De doop van Jezus in de Jordaan, ikoon uit eigen atelier, © Kerkwinkel Koinonia |
![]() |
De lezingen waren:
Jesaja 40:1-8
DE LEZINGEN:
Terug naar het begin van deze pagina
Lucas 3:15-16.21-22
Preek: 'Wat moeten wij geloven?'
De afgelopen maanden is er heel wat geschreven en gezegd over
allerhande crises waarin wij verkeren: de crisis op de
arbeidsmarkt, de financiële crisis, de crisis als gevolg van
de Mexicaanse griep, de klimaatcrisis, de crisis rond de
Qkoorts-epidemie gerelateerd aan de risico's van de intensieve
veehouderij... De moeilijkheid bij zo'n crisis is steeds, dat
niemand over alle informatie beschikt; en dat ook niemand kan
voorspellen hoe zo'n proces zich verder ontwikkelt. Met als
gevolg dat ook niemand precies weet wat er moet gebeuren en
wat ons mogelijk boven het hoofd hangt. Wat ook kenmerkend is
voor crisisituaties is dat er vrijwel altijd behoefte ontstaat
aan sterk leiderschap. Maar sterke leiders, waar vind je die?
Bovendien: ook dergelijke leiders genieten lang niet altijd
ieders vertrouwen. Zij weten het immers ook niet? Dus wie zegt
mij dat ze niet bluffen in de hoop, dat de geschiedenis
tenslotte hun gelijk zal bevestigen?
Wat moeten we geloven? Ook de kerk verkeert in een crisis. Er
zijn tijden geweest waarin Gods bestaan niet ter discussie
stond: je kon nog van mening verschillen over wat nu wel en
wat niet naar Gods wil was. Maar dat God bestond: daar was zo
ongeveer iedereen het wel over eens. Maar wij leven in een
tijd waarin ook God geen vanzelfsprekendheid meer is. 'God' is
een woord, waarvan niemand meer zeker weet of het wel recht
van bestaan heeft. Deze geloofscrisis duurt al een tijd.
Al in mijn jeugd hoorde ik ooit een predikant zeggen: 'Ik
geloof in God, omdat ik weet dat God niet bestaat!'. 'Ach'
riepen toen de mensen; 'wat heb ik aan zo'n dominee!' En 'ach'
riepen ook de leden van de kerkenraad: 'Waar blijf je dan met
je geloof? Dan is er toch niets meer zeker!' Misschien zouden
wij nu laconiek constateren dat dit dan zeker een vrijzinnige
dominee was; vrijzinnigen vinden immers dat iedereen zelf maar
moet bedenken wat hij/zij zich bij het woord 'God' voorstelt?
Iedereen mag toch alles geloven wat hij wil? Net zo goed als
ieder in een democratie ook alles mag zeggen wat hij wil? Is
zowel de 'vrijheid van godsdienst' als 'vrijheid van
meningsuiting' niet een groot goed?
Toch kun je je afvragen of die vrijheid wel in alle gevallen
zo'n groot goed is. Democratie is een groot goed, zolang de
stemgerechtigden beschikken over voldoende kennis van zaken,
over inzicht in de samenhang der dingen, en over een goed
ontwikkeld oordeelsvermogen. Democratie zou wel eens tot
rampzalige situaties kunnen leiden, wanneer mensen hun invloed
mogen/moeten aanwenden, terwijl ze amper weten wat er op het
spel staat en wat de consequenties kunnen zijn van
ondeugdelijke beslissingen.
Op vergelijkbare gronden zou je je zorgen kunnen maken over de
toekomst van de vrijzinnigheid. Tolerantie is een groot goed,
en natuurlijk moet ieder kunnen geloven wat hij/zij wil
geloven. Maar zou ook dat niet alleen heilzaam zijn wanneer
aan bepaalde randvoorwaarden wordt voldaan? Kun je je
bijvoorbeeld nog met recht een Christen noemen, wanneer je
nauwelijks bent ingevoerd in de kerkgeschiedenis en in de
wijze waarop begrippen inhoud hebben gekregen? Moet ook de
taal van het geloof niet worden geleerd? En heeft het niet
dikwijls ontbroken aan goede gidsen, resp. aan de bereidheid
om zich te verdiepen in de achtergrond van begrippen zoals
zonde, zondevergeving, verzoening en genade? En van
sacramentele gebruiken zoals doop en avondmaal?
Misschien is de kerk wel nalatig geweest door zo weinig van
gelovigen te eisen; en door nogal éénzijdig te benadrukken dat
het geloof levensvreugde en bevrijding in het vooruitzicht
stelt. Want: zou niet veel kerkverlating het gevolg zijn van
teleurstelling, omdat er verwachtingen zijn gewekt die in het
leven niet bewaarheid worden? Zou de geloofscrisis niet mede
zijn veroorzaakt, doordat er van enige vorm van leergezag
binnen de vrijzinnigheid niets meer over is? En doordat
ambtsdragers het ook wel uit hun hoofd lieten om met gezag te
spreken? Van Jezus werd ooit gezegd: 'Wie is toch deze? Want
hij spreekt met gezag! Heel anders dan onze
schriftgeleerden!'. Wachten wij wellicht op geïnspireerde
mensen, die weer met gezag spreken?
Of zou je moeten zeggen - zoals verwoord in de titel van een
boek dat een paar jaar geleden verscheen: 'God op de vlucht
voor de wetenschap'. Is het de wetenschap, die God heeft
verjaagd? Zijn wij zo rationeel dat er voor de droom geen
plaats meer is?
Laten we eens kijken wat Lucas ons vanochtend vertelt. Lucas
vertelt dat Johannes de mensen opriep om zich te bekeren: om
anders te gaan leven. Wie daartoe bereid was kon zich laten
dopen - als een bezegeling van het voornemen om daadwerkelijk
anders te gaan leven. Ook Jezus laat zich dopen. Maar - zo
voorzegt Johannes - na de waterdoop volgt er nog een andere
doop: de vuurdoop. Anders gaan leven alleen is klaarblijkelijk
nog maar het begin. Wat moet je je denken bij die vuurdoop?
Wanneer je het evangelie verder leest kom je vanzelf het
antwoord tegen.
Wie het verhaal op de voet volgt vindt uiteindelijk Jezus in
Getsemane; en hoort hem daar bidden 'niet wat ik wil, maar wat
Gij wilt: laat dat geschieden'. Met anders gaan leven wordt
klaarblijkelijk verwezen naar een anders gaan denken over
autonomie. In plaats van: zelf bepalen wat je wel of niet wilt
geloven de bereidheid hebben om een weg te gaan waar je
feitelijk uit jezelf nooit voor zou kiezen: als een vorm van
gehoorzaamheid aan wat wordt verstaan als de levensopdracht.
De grote vraag daarbij is of we dat wel willen en ook kunnen.
En of we voldoende openheid van geest hebben om te verstaan
wat onze levensopdracht is. Ooit zei een catechesant tegen
mij: "Ik weet niet of ik wel gelovig ben; want ik heb in mijn
leven nog nooit iets meegemaakt. Pas als mij iets ernstig
overkomt zal ik weten of ik trouw kan blijven aan datgene waar
ik voor zeg te staan". Zou dat niet de vuurdoop zijn? Het
moment waar het erop aankomt?
"De stilte zingt U toe, o Here...", zongen we zoëven (Ps 65).
Juist in een crisis zou een mens kunnen beseffen dat we, als
het erop aankomt, geen greep meer kunnen hebben op de dingen.
Want dat is wat wij ten diepste willen: greep hebben op mensen
en dingen om ons heen: op onze vrouw en op onze kinderen; op
ons bestaan; op de politiek; op het klimaat; op het
armoedeprobleem; en op zoveel meer. Kortom: op het kwaad.
Maar: wat we daarbij maar al te vaak over het hoofd zien is,
dat veel kwaad nu juist voortkomt - het gevolg is van onze
overtuiging dat we alles naar onze hand kunnen zetten. We
verbeelden ons te veel.
Een gelovige is bescheidener: "Niet mijn wil, maar uw Wil..."
Het leven vieren, ook als het lot ons minder goed gezind is:
in het besef dat God zich ook daar laat vinden, waar wij dat
misschien niet zouden verwachten.
Gelovig zijn, dat is toch:
luisteren naar wat verborgen spreekt,
uitzien naar wat nog niet te zien is,
gaan waar geen weg is
en durven staan waar je niet kunt staan?
Anders-gaan-leven leidt ons vroeg of laat tot de vuurdoop:
het moment waar het op aankomt. Om die beproeving te kunnen
doorstaan vraagt misschien wel om oefening. Misschien zou je
elke ochtend wel moeten beginnen met een lofzang: "De stilte
zingt U toe o Here..."; of psalm 103: "Zegen, mijn ziel, de grote naam
des Heren". Om vervolgens te proberen om de instelling die uit
zulke lofliederen spreekt te maken tot de grondtoon van ons
bestaan.
Iemand die dat kon was Tomas Merton. Ooit stelde hij zich de
vraag waar zijn geloof nu feitelijk uit bestond. Zijn
gedachten daarover vallen af te lezen uit het volgende gebed:
Heer, mijn God,
Ik weet niet waar ik heen ga. Ik ken de weg niet die voor
mij ligt. Ik kan niet met zekerheid zeggen waar hij zal
eindigen. Ook ken ik mezelf niet echt, en het is niet
omdat ik denk dat ik Uw wil volg dat ik dat ook werkelijk
doe. Maar ik geloof dat het verlangen U te behagen U in
feite ook behaagt. En ik hoop dat ik dat verlangen heb in
alles wat ik doe. Ik hoop dat ik nooit iets zal doen
zonder dit verlangen. En ik weet dat als ik dit doe, U
mij zult leiden langs het rechte pad, hoewel ik er
misschien niets van zal begrijpen. Daarom zal ik altijd
op U vertrouwen, ook al lijk ik verloren en in de schaduw
van de dood. Ik zal niet bang zijn, want U bent steeds
bij mij, en U zult mij nooit aan mijn lot overlaten om
mijn gevaren alleen onder ogen te zien.
AMEN.
Jesaja 40:
1 Troost, troost mijn volk, zegt jullie God.
2 Spreek Jeruzalem moed in, maak haar bekend
dat haar slavendienst voorbij is, dat haar schuld is voldaan,
omdat zij een dubbele straf voor haar zonden
uit de hand van de HEER heeft ontvangen.
3 Hoor, een stem roept:
'Baan voor de HEER een weg door de woestijn,
effen in de wildernis een pad voor onze God.
4 Laat elke vallei verhoogd worden
en elke berg en heuvel verlaagd,
laat ruig land vlak worden
en rotsige hellingen rustige dalen.
5 De luister van de HEER zal zich openbaren
voor het oog van al wat leeft.
De HEER heeft gesproken!'
6 Hoor, een stem zegt: 'Roep!'
En een stem antwoordt: 'Wat zou ik roepen?
De mens is als gras, hij bloeit als een veldbloem.
7 Het gras verdort en de bloem verwelkt
wanneer de adem van de HEER erover blaast.
Ja, als gras is dit volk.'
8 Het gras verdort en de bloem verwelkt,
maar het woord van onze God houdt altijd stand.
Lucas 3: 15-16.21-22
15 Het volk was vol verwachting, en allen vroegen zich af of
Johannes misschien de messias was, 16 maar Johannes zei tegen
hen: 'Ik doop jullie met water, maar er komt iemand die meer
vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om de riemen van
zijn sandalen los te maken. Hij zal jullie dopen met de
heilige Geest en met vuur;
21 Heel het volk liet zich dopen, en toen ook Jezus was
gedoopt en hij aan het bidden was, werd de hemel geopend 22 en
daalde de heilige Geest in de gedaante van een duif op hem
neer, en er klonk een stem uit de hemel: 'Jij bent mijn
geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.'
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2010