracht ervaren wanneer ze de durf hebben om werkelijk te vertrouwen op de God die Jezus zijn Vader en levensbron noemde: de God die ons menselijk nabij is waar onzelfzuchtige liefde wordt gerealiseerd.

Misschien zouden we, als we ons iets eigen konden maken van dit vertrouwen in die vergevende en verzoenende liefde, met Thomas Merton kunnen instemmen nazeggen die ooit bad:
Heer, mijn God,
Ik weet niet waar ik heen ga. Ik ken de weg niet die voor mij ligt. Ik kan niet met zekerheid zeggen waar hij zal eindigen. Ook ken ik mezelf niet echt, en het is niet omdat ik - als ik denk dat ik Uw wil volg - dat ook werkelijk doe. Maar ik geloof wel dat het verlangen om U te behagen U in feite ook behaagt. En ik hoop dat ik dat verlangen heb in alles wat ik doe. Ik hoop dat ik nooit iets zal doen zonder dit verlangen. En ik weet dat als ik dit doe, U mij zult leiden langs het rechte pad, hoewel ik er misschien niets van zal begrijpen. Daarom zal ik altijd op U vertrouwen, ook al lijk ik verloren en in de schaduw van de dood. Ik zal niet bang zijn, want U bent steeds bij mij, en U zult mij nooit aan mijn lot overlaten.


AMEN.


DE LEZINGEN (vertaling: 'Naardense Bijbel'):

* Eerste lezing uit "Handelingen van de
apostelen"

2:1 Als de dag van Pinksteren vervuld wordt
zijn allen op die plek bijeen.
2:2 Het geschiedt eensklaps:
vanuit de hemel klinkt
een ruisen zoals van
een geweldig gedreven ademen
en vult heel het huis
waar zij zijn gezeten.
2:3 Er laten zich aan hen zien:
tongen - die zich verdelen - als van vuur;
het zet zich neer op ieder van hen.
2:4 Zij worden allen vervuld
van heilige geestesadem,
en beginnen te spreken met andere tongen
zoals de geestesadem hun geeft uit te spreken.
2:5 Nu zijn de Joden die te Jeruzalem huizen
vrome mannen afkomstig uit elk volk
van die er onder de hemel zijn.
2:6 Als dat geluid klinkt,
komt de menigte samen,-
en is verbijsterd, omdat zij
ieder in de eigen landstaal
hen hebben horen spreken.
2:7 Ze hebben versteld gestaan
en hebben verwonderd gezegd:
zie, zijn zij die daar spreken
niet allemaal Galileeërs? -
2:8 hoe kunnen wij hen dan aanhoren,
ieder van ons in de eigen landstaal
waarin wij zijn geboren? -

* Tweede lezing: uit het evangelie volgens
Johannes

14:23 Jezus antwoordt en zegt tot hem:
als iemand mij liefheeft
zal hij mijn woord bewaren,
en mijn Vader zal hem liefhebben
en wij zullen tot hem komen
en een blijvende woning bij hem maken;
14:24 het woord dat ge hoort
is niet dat van mij
maar van hem die mij stuurt, de Vader;
14:25 dit alles heb ik tot u gesproken
terwijl ik bij u verblijf;
14:26 de gids-en-helper, de heilige Geest
die de Vader zal sturen in mijn naam,
die zal u in alles onderrichten
en u indachtig maken
al wat ík u heb gezegd;
14:27 vréde laat ik u na,
míjn vrede is het die ík u geef,
niet zoals de wereld geeft
geef ík aan u! -
laat uw hart niet geschokt zijn of verward;
14:28 ge hebt gehoord dat ík u heb gezegd:
ik ga heen én kom naar u toe;
als ge me liefhadt
zoudt ge verheugd zijn
dat ik naar de Vader ga,
omdat de Vader groter is dan ik;
14:29 en nû heb ik het u gezegd,
voordat het geschiedt,
opdat ge, wanneer het geschiedt,
vertrouwen hebt.


Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS. ..

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2008.