Ikoon van Johannes 'de Voorloper', onderdeel van een drieluik (Deësis), vervaardigd op het atelier van Kerkwinkel Koinonia. Op de geopende boekrol die hij vasthoudt staat een
tekst uit het evangelie van Johannes" "Hij is het over
wie ik zei:na mij komt hij - ik ben het niet eens waard om de
riemen van zijn sandalen los te maken". (Joh. 1:15/27) |
|
Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Hoogeveen op de derde zondag van advent, 14 december 2008.
De lezingen waren:
* Psalm
126: 1-6
* I Thessalonicenzen 5:12-24
* Johannes 3:22-30
"Ik
ben de messias niet!"
Niet lang geleden verscheen er een
boekje, geschreven door Eginhardt Meijering, onder de titel: "Het
roer moet om - De kerk van Jezus Christus is meer dan een
Jezusbeweging". In dit boekje beschrijft hij ondermeer wat hij
heeft zien gebeuren in de laatste decennia van de vorige eeuw. Men
heeft, volgens hem, het geloof gereduceerd tot ethiek; en men heeft
van Jezus een goed mens gemaakt; een voorbeeld dat we zouden moeten
navolgen. Iemand die door het visioen van het hemelse koninkrijk was
gegrepen, en waar hij op anticipeerde. En het hemelse koninkrijk zou
dan een wereld zijn waarin vrede en gerechtigheid zouden heersen. De
vraag die je daarbij kunt stellen is: doet dit wel recht aan de kern
van het Christelijk geloof? Maken we daarmee van Jezus in feite niet
een soort Johannes de Doper, die in zijn tijd de mensen opriep om
anders te gaan leven?
Vandaag lazen we over deze Johannes,
die ook wel bekend staat als de voorloper, dat hij benadrukt dat hij
de messias niet is. En dat de messias, of - in ons woordgebruik - de
Christus,
nog moet komen.
Wanneer we Jezus beschouwen als
een bevlogen en goed mens, die ons tot voorbeeld kan zijn, dan heeft
hij dat gemeen met talloze anderen: Franciscus van Assisi, Gandhi,
Albert Schweitzer, en vult u verder maar in.
"Jij, wie
ben jij?" (Συ τις ει;
Joh.1:19). Dat was de vraag waarmee Joden uit Jeruzalem priesters en
Levieten op Johannes afstuurden om hem te vragen wie hij was. Men
keek destijds uit naar de komst van de Messias.
Misschien is
het op deze advenstszondag zinvol om nog eens stil te staan bij dit
begrip. Op Kerst zullen we, zoals elk jaar, het Lucasevangelie weer
ter hand nemen en daar lezen:
"Vandaag is in de stad van
David voor jullie een redder geboren. Hij is de messias, de Heer."
Daar ontspringt de stroom waarin wij staan.
Het messiasbegrip
stamt uit de Joodse traditie: de traditie van een volk, dat vele
duistere tijden heeft gekend. En steeds waren er dan weer mensen, die
zich de vraag stelden: wat mogen we verwachten? Komt er ooit een
einde aan deze duisternis? Zal er ooit nog verlichting komen: een
licht in deze duisternis?
Aan antwoorden op deze vraag heeft het
nooit ontbroken. Zo schreef de tweede Jesaja in de 4de eeuw v. Chr.:
"Uw wijsheid en uw kennis zijn het, die u verleid hebben, zodat
ge bij uzelf zegt: Ik ben het en niemand anders!" (Jes. 47:10).
Deze Jesaja meende dus dat men de uitzichtloosheid over zichzelf had
afgeroepen; en dat die het gevolg was van het feit dat de mens zich
verbeeldde beter af te zijn in een wereld zonder God. Het is toch ook
wel heel verleidelijk om te denken dat de mens op zichzelf is
aangewezen? Is de grondslag van onze tegenwoordige samenleving niet
de overtuiging, dat we het moeten hebben van de wetenschap, van het
vooruitgangsdenken, van de maakbaarheid van onze samenleving? Geloven
in wonderen, of in het mysterie druist in tegen ons
realiteitsbesef.
Toch zou je naast deze Jesajatekst er vele
kunnen leggen zijn die, net als Jesaja, naar hetzelfde wijzen: dat de
mens zich teveel verbeeldt. Dat de wereld niet maakbaar is. En dat er
iets moet veranderen aan onze openheid voor een andere
werkelijkheid.
Zo vertelt ook het Genesisverhaal, dat de mens
de ellende over zichzelf afgeroepen heeft door te bezwijken voor de
verleiding om gelijk te zijn aan God. De mens heeft de neiging om een
tovenaarsleerling te zijn: om processen in gang te zetten, zet, die
hij vervolgens niet meer kan beheersen. Zal hier ooit een einde aan
komen?
Voor zover Joodse denkers zich daarover gedachten
hebben gemaakt kwamen zij altijd weer te spreken over het
messianisme. Ze dachten daarbij lang niet altijd aan een messias in
de gestalte van een persoon die uitkomst moest brengen. Waar het hen
vooral om te doen was is de vraag hoe het proces van neergang, dat
door onszelf wordt veroorzaakt, ooit zou kunnen worden doorbroken;
wat er nodig zou zijn om een messiaanse tijd te laten aanbreken; een
wereld, waarin mensen waardig en in vrede met elkaar zouden kunnen
leven. Ligt het binnen de menselijke mogelijkheden om dat te
realiseren? Of is daarvoor iets nodig waartoe de mens niet in staat
is? En - als die tijd ooit zou aanbreken - zal daar dan plaats zijn
voor iedereen? Of alleen voor 'rechtvaardigen'?
Ook in het
Nieuwe Testament vinden we uiteenlopende gedachten over deze kwestie.
Johannes de Doper roept mensen op om zich voor te bereiden op het
komende heil door zich te bekeren. Waaruit dat komende heil precies
bestaat, wordt niet zo duidelijk. Het enige wat duidelijk is, is dat
hij zegt niet de messias te zijn. Anderen verwachten een profetische
gestalte, die een wending teweeg zal brengen: een soort Elia - die we
uit het Oude Testament kennen als de kampioen in het bestrijden van
afgodenvereerders. Weer anderen verwachten het heil van een politieke
gestalte, een nieuwe David, of een tweede Mozes. En volgens nog weer
anderen is het wachten op een hogepriester, een Aäron, die de
cultus hervormt. Maar er zijn er ook die denken aan een voleinding.
Zij spreken over het einde van de tijd, waarbij de rekening wordt
opgemaakt: pas daarna kan er iets nieuws komen, een nieuwe
aarde.
Maar hoe zit het nu met de kerk? En vooral: wat geloven
wij nu eigenlijk? Wie is Jezus voor ons? Is hij een goed mens? Een
voorbeeld ter navolging? Of wordt ons in zijn persoon iets
aangereikt, waar wij aan voorbij dreigen te gaan? Een terugkerend
motief in het Nieuwe Testament is de blindheid, waarvan mensen
genezen moeten worden. En de beginwoorden van het Johannesevangelie
(In den beginne was het Woord, en het woord was bij God..) leiden ons
terug naar het scheppingsverhaal, naar Genesis. Zo lijkt de
evangelist ons te wijzen op de scheppende kracht van God. Alsof hij
wil zeggen: mensen moeten zich niet verbeelden dat ze, al doen ze nog
zo hun best, de wereld kunnen verbeteren.
Wie de beelden van
de serie 'In Europa', de televisieserie gemaakt door Geert Mak, tot
zich laat doordringen moet welgaan beseffen dat wij geboren zijn in
een tijd waarin méér mensen zijn mishandeld en méér
doden zijn gevallen door zinloos geweld dan ooit tevoren. En dat alle
leuzen van na de beide wereldoorlogen (Dit nooit meer! De honger de
wereld uit! Einde aan het onrecht en de ongelijkheid! Weg met de
atoombommen!) ten spijt er nadien wereldwijd nog méér
etnisch geweld is geweest, dat ooit tevoren, dat nog steeds op grote
schaal gemoord en verkracht wordt, dat er honger wordt geleden, en
dat de welvaart in de wereld opnieuw alleen is weggelegd voor een
relatief kleine groep van bevoorrechten.
Alle mooie woorden over
de grondrechten van mensen, van kinderen en van dieren ten spijt
zucht Moeder Aarde onder de wijze waarop de mensen haar bewonen.
De
messias is dan ook in bijbels perspectief een gave van God:
in
Jezus wordt ons de boodschap gebracht, dat we bescheidener zouden
moeten worden in onze pretenties. Dat we ons dienen af te vragen wat
we zijn kwijtgeraakt. Misschien wel het besef, dat het leven geschenk
is; en dat het wonder, waar we ook zelf deel van uitmaken, ons zou
moeten aanzetten tot dankbaarheid en tot een lofzang. Is geloven
niet: onder ogen zien dat alleen daar, waar mensen ruimte maken in
hun denken voor de vraag naar de oorsprong, de zin en de bestemming,
sporen van God zijn te ontwaren? Dat alleen in het gebed de STEM
hoorbaar wordt die ons kan verzoenen met onze eigen machteloosheid en
onvolmaaktheid?
De Oosterse kerk heeft Johannes de Doper
verbonden met het gebed: steeds zien we hem afgebeeld samen met
Maria, de Moeder Gods, staande aan weerszijden van een tronende
Christus. Deze compositie staat bekend als de 'deësis' (=
gebed), en heeft een vaste plaats heeft gekregen op de
ikonostase.
Vaak wordt gesuggereerd dat de Moeder Gods en Johannes
de Doper een voorspraak zijn voor deze wereld: dat zij smeken om
barmhartigheid. Maar dat is misleidend: wij associëren de
voorspraak gewoonlijk met woorden waarmee gebeden wordt voor de nood
van de wereld. Maar volgens de orthodoxe theologie gaat het bij het
bidden niet in de eerste plaats om de inhoud. Veel essentiëler
is een openheid voor het heilige; een respect voor de oorsprong, de
grond en de bestemming van ons bestaan. Die openheid is louterend.
Elk bidden veronderstelt die houding. Paulus schrijft daar
helder over in zijn brief aan de gemeente in Rome: "Wij weten
immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen; de Geest
zelf pleit voor ons met woordloze zuchten" (Romeinen 8:26). De
Geest huist niet in ons 'ik', maar neemt ons op in de heilige
gemeenschap waar de mens zich opent voor het GIJ, zich laat
aanspreken door de Stem van de Levende, die opklinkt sedert de
schepping in alles: maar die alleen hoorbaar is, waar mensen de
openheid van geest hebben om te luisteren.
De ontmoeting met
God overkomt ons, dagelijks, ook in de kleine dingen. Is wèrkelijk
leven niet: daarop antwoord geven,
en zo iedere dag opnieuw God in
de wereld verwerkelijken?
(17) "Bid onophoudelijk, dank
God onder alle omstandigheden, want dat is wat hij van u, die één
bent met Christus Jezus,verlangt. Zó kunnen wij, als zijn
gemeente in deze wereld een licht zijn in de duisternis."
AMEN.
DE LEZINGEN:
Inleidende
lezing: Psalm 126
1 Een pelgrimslied.
Toen de HEER het
lot van Sion keerde,
was het of wij droomden,
2 een lach
vulde onze mond,
onze tong brak uit in gejuich.
Toen
zeiden alle volken:
'De HEER heeft voor hen iets groots
verricht.'
3 Ja, de HEER had voor ons iets groots verricht,
we
waren vol vreugde.
4 Keer ook nu ons lot, HEER,
zoals u
water doet weerkeren in de woestijn.
5 Zij die in tranen zaaien,
zullen oogsten met gejuich.
6 Wie in tranen op weg gaat,
dragend de buidel met zaad,
zal thuiskomen met gejuich,
dragend de volle schoven.
Eerste lezing: I
Thessalonicenzen 5:12-24
12 Wij vragen u, broeders en zusters,
diegenen onder u te erkennen die zich op gezag van de Heer ervoor
inzetten u te leiden en terecht te wijzen. 13 U moet hun om hun werk
veel liefde en respect betonen. Leef in vrede met elkaar. 14 Wij
sporen u aan, broeders en zusters, iedereen die zijn dagelijks werk
verwaarloost terecht te wijzen, de moedelozen hoop te geven, op te
komen voor de zwakken, met iedereen geduld te hebben. 15 Zie erop toe
dat niemand kwaad met kwaad vergeldt en streef altijd naar het goede,
zowel voor elkaar als voor ieder ander. 16 Wees altijd verheugd, 17
bid onophoudelijk, 18 dank God onder alle omstandigheden, want dat is
wat hij van u, die één bent met Christus Jezus,
verlangt. 19 Doof de Geest niet uit 20 en veracht de profetieën
niet die hij u ingeeft. 21 Onderzoek alles, behoud het goede 22 en
vermijd elk kwaad, in welke vorm het zich ook voordoet. 23 Moge de
God van de vrede zelf uw leven in alle opzichten heiligen, en mogen
heel uw geest, ziel en lichaam zuiver bewaard zijn bij de komst van
onze Heer Jezus Christus. 24 Hij die u roept is trouw en doet zijn
belofte gestand.
Tweede lezing: Johannes 3:22-30
22
Daarna ging Jezus met zijn leerlingen naar Judea. Daar bleef hij
enige tijd en hij doopte er. 23 Johannes doopte toen ook, in Enon,
dicht bij Salim, een waterrijk gebied. Daar kwamen de mensen naartoe
om zich te laten dopen. 24 Johannes was immers nog niet
gevangengezet. 25 Er ontstond een discussie tussen de leerlingen van
Johannes en een Jood over het reinigingsritueel. 26 Ze gingen naar
Johannes en zeiden tegen hem: 'Rabbi, de man die bij u aan de
overkant van de Jordaan was, over wie u een getuigenis afgelegd hebt,
is aan het dopen en iedereen gaat naar hem toe!' 27 Johannes
antwoordde: 'Een mens kan alleen ontvangen wat hem door de hemel
gegeven wordt. 28 Jullie kunnen van mij getuigen dat ik gezegd heb:
"Ik ben de messias niet, maar ik ben voor hem uit gezonden."
29 De bruidegom krijgt de bruid; de vriend van de bruidegom staat te
luisteren en is blij dat hij de stem van de bruidegom hoort. Dat
vervult mij met grote vreugde. 30 Hij moet groter worden en ik
kleiner.
Terug naar het begin van deze pagina
Meer weten over deze website? Ga naar de TITELPAGINA of ..
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2008.