Last updated 5.7.2008 preek
"FONS VIVUS AQUAE COELI"
(de levende bron van hemels water),
doopfont in de kloosterkerk 'Nôtre-Dame-de-Nazareth',
Vaison la Romaine (Fr.)
Preek gehouden in Deventer op zondag, 6 juli 2008, tijdens de dienst van de Doopsgezind-Remonstrantse gemeente
De lezingen waren:
Psalm 145
I Corinthe 2: 5-10

"Gods verborgen en geheime wijsheid" (I Cor. 2:7)


De brief, die Paulus aan de gemeente van Korinthe schrijft, begint met een uitleg van het enorme verschil dat er bestaat tussen de wijsheid van de wereld en de verborgen wijsheid van het geloof. Paulus wijst daarbij op 'de boodschap van de gekruisigde Christus'. De boodschap van de gekruisigde Christus moet in de ogen de wereld wel als een grote dwaasheid gezien worden. Daar sluit wat wij vanochtend lazen op aan.

De gekruisigde Christus kan, zo zou je zeggen, toch onmogelijk ietste betekenen hebben. Al zou Jezus als persoon van betekenis geweest zijn: door hem te kruisigen lijkt hij te zijn vernietigd. Maar: van onbetekenend lijkt is nu juist van het allergrootste belang. Hij is daar zèlf een voorbeeld van. Daarom zegt hij, dat hij ook zèlf toen hij destijds in Korinthe verbleef geen groot spreker was; en al evenmin een groot geleerde. Kortom: ook zijn eigen optreden was niet indrukwekkend. Maar je zou het moeten beoordelen met de ogen van het geloof. Want zie eens wat eruit is voortgekomen: een prachtige Christelijke gemeenschap. Wat onbeduidend leek blijkt alles behalve onbeduidend te zijn. En dat vormt een aanwijzing voor Gods verborgen wijsheid. En ook een aansporing: om je niet van de wijs te laten brengen door alle commotie die nu is ontstaan.

Ook vandaag de dag lijkt het wel eens of de kerk, en het Christelijk geloof in zijn algemeenheid niet meer zoveel te betekenen hebben. Onlangs stond in het dagblad Trouw een artikel naar aanleiding van de dood van Kees Fens. In dat artikel wordt pijnlijk duidelijk hoe het iemand kan vergaan: in zijn jonge jaren was de kerk alles voor Kees Fens een tweede thuis: hij leefde er en droomde over een toekomst als priester of monnik. Maar naarmate de tijd voortschreed werd het leger in de kerk en stiller; hij werd zich bewust van een verloren werkelijkheid. Heeft het geloof zijn tijd gehad? Zijn er onder ons die dit herkennen?

Er lijkt in onze cultuur een spanningsveld te bestaan tussen twee manieren van kijken naar de werkelijkheid: die van de rationaliteit en die van het geloof. Ofwel: die van de wetenschap en die van het geloof. Maar: "Godsdienst beschermt de mens tegen de pretentie van de wetenschap alles te kunnen verklaren.", stelt Ger Groot, docent filosofie van de Erasmusuniversiteit onlangs in een artikel in de de NRC. Zou dat zo kunnen zijn? Zou ons zicht op de werkelijkheid dan zó bepaald zijn door de wetenschap? Zou het zo zijn dat de 'bèta's' in onze samenleving het wereldbeeld bepalen? Het zijn immers de bèta's, die ons willen doen denken dat de werkelijkheid samenvalt met de wereld om ons heen zoals we die waarnemen? Met de natuur, en de processen die zich daarin voltrekken? Met de wetten van oorzaak en gevolg? Is daarmee dan alles gezegd? Binnen die benadering van de werkelijkheid lijkt er inderdaad voor God geen plaats meer te zijn.

Natuurlijk: er zijn ook 'alfa's'; zij hebben vooral aandacht voor de mens; en voor de wijze waarop de wereld wordt ervaren. Zij hebben oog voor de culturele prestaties, voor schoonheid van kunst en literatuur; voor de vrijheid van denken en handelen; en ook voor de tragiek van het leven die vaak samenhangt met de onmogelijke keuzen waarvoor een mens wordt gesteld.

De tegenstelling, die er bestaat tussen 'bèta's' en 'alfa's' is natuurlijk niet absoluut, maar geeft toch wel te denken over wat Paulus zegt over de tegenstelling tussen de wereldse wijsheid en de wijsheid van het geloof. Het lijkt erop dat er een eeuwige strijd gaande tussen twee culturen: die van de rationaliteit en de spirituele cultuur. In onze technisch georiënteerde cultuur wordt de werkelijkheid vooral gezien als de wereld om ons heen. Met als gevolg dat alles, wat met religie en religieus ervaren te maken, steeds moet worden verdedigd tegen de kritiek van mensen met een zogenaamd nuchtere, pragmatische, no-nonsense kijk. Voor hen lijkt alles te draaien om feiten en getallen, om meetbaarheid en weetbaarheid, en om statistieken en de daaruit afleidbare voorspellingen. Wie ànders denkt heet al snel zweverig of 'weltfremd'.

Wat zegt Paulus over de wijsheid van deze wereld; en over de boodschap van de gekruisigde Christus? Wanneer hij antwoord geeft op vragen uit de gemeente die betrekking hebben op de lefwijze van een Christen - het gaat dan over huwelijksmoraal, het eten van offervlees, asociaal gedrag, klaploperij, de positie van vrouwen en zo meer - begint hij met uiteen te zetten waarop hij zijn antwoorden baseert. Die baseert hij op het bedriegelijke van de werkelijkheid, zoals we die waarnemen. Want wat voor ons verborgen is God. Paulus spreekt over Gods verborgenheid. En wat is dat dan?

Daarvoor zou je moeten vragen naar de oorsprong, naar de zin en naar het doel van het leven; want al zouden we alles weten wat er te weten valt - dan zouden we nog steeds geen antwoord hebben op de zin van ons bestaan. Ook de wetenschap kan ons hoogstens uitleggen hoe dingen gaan; maar niet wat daarvan de zin is. Alle kennis is gebaseerd op wat we om ons heen zien. Maar het feit dat we in staat zijn om te zien, dat we leven en bewegen, dat we materie zijn maar dat we ons tegelijkertijd wezenlijk onderscheiden van dode materie: dat is gebaseerd op een verborgenheid, een mysterie.

Je kunt natuurlijk onmogelijk zeggen, dat kennis en wetenschap van generlei belang zijn. Wat je misschien wèl kunt zeggen is, dat de wetenschap een bepaald soort openheid voor de wereld veronderstelt. En dat deze openheid maar heel betrekkelijk is: omdat voor het besef van het goddelijke mysterie een andere openheid nodig is. Een openheid van een andere orde. 'Wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bestemd voor wie hem liefheeft.' Paulus betoogt daarmee, dat het geheim van het goddelijk mysterie een liefde veronderstelt voor het leven zelf, en voor de bron van dit leven. En juist die liefde kan ook de basis zijn van onze ethiek.

Iemand zou hierop kunnen zeggen: zou niet alle religiositeit of die nu Christelijk is of niet, voortkomen uit dit besef? Ja, dat is ook zo. Vandaar dat Paulus er nog iets aan toevoegt: het typisch Christelijke is - wat Paulus betreft - de boodschap van de gekruisigde Christus. Paulus verstaat die boodschap als een oproep om het eigen leven dienstbaar te maken aan een bovenindividueel belang: de eer van God. Dat vraagt concreet van ons dat we ons dienstbaar maken aan elkaar. We zijn er niet voor onszelf: kijk maar naar Jezus. Ons leven is ingebed in een groter plan, een heilsplan: de voltooiïng van wat "Gods hand begon". De keus waar de mens altijd weer voor staat is, om daarin mee te gaan, of om eigenwijs te zijn - en je eigen plan te trekken. Je kunt meespelen of spelbreker zijn. Zouden we dan beter af zijn?

Deze vraag werd ook verwoord door Lloyd Haft, toen hij de eerste psalm hertaaalde:
Was het mij beter gegaan
als ik niet had gedacht,
niet had verwacht dat u was? -
niet bij dag en bij nacht?
Had ik u niet moeten missen?
Beter de boom geweest die staat,
niet denkt,
wortels drenkt in water,
niet in hoop als ik?
Wie kan het zeggen,
wie kent hier de grond?
Niet ik bedenk de boom
die om mij ís: uw loof, uw luister.
Uw naam: wind tussen de bladeren
die ís om mij begonnen.

De schrijver van psalm 145 geeft op deze vraag zijn eigen antwoord:
U, mijn God en koning, wil ik roemen,
uw naam prijzen tot in eeuwigheid.
2 Elke dag opnieuw wil ik u prijzen,
uw naam loven tot in eeuwigheid:
3 'Groot is de HEER, hem komt alle lof toe,
zijn grootheid is niet te doorgronden.'
4 Laat geslacht na geslacht van uw schepping verhalen,
uw machtige daden verkondigen.


DE LEZINGEN:
Ps. 145
1 Een loflied van David.

U, mijn God en koning, wil ik roemen,
uw naam prijzen tot in eeuwigheid.
2 Elke dag opnieuw wil ik u prijzen,
uw naam loven tot in eeuwigheid:
3 'Groot is de HEER, hem komt alle lof toe,
zijn grootheid is niet te doorgronden.'

4 Laat geslacht na geslacht van uw schepping verhalen,
uw machtige daden verkondigen.
5 Laten zij spreken over de glorie van uw majesteit.
Ook ik wil uw wonderen bekendmaken,
de glorie van uw majesteit en uw wonderwerken
wil ik bekendmaken.

6 Laten zij getuigen van uw geduchte daden.
Ook ik wil van uw grootheid vertellen.
7 Laten zij de roem van uw goedheid verbreiden,
uw gerechtigheid luid bezingen:

8 'Genadig en liefdevol is de HEER,
hij blijft geduldig en groot is zijn trouw.
9 Goed is de HEER voor alles en allen,
hij ontfermt zich over heel zijn schepping.'

10 Laten al uw schepselen u loven, HEER,
en uw getrouwen u prijzen.
11 Laten zij getuigen van de luister van uw koningschap,
spreken over uw machtige werken,

12 aan de stervelingen uw machtige daden verkondigen,
de glorie en de glans van uw koningschap.

I Corinthe 2
1 Broeders en zusters, toen ik bij u kwam om u het geheim van God te verkondigen, beschikte ook ik niet over uitzonderlijke welsprekendheid of wijsheid. 2 Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus - de gekruisigde. 3 Bovendien kwam ik bij u in al mijn zwakheid en was ik angstig en onzeker. 4 De boodschap die ik verkondigde overtuigde niet door wijsheid, maar bewees zich door de kracht van de Geest, 5 want uw geloof moest niet op menselijke wijsheid steunen, maar op de kracht van God.
6 Toch is wat wij verkondigen wijsheid voor wie volwassen is in het geloof. Het is echter niet de wijsheid van deze wereld en haar machthebbers, die ten onder zullen gaan. 7 Waar wij over spreken is Gods verborgen en geheime wijsheid, een wijsheid waarover God vóór alle tijden besloten heeft dat wij door haar zouden delen in zijn luister. 8 Geen van de machthebbers van deze wereld heeft die wijsheid gekend; zouden ze haar wel hebben gekend, dan zouden ze de Heer die deelt in Gods luister niet hebben gekruisigd. 9 Maar het is zoals geschreven staat: 'Wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bestemd voor wie hem liefheeft.' 10 God heeft ons dit geopenbaard door de Geest, want de Geest doorgrondt alles, ook de diepten van God.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS. ..

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2008.