De Remonstrantse kerk in Groningen

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Groningen op zondag, 24 januari 2010

De lezing was:
Marcus 12:38-44


Preek:

Twee lepta, deed de weduwe in de offerkist. Een lepta was destijds in het Griekse taalgebied de kleinste munteenheid. De waarde omgerekend naar het Romeinse muntenstelsel was 1 quadrans.

Het is verleidelijk om de uitspraak van Jezus over de weduwe die twee lepta in de offerkist deed als uitgangspunt te nemen voor een overweging over de ethische vraag, hoeveel een mens zou moeten geven, als er - zoals in de afgelopen week - een beroep wordt gedaan op onze vrijgevigheid.

Afgezien van het feit dat de preek van vanochtend dan wel heel kort zou kunnen zijn - omdat er dan in feite alleen een appèl wordt gedaan op onze bereidheid tot een gewetensonderzoek - denk ik niet dat dit zou sporen met de bedoelingen van de evangelist Marcus.

Marcus plaatst deze geschiedenis met opzet aan het begin van het lijdensverhaal. "Zij heeft alles gegeven wat zij had", schrijft hij. In de rabbijnse literatuur uit diezelfde tijd komen uitspraken voor die je naast het verhaal over de weduwe zou kunnen zetten.
"God sprak: wie brengen er gewoonlijk spijsoffers? Dat zijn de armen: dat reken ik hen aan alsof ze hun leven voor mij brachten". En ergens anders: "Eens bracht een vrouw een handvol meel als offergave. De Priester had daar geen goed woord voor over, en zei: moet je nou eens kijken wat die brengt! Hoeveel daarvan mag ik opeten, en hoeveel daarvan moet ik nog als offer brengen! Toen kreeg de priester een visioen, en hij hoorde een stem zeggen 'Veracht haar niet, want zij is gelijk aan iemand die haar leven heeft gegeven'.
Uit zulke teksten mag je concluderen dat ook het verhaal dat Marcus vertelt zinspeelt op 'je leven geven voor de goede zaak'.

Pas op voor de schriftgeleerden: want zij zijn erop uit om daar goede sier mee te maken. In contrast daarmee staat die weduwe: zij is iemand die haar leven geeft. Is dit niet een passend begin van het lijdensverhaal? Het verhaal over de weduwe wijst zo vooruit naar wat Jezus naar Jeruzalem brengt.

====

Een belangrijk thema dat ons met dit verhaal wordt aangereikt is de vraag: wat kunnen wij missen? De weduwe zet alles in wat ze heeft. Tot zoiets is alleen iemand in staat die in de loop van zijn leven een sterk vertrouwen heeft opgebouwd op 'de voorzienigheid'. Of - in de taal van het geloof -: op God, die ons leven draagt.

Dat roept weer een andere vraag op; de vraag: hoe kom je aan een dergelijk vertrouwen? Wat moet je in je leven hebben meegemaakt om zo te worden?

Ga het eens bij jezelf na: welke levenservaring heeft jou vertrouwen gegeven in het bestaan? In de toekomst? De manier waarop je bent opgevoed? Mensen die om je heen stonden op de momenten, dat je er zelf niet meer tegen de situatie opgewassen was? Een vriendschap die langzaam is gegroeid wellicht, die je de zekerheid geeft dat die ander je nimmer zal laten vallen?
Of was het misschien iets in jezelf: een wonder dat zich voltrok toen een kracht in jezèlf leidde tot herstel? Of een moment van verlichting, een topervaring?

Misschien gaat het in het verhaal, dat Marcus vertelt wel niet in de eerste plaats om wat de weduwe in de offerkist stopt, maar om het grote vertrouwen dat uit die daad spreekt.

====

Wat kunnen wij missen? Misschien getuigt die vraag wel van een verkeerd uitgangspunt. Misschien zouden we moeten beginnen met de vraag naar ons grootste gemis? Waar ontbreekt het ons aan?

Om te beginnen misschien wel aan het diepe besef dat er in ons leven weinig dingen zo vanzelfsprekend zijn als we doorgaans aannemen. Ons grootste gemis zou wel eens kunnen zijn, dat we het heel vanzelfsprekend vinden, dat we er zijn; en dat er een wereld is om in te wonen. En dat we geworden zijn wie we zijn. We beseffen vaak nauwelijks meer dat we niet onszelf gevormd hebben. We beseffen vaak amper nog wat we allemaal aan anderen te danken hebben. Dat het anderen waren die ons hebben leren praten en denken; dat het anderen waren die ons hebben geleerd wie er respect verdienen. Het zijn de anderen die ons hebben gevormd. En het waren vaak anderen die in staat waren om het goede in ons naar boven te halen.

Waar het ons misschien ook wel aan ontbreekt is een besef dat we een binnenkamer hebben: een lege plek. Martin Buber schrijft daar prachtig over, omdat het volgens hem de plek is waar een mens naar toe kan om te wachten tot de tijd geen rol meer speelt als het moment van ontmoeting is aangebroken. De plek waar we een mens bij zijn naam wordt aangesproken. Als wij bidden, vragen we vaak dat ons gebed wordt verhoord; maar wat we vaak over het hoofd zien is, dat God ook verhoord wil worden: Zijn liefde voor ons vraagt om een respons.

Is dat besef niet waaraan het ons dikwijls ontbreekt? Alleen als dat besef niet ontbreekt, dan kan het gebeuren dat een mens zegt - zoals Jezus in Getsemane: niet mijn wil, maar uw wil geschiede. Zelfs wanneer het in mensen gestelde vertrouwen wordt beschaamd. We weten allemaal maar al te goed dat er ook mensen en milieus die juist het demonische en het slechte in ons oproepen. Maar komt het er juist dan niet op aan of we nog weet hebben van de weg naar binnen? "Wie mij wil volgen" zegt Jezus (Marcus 8:34) "moet zichzelf verloochenen".

Dat 'zichzelf verloochenen' wordt vaak verkeerd begrepen: 'zichzelf verloochenen' staat niet tegenover 'zichzelf laten gelden' maar tegenover 'Christus verloochenen'. Christenen konden destijds voor de rechtbank gesleept worden en daar werd van hen gevraagd om hun geloof af te zweren, m.a.w. Christus te verloochenen.

'Geloven' en 'verloochenen': die woorden zijn dan ook onverbrekelijk met elkaar verbonden. Je zou kunnen zeggen:
'geloven' is 'ja - zeggen', en verloochenen is 'nee-zeggen'. Het 'ja' tegen het één impliceert het 'neen' tegen het ander.
Als wij geloven in onze kinderen, zullen wij in staat zijn hen los te laten en vertrouwen te schenken zodat we hen hun eigen weg kunnen laten gaan. Het impliceert dat we onze betekenis voor hen leren relativeren.

Wie Christus niet verloochent zegt 'ja' tegen de God van Jezus en vertrouwt erop dat die op zijn wijze gebruik zal maken van wat wij tot stand proberen te brengen, wanneer wij proberen te leven vanuit datgene wat Hij van ons vraagt. Dat 'ja' tegen God is dus ook een 'neen' tegen onze neiging om alles in eigen hand te willen houden.

Want is dat niet wat we vaak het liefste willen: greep houden op de dingen? Van Thomas Merton is het volgende gebed bewaard:
Heer, mijn God,
    Ik weet niet waar ik heen ga. Ik ken de weg niet die voor     mij ligt. Ik kan niet met zekerheid zeggen waar hij zal     eindigen. Ook ken ik mezelf niet echt, en het is niet     omdat ik denk dat ik Uw wil volg dat ik dat ook werkelijk     doe. Maar ik geloof dat het verlangen U te behagen U in     feite ook behaagt. En ik hoop dat ik dat verlangen heb in     alles wat ik doe. Ik hoop dat ik nooit iets zal doen     zonder dit verlangen. En ik weet dat als ik dit doe, U     mij zult leiden langs het rechte pad, hoewel ik er     misschien niets van zal begrijpen. Daarom zal ik altijd     op U vertrouwen, ook al lijk ik verloren en in de schaduw     van de dood. Ik zal niet bang zijn, want U bent steeds     bij mij, en U zult mij nooit aan mijn lot overlaten om     mijn gevaren alleen onder ogen te zien.
AMEN.


DE LEZING:

Marcus 12:
38 Tijdens zijn onderricht zei hij: 'Pas op voor de schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en eerbiedig begroet willen worden op het marktplein, 39 en een ereplaats willen in de synagogen en bij feestmaaltijden: 40 ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op. Over hen zal strenger worden geoordeeld dan over anderen!'
41 Hij ging tegenover de offerkist zitten en keek hoe de mensen er geld in wierpen. Veel rijken gooiden veel geld in de kist. 42 Er kwam ook een arme weduwe, die er twee lepta in gooide, ter waarde van niet meer dan een quadrans. 43 Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: 'Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle anderen die er geld in hebben gegooid; 44 want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS. ..

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2010.