"Het bruidspaar onder de baldakijn",
prent van H.N. Werkman.

Preek gehouden in de dienst van de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap aan de Regge, op zondag 5 October 2008
De lezingen waren:
Filippenzen 4:12-20
Matteüs 22:1-14 "Het bruiloftskleed"

Daarop vertelde Jezus hun een nieuwe gelijkenis. Elke keer valt het me op hoe onnauwkeurig de nieuwe bijbelvertaling is. In het Grieks lees ik dat Jezus hen ten antwoord geeft. Als je leest wat eraan vooraf gaat dan wordt duidelijk dat Jezus spreekt tot de theologen uit Jeruzalem. Jezus bevindt zich in de tempel, en het zijn de hogepriesters, de Farizeëen en de oudsten die hij toespreekt. Het zijn mensen die niet veel met hem op hebben. Wanneer Jezus hen het verhaal vertelt over een landheer, die een wijngaard aanlegde - u kent dat verhaal natuurlijk; hij had die wijngaard verpacht aan wijnboeren; en toen de oogsttijd aanbrak en de eigenaar knechten zond om de pachtsom op te halen werden die knechten mishandeld, gestenigd en vermoord; daarop zond de landheer zijn zoon, maar ook die werd gedood - wanneer Jezus dat verhaal vertelt begrijpen ze wel dat hij het over hen heeft. En - zo schrijft Matteüs dan - het liefst zouden ze Jezus gevangen nemen; maar dat durfden ze niet, uit angst voor zijn aanhangers. Jezus, die wel in de gaten heeft wat er speelt reageert dan met het verhaal, dat we vandaag lazen. Misschien moeten we het eerst nog eens heel goed lezen.

Het is met het koninkrijk van de hemel als met een koning: in het Grieks staat er 'als-met-een-mens-die-koning-is'. Alle nadruk valt op het feit dat het niet meer is dan een gelijkenis: want over God kunnen we eigenlijk niets zeggen.

Welnu: die koning organiseert de bruiloft van zijn zoon. Hij stuurt zijn dienaren erop uit om de gasten voor de bruiloft uit te nodigen. Ja: niet één keer, maar twee keer. We weten uit een Joods commentaar op de Klaagliederen, dat het op een bepaald moment in Jeruzalem gebruikelijk was dat wanneer iemand, die niet uit Jeruzalem kwam, een provinciaaltje, wilde trouwen met een jongen of een meisje uit Jeruzalem hij de gasten wel twee maal moest uitnodigen: anders verwaardigden de bewoners van Jeruzalem zich niet om te komen opdagen. Wel, zo vertelt Jezus, God - die weliswaar lijkt op een-mens-die-koning-is - neemt tóch geen enkel risico: daarom nodigt ook hij de gasten twee maal uit.

Niettemin, zo lezen we in het vervolg wordt de uitnodiging op een grove manier in de wind geslagen: vanwege de zaak, de familie, of omdat de plicht roept. We hebben het allemaal veel te druk met dingen die nu eenmaal moeten om feest te vieren!
Daar komt het op neer.

Maar het verhaal is nog niet uit. Die mens die ook koning was raakt geïrriteerd: want de gemeste stieren zijn al geslacht! Het eten staat al bijna op tafel. Er is al tijden gewerkt aan de voorbereiding van het feest en het kan onmogelijk worden uitgesteld. Het moet nu doorgaan! Dus worden er andere gasten uitgenodigd: kwaden en goeden. Het wordt een kruiwagen vol kikkers! Maar dat doet er niet toe! Zo is het klaarblijkelijk in het hemelse koninkrijk: het onderscheid, dat wij maken tussen kwaden en goeden ziet er vanuit het hemels perspectief totaal anders uit. Feitelijk vinden we hier bij Matteüs een gedachte die ook bij Paulus te vinden is: dat niets de mens kan scheiden van Gods liefde. God is God. En de wereld is de wereld. Dat betekent ook dat het goddelijke oordeel over goed en kwaad anders uitvalt dan wij denken; en dat de goddelijke gerechtigheid van een andere orde is dan wat wij recht en billijkheid noemen.

Bij dit alles dienen we ook te bedenken, dat Matteüs zijn evangelie schreef toen Jeruzalem al was verwoest, en de kerk de nieuwe synagoge was: de plaats waar 'kwaden en goeden' samenkomen als de nieuwe gemeenschap van Jezus Christus. Niet voor niets worden de kwaden het eerst genoemd: zo wordt nog eens benadrukt dat de zaken anders liggen dan we zouden verwachten. De feestzaal is vrij toegankelijk. Dat geldt zowel voor Joden als niet-Joden, voor Grieken en niet-Grieken, voor slaven en vrijen, en voor vrouwen en mannen. Want voor God zijn alle mensen gelijk: misschien wel omdat de 'goeden' in onze ogen doorgaans ook verre van onberispelijk zijn.

Hoe dat ook zij: de feestzaal wordt gevuld. En dan komt daar, zo vertelt Jezus, de mens-die-ook-koning-is binnen om eens te zien of de gasten het naar hun zin hebben. En dan ziet hij hoe onder hen ook iemand is zonder feestkleding. Iemand zou zich kunnen afvragen: die kleding - wat is dat nou? De kleding is toch maar een onbelangrijk detail? Maar juist op die kleding komt het op aan: het is kenmerkend voor een grondhouding. Want wie geloof hecht aan Jezus, heeft reden om van het leven een feest te maken. Maar voor de scepticus ligt het anders. Die kijkt eerst de kat uit de boom. Is toeschouwer. In zekere zin ook een spelbreker. Het is iemand die ook niet van harte vrolijk kan zijn.

Jezus geeft de hogepriesters, de Farizeëen en de oudsten te verstaan: hoe zitten jullie hier eigenlijk? Als een soort pottekijkers? Controleurs? Rechters? Wat matigen jullie je aan? Juist jullie zouden toch kunnen en moeten weten dat het leven een feest is voor wie werkelijk geloven! En dat niets ons kan scheiden van Gods liefde? En dat dit geldt voor kwaden en goeden? En dus ook voor jullie? Weten jullie dat dan niet?

Over de hoofden van deze voormannen spreekt Jezus ook ons aan: God is trouw aan mensen; maar zijn wij ook trouw aan God? Vertrouwen we werkelijk op Zijn goedheid? Vertrouwen we de grond waarop we staan? De grond die ons draagt? En voedt? Besef je wel, dat het heilige grond is, waarop je staat? En leef je daar ook uit? - Net als Paulus, die schrijft: 'Mijn God zal uit de overvloed van zijn majesteit elk tekort van u aanvullen'.

Sta daar eens even bij stil;
en sluit je ogen:
en luister.
Want in de stilte
kun je hier
in deze gewijde ruimte
de echo horen van Gods woord,
dat hier zo vaak heeft geklonken,
ook voor jou,
voor kwaden en goeden.
Open dan je hart en bid.

AMEN.


DE LEZINGEN:

Filippenzen 4:12-20
12 Ik weet wat het is om gebrek te lijden, maar ook wat het is om in rijkdom te leven. Ik heb alles aan den lijve ondervonden: overvloed en honger, rijkdom en gebrek. 13 Ik ben tegen alles bestand door hem die mij kracht geeft. 14 Toch hebt u er goed aan gedaan in mijn moeilijkheden te delen. 15 U weet zelf, Filippenzen, dat toen ik na mijn vertrek uit Macedonië met de verkondiging begon, uw gemeente de enige is geweest die gedeeld heeft in mijn tegoeden en tekorten. 16 Al in Tessalonica hebt u mij meer dan eens iets gestuurd om mijn tekorten aan te vullen. 17 Niet dat het mij om uw gaven te doen is, ik ben er juist op uit dat het tegoed op uw rekening oploopt. 18 Nu is alles mij vergoed, en heb ik zelfs veel meer ontvangen. Mij ontbreekt niets dankzij de gaven die Epafroditus namens u heeft gebracht; ze zijn een geurig en aangenaam offer, dat God behaagt. 19 Mijn God zal uit de overvloed van zijn majesteit elk tekort van u aanvullen, door Christus Jezus. 20 Aan onze God en Vader komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen.

Matteüs 22
1 Daarop vertelde Jezus hun opnieuw een gelijkenis: 2 'Het is met het koninkrijk van de hemel als met een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. 3 Hij stuurde zijn dienaren eropuit om de bruiloftsgasten uit te nodigen, maar die wilden niet komen. 4 Daarna stuurde hij andere dienaren op pad met de opdracht: "Zeg tegen de genodigden: 'Ik heb een feestmaal bereid, ik heb mijn stieren en het mestvee laten slachten. Alles staat klaar, kom dus naar de bruiloft!'" 5 Maar ze negeerden hen en vertrokken, de een naar zijn akker, de ander naar zijn handel. 6 De overigen namen zijn dienaren gevangen, mishandelden en doodden hen. 7 De koning ontstak in woede en stuurde zijn troepen eropaf, hij liet de moordenaars ombrengen en hun stad in brand steken. 8 Vervolgens zei hij tegen zijn dienaren: "Alles staat klaar voor het bruiloftsfeest, maar de gasten waren het niet waard genodigd te worden. 9 Ga daarom naar de toegangswegen van de stad en nodig voor de bruiloft iedereen uit die je tegenkomt." 10 De dienaren gingen de straat op en brachten zo veel mogelijk mensen samen, zowel goede als slechte. En de bruiloftszaal vulde zich met gasten voor de maaltijd. 11 Toen de koning binnenkwam om te zien wie er allemaal aanlagen, zag hij iemand die zich niet in bruiloftskleren gestoken had, 12 en hij vroeg hem: "Vriend, hoe ben je hier binnengekomen terwijl je niet eens een bruiloftskleed aanhebt?" De man wist niets te zeggen. 13 Daarop zei de koning tegen zijn hofdienaars: "Bind zijn handen en voeten vast en gooi hem eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt. 14 Velen zijn geroepen, maar slechts weinigen uitverkoren."

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS. ..

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2008.