De lezingen waren:
II Corinthe 12;7-12
Matteès 25:14-30.
PREEK
Het verhaal over de talenten is heel bekend: het wordt vaak -
los uit de context - , uitgelegd in die zin dat elk mens
beschikt over talenten; en dat het je taak is om je talenten
te gebruiken. Want je hebt die niet voor niets gekregen. Maar
is dat nu wat Jezus wil zeggen aan zijn leerlingen? Dat denk
ik toch niet.
Het gaat om vragen rond de bestemming van de mens en de
wereld. Waar komen we uit met onze manier van leven? Hoe zal
het gaan met onze kinderen en kleinkinderen? Wat maken wij
mensen van deze wereld? En vooral ook wat staat ons
persoonlijk nog te wachten: bestaat er zoiets als "het
koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor ons
bestemd is"? Zulke vragen dringen zich van tijd tot tijd op.
Ook bij de leerlingen van Jezus. En dan vertelt Jezus hun dit
verhaal over een koopman, die op reis ging. Vóór zijn vertrek
krijgen alle knechten een taak: elk één naar zijn eigen maat.
En de schijnwerper staat duidelijk gericht op de derde knecht:
wat er over die eerste twee wordt verteld is alleen zijdelings
belangrijk. Het gaat in wezen om die derde: om de knecht met
wie het slecht afloopt. Hoe komt dat? Ligt dat aan God? Ligt
dat aan de mens?
In die derde wordt uitgetekend hoe het vaak gaat in een
mensenleven. Je wordt geboren, slaat je ogen op, en ontdekt al
gauw een wereld waarin je je op de een of andere manier maar
moet zien te redden. Waarin je je een positie moet verwerven.
Die situatie kan de mens onaangenaam treffen. Pascaal
vergeleek deze situatie met die van iemand wiens vrienden hem
een poets hadden gebakken. Ze hadden hem, terwijl hij sliep,
in een bootje gelegd en naar een onbewoond eilandje gebracht.
Na zijn ontwaken vroeg de goede man zich af: 'Waar ben ik
terecht gekomen? Wat doe ik hier? Wie heeft mij deze streek
geleverd?' Zo kun je de menselijke situatie klaarblijkelijk
ervaren. En wie herkent niet iets van die gevoelens: van
onbehagen, van onzekerheid?
- wat moet ik met mijn leven?
- ben ik wel in staat om me waar te maken?
- wat wordt er van mij verwacht?
Je ziet om je heen hoe anderen, zo op het oog met groot gemak,
realiseren wat je zelf ook wel zou willen. Maar jij bent die
ander niet: die is veel charmanter, slimmer, gehaaider, of
misschien ook wel beter toegerust dan jij. Wanneer zulke
gevoelens een kans krijgen kan het maar zo, dat een mens
verbitterd raakt, zich tekort gedaan voelt en opstandig wordt.
Zoals Kaïn, "omdat hij het gevoel had dat de Heer voor zijn
offer geen oog had". Bij hem leidde de jaloezie tot
broedermoord. Zo kan het gaan. Ligt dat aan God? Of aan de
mens? Verkondigt Jezus een God die streng is en maait waar hij
niet heeft gezaaid?
In de 2de brief van Paulus aan de gemeente in Corinthe vinden
we iets anders. Daarin wordt beschreven hoe Paulus zijn
gekwetstheid overwint door er zichzelf aan te herinneren, dat
een mens niet meer nodig heeft dan Gods genade. Paulus is woedend
en voelt zich tekort gedaan omdat er in de
Corinthische gemeente mensen zijn, die ineens niet meer zoveel
van hem moeten hebben: er zijn na hem apostelen gekomen, die
veel welbespraakter waren dan Paulus; en zij laten zich erop
voorstaan dat ze goede betrekkingen hebben met de gemeente in
Jeruzalem; bovendien blijkt dat zij zich goed laten betalen.
Paulus voelt zich miskend. En daarom neemt hij - iets wat
eigenlijk indruist tegen alles wat hij gepast vindt - de
vrijheid om maar eens hoog van zichzelf op te geven. Hij wijst
erop dat hij er nooit beter van is geworden, en op de offers
die hij heeft moeten brengen om wat hij als zijn
levensopdraccht zag te realiseren. Uit het vervolg van de
brief, het gedeelte dat wij vanochtend lazen, blijkt dat hij
zijn jaloezie te boven komt: de vreugde in zijn werk ( hij
noemt dat 'Gods genade') wint het van zijn gekwetstheid. En
dan denkt hij weer terug aan alles wat hij heeft moeten
doorstaan, en hoe zijn werk hem, desondanks, veel vreugde
heeft gegeven. Dat ziet hij als een bewijs van Gods trouw; en
ook als een bewijs dat zijn 'evangelie' betrouwbaar is. Het
herinnert hem eraan, dat een mens niet meer nodig heeft dan
Gods genade.
In de gelijkenis over de talenten wordt niet een strenge God
verkondigd. Waar het in die gelijkenis om gaat is, dat de
mens, die het leven niet kan zien als een godsgeschenk
zichzelf daarmee ook een beeld van God schept, dat hem
uiteindelijk het leven beneemt. En daarmee verliest hij ook de
anderen uit het oog of - wat nog erger is - gaat hij de
anderen zien als een sta-in-de weg. Dat is wat er kan gebeuren
als op Gods liefde, die ons schept, draagt en leidt, niet meer
wordt vertrouwd.
'Ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en
jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie
namen mij op': compassie is een blijk van respect voor de
Vader van alle leven. Waar de compassie ontbreekt wordt
duidelijk dat de mens zijn eigen herkomst en toekomst vergeten
is; vergeten is dat onze enige zekerheid is daaruit bestaat
dat niets ons kan scheiden van Gods liefde.
Erik Borgman, in zijn boek 'God als onderzoeksprogramma'
schrijft dat we misschien veel te veel gefocust zijn op de
vraag wie of wat God is; maar dat de vraag vooral zou moeten
zijn: waar en wanneer God ervaarbaar is. Dat zou kunnen
betekenen, dat mensen onder geheel verschillende
omstandigheden God op een geheel eigen wijze ervaren.
Die gedachte nodigt ons uit om ons in te keren en na tegaan
waar en wanneer wij, in ons leven, iets van God hebben
ervaren? Waar wij Jezus in de ogen hebben gezien - terwijl we
ons dat op dat moment misschien niet realiseerden. Wat heb jij
in mijn leven ontvangen? Wijzen de talenten niet naar momenten
van Godservaring? En wat heb je daar verder mee gedaan? Heb je
die momenten begraven in vergetelheid? Of ben je ermee aan het
werk gegaan?
Aat heb je gedaan, toen je Jezus in de ogen keek? Heb je
verteld over de talenten, die jezelf ooit kreeg? Over die
bronnen van inspiratie en kracht? Heb je de dorst van mensen
ermee kunnen lessen?
Sta daar nu eens even bij stil; en sluit je ogen.
Jezus zegt: "Jullie zijn door mijn Vader gezegend: kom en neem
deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de
wereld voor jullie bestemd is".
AMEN.
DE LEZINGEN:
II Corinthe 12:7-12
Om te verhinderen dat ik mezelf zou verheffen, werd mij een
doorn in het vlees gestoken: ik word gekweld door een engel
van Satan. 8 Ik heb de Heer driemaal gesmeekt mij van hem te
bevrijden, 9 maar hij zei: 'Je hebt niet meer dan mijn genade
nodig, want kracht wordt zichtbaar in zwakheid.' Dus laat ik
mij veel liever voorstaan op mijn zwakheid, zodat de kracht
van Christus in mij zichtbaar wordt. 10 Omdat Christus mij
kracht schenkt, schep ik vreugde in mijn zwakheid: in
beledigingen, nood, vervolging en ellende. In mijn zwakheid
ben ik sterk.
11 Ik heb me aangesteld als een dwaas, maar u hebt me ertoe
gedwongen. U had me moeten aanbevelen. Want ik mag dan
onbeduidend zijn, ik doe toch echt niet onder voor die
geweldige apostelen. 12 Alles wat een apostel tot apostel
maakt, heb ik u laten zien: elke volharding, alle tekenen en
wonderen, elke kracht.
Matteùs 25:14-30
14 Of het zal zijn als met een man die op reis ging, zijn
dienaren bij zich riep en het geld dat hij bezat aan hen in
beheer gaf. 15 Aan de een gaf hij vijf talent, aan een ander
twee, en aan nog een ander één, ieder naar wat hij aankon.
Toen vertrok hij. Meteen 16 ging de man die vijf talent
ontvangen had op weg om er handel mee te drijven, en zo
verdiende hij er vijf talent bij. 17 Op dezelfde wijze
verdiende de man die er twee had gekregen er twee bij. 18
Degene die één talent ontvangen had, besloot het geld van zijn
heer te verstoppen: hij begroef het.
19 Na lange tijd keerde de heer van die dienaren terug en
vroeg hun rekenschap. 20 Degene die vijf talent ontvangen had,
kwam naar hem toe en overhandigde hem nog vijf talent erbij
met de woorden: "Heer, u hebt mij vijf talent in beheer
gegeven, alstublieft, ik heb er vijf talent bij verdiend." 21
Zijn heer zei tegen hem: "Voortreffelijk, je bent een goede en
betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar bent gebleken in het
beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer
aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer." 22 Ook
degene die twee talent ontvangen had, kwam naar hem toe en
zei: "Heer, u hebt mij twee talent in beheer gegeven,
alstublieft, ik heb er twee talent bij verdiend." 23 Zijn heer
zei tegen hem: "Voortreffelijk, je bent een goede en
betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer
van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen.
Wees welkom bij het feestmaal van je heer." 24 Nu kwam ook
degene die één talent ontvangen had naar hem toe, hij zei:
"Heer, ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u
niet hebt gezaaid en oogst waar u niet hebt geplant, 25 en uit
angst besloot ik uw talent te begraven; alstublieft, hier hebt
u het terug." 26 Zijn heer antwoordde hem: "Je bent een
slechte, laffe dienaar. Je wist dus dat ik maai waar ik niet
heb gezaaid en oogst waar ik niet heb geplant? 27 Had mijn
geld dan bij de bank in bewaring gegeven, dan zou ik bij
terugkomst mijn kapitaal met rente hebben terugontvangen. 28
Pak hem dat talent maar af en geef het aan degene die er tien
heeft. 29 Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in
overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft
nog worden ontnomen. 30 En die nutteloze dienaar, gooi die
eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en
knarsetandt."
31 Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in
gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn
glorierijke troon. 32 Dan zullen alle volken voor hem worden
samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals
een herder de schapen van de bokken scheidt; 33 de schapen zal
hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. 34 Dan zal de
koning tegen de groep rechts van zich zeggen: 35 Want ik had
honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie
gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen
mij op.
Terug naar het begin van deze pagina