Kruis van Tomas-Christenen (India),
dat gedragen wordt door een lotusbloem - het (vrouwelijke) symbool
voor de bron van alle leven - terwijl ook de uiteinden van het kruis
opbloeien in de gestalte van een lotus

Preek gehouden tijdens de dienst van de Doopsgezinde en Remonstrantse Gemeenten in Deventer op zondag 31 januari 2010

De lezingen waren:
Jeremia 1:4-10
Lucas 4:14-27

PREEK: 'Een gemiste kans?'

Wat gebeurt daar in Nazaret? Je moet het je eens voorstellen. Jezus heeft zich laten dopen door Johannes - die man in de woestijn, die de mensen opriep om anders te gaan leven. Die roep is door velen gehoord. Ook door Jezus. De bewoners van Nazareth hebben dit vernomen; misschien hebben ze ook gehoord over zijn lange verblijf in de woestijn; en over de indruk die hij gemaakt heeft door zijn optreden; door wonderen die hij heeft verricht. Als Jezus dan terugkomt in Nazaret willen ze deze nieuwe rabbi zelf ook wel eens horen. Net als altijd bezoekt Jezus ook deze keer de synagoge. Hij wordt uitgenodigd om de lezing te doen. Hij staat op, krijgt een profetenrol aangereikt, en zoekt het gedeelte op uit Jesaja 61 - over de heilbode. En dat leest hij voor: 'De Geest des Heren is op mij...' Na de lezing gaat hij zitten: rabbi's plachten zittend onderricht te geven. Zal er nog een preek volgen? Een uitleg? En dan zegt Jezus: 'Wat gelezen is, dat is vandaag aan jullie oren geschied!' Wat bedoelt hij daarmee? Kondigt hij een nieuw begin aan? Een nieuwe kans op een betere wereld? En waaruit bestaat die nieuwe kans dan? Of zegt Jezus dat hij zèlf de heilsbode is, die Jesaja ooit voorzag? Kondigt hij het begin aan van Gods jubeljaar? En wat impliceert dat? Of getuigt hij van zijn eigen voornemen, om als gedoopte, herborene, een ander leven te gaan leiden?

Hoe dit ook zij: zijn toehoorders staan versteld! Zo'n korte preek hebben ze nog nooit gehoord. Maar vooral: wat is er met deze man gebeurd? Dit is toch die timmermanszoon? Hoe bestaat het dat hij nu ineens zo vol is van genade! Het woord dat Lukas hier gebruikt komt zelden voor in het nieuwe testament. CHARIS - genade. In het boek Handelingen - ook door Lucas geschreven - komt het ook een paar keer voor. En steeds in combinatie met het gesproken woord. Woorden vol CHARIS. Aan dat woord kleeft een dubbele betekenis: woorden vol CHARIS zijn woorden die getuigen van goddelijke wijsheid, maar het zijn ook woorden die vreugde brengen. De uitdrukking 'Woorden vol CHARIS' is is feitelijk een synoniem van 'evangelie' - goed nieuws.

Er is een omslag in het verhaal dat Lucas vertelt. Aanvankelijk waren de mensen in Nazareth vol waardering en bewondering; maar op een gegeven moment slaat de stemming om. Waardoor dat komt is niet zo duidelijk. Er valt ineens het woord 'geneesheer'. En: 'Doe alle dingen waarvan wij gehoord hebben ook hier!' Het is net alsof de toehoorders nog slechts toeschouwers zijn; of alles wat er wordt gezegd geen enkele betrekking heeft op hen. Klaarblijkelijk wil men nu ook wel eens wat zien: een teken; een wonder!

Of wil Lucas laten zien dat er sprake is van een misverstand? Heeft men de preek toch niet goed begrepen? Waren de woorden van Jezus bedoeld als een uitnodiging om samen met hem de heilsopdracht te realiseren? Zoals in een jubeljaar: de bezittingen opnieuw verdelen? De schulden kwijtschelden? De weduwen en wezen voorzien van alles wat zij nodig hebben? Vergeven wat onvergeeflijk heet? Hadden de bewoners van Nazaret de preek moeten begrijpen als een oproep om ook zèlf anders te gaan leven - in plaats van met de armen over elkaar af te wachten of Jezus misschien ook in hun midden een mirakel zou verrichten?

De onlangs overleden theoloog Schillebeeckx zei ooit: God is alle dagen nieuw. Elke dag opnieuw worden we geroepen om anders te gaan leven. Of God bevrijdend en verlossend is hangt af van de wijze waarop wij ons positioneren, van de wijze waarop wij ons opstellen. De boodschap van Jesaja ontleent zijn geldigheid aan het feit dat de Geest des Heren altijd op ons rust - ook al beseffen we ons dat vaak niet.

Gelovig zijn is niet: in iets geloven. Gelovig zijn is: gevoelig zijn voor het geheim waar wij deel van zijn. Zolang dat besef ontbreekt zijn wij nog niet wie wij zouden kunnen zijn. Er ontbreekt ons iets: iets essentiëels. Is daar nog iets meer over te zeggen?

Om te beginnen misschien wel dat ons gemis te maken heeft met onze neiging om veel als vanzelfsprekend te beschouwen. Onze neiging om te berusten in de werkelijkheid zoals die zich aandient.

Maar wanneer je erover nadenkt besef je, dat er in ons leven eigenlijk maar weinig dingen zo vanzelfsprekend zijn als we doorgaans aannemen. Ons grootste gemis blijkt misschien wel daaruit, dat we het heel vanzelfsprekend vinden, dat we er zijn: terwijl we er toch net zo goed niet hadden kunnen zijn. En dat er een wereld is, die bewoonbaar is. In de laatste uitzending over de Beagle was een sterrekundige aan het woord. Hij vertelde dat mensen ooit dachten dat de aarde het centrum was van het heelal; dat Copernicus tot de conclusie kwam dat de zon het centrum was; en weer later dat ook dat niet juist was. Dat wetenschappers tegenwoordig daar weliswaar niets van terugnemen, maar dat zij er wel steeds meer van doordrongen raken hoe bijzonder het is dat onze aarde bewoonbaar is. Dat er hier condities zijn die leven mogelijk maken.

Waar we doorgaans ook heel vanzelfsprekend vinden is dat we geworden zijn wie we zijn. We beseffen vaak nauwelijks meer dat we niet onszelf gevormd hebben. Terwijl we in vele opzichten het product zijn van een lange geschiedenis. We beseffen vaak amper nog wat we allemaal aan anderen te danken hebben. Dat het anderen waren die ons hebben leren praten en denken; dat het anderen waren die ons hebben geleerd mensen te respecteren die dat verdienen. Het zijn de anderen die ons hebben gevormd. En het waren vaak anderen, die in staat waren om het goede in ons naar boven te halen.

Waar het ons misschien ook wel aan ontbreekt is het besef dat we een binnenkamer hebben met een geheim: een lege plek. Martin Buber schrijft daar heel prachtig over: volgens hem is het de plek waar een mens heen kan gaan om zich er terug te trekken, en te wachten op het moment van ontmoeting. Volgens hem is het de plek waar een mens, wanneer hij voldoende geduld heeft, wordt aangesproken. Als wij bidden en de stilte in onszelf opzoeken voor gebed eindigt het gebed vaak met de bede dat ons gebed wordt verhoord; maar wat we vaak over het hoofd zien is, dat God als eerste aan het woord was: "Voordat ik je vormde in de moederschoot had ik je al uitgekozen..." Alleen wanneer een mens Gods liefdesverklaring beluistert kan een mens ertoe komen om te zeggen - zoals Jezus in Getsemane: niet mijn wil, maar Uw wil geschiede. Is dat niet de basis voor wat wij 'gelovig zijn' noemen?

Om daaruit te leven is niet eenvoudig: zeker niet, wanneer ons vertrouwen in het leven wordt beschaamd. En dat gebeurt nogal eens. Zo weten we allemaal uit ervaring maar al te goed dat er, behalve mensen die het goede bij ons naar boven brengen, ook mensen zijn die juist het demonische en het slechte in ons oproepen. Maar komt het er juist dan niet op aan: of we nog weet hebben van de weg naar binnen?

Van Thomas Merton is het volgende gebed bewaard:
Heer, mijn God,
Ik weet niet waar ik heen ga.
Ik ken de weg niet die voor mij ligt.
Ik kan niet met zekerheid zeggen waar hij zal eindigen.
Ook ken ik mezelf niet echt, en het is niet omdat ik denk dat ik Uw wil volg dat ik dat ook werkelijk doe.
Maar ik geloof dat het verlangen U te behagen U in feite ook behaagt. En ik hoop dat ik dat verlangen heb in alles wat ik doe.
Ik hoop dat ik nooit iets zal doen zonder dit verlangen.
En ik weet dat als ik dit doe, U mij zult leiden langs het rechte pad, hoewel ik er misschien niets van zal begrijpen. Daarom zal ik altijd op U vertrouwen, ook al lijk ik verloren en in de schaduw van de dood. Ik zal niet bang zijn, want U bent steeds bij mij, en U zult mij nooit aan mijn lot overlaten om mijn gevaren alleen onder ogen te zien.
AMEN.



DE LEZINGEN:

Jeremia 1:4-10
4 De HEER richtte zich tot mij: 5 'Voordat ik je vormde in de moederschoot, had ik je al uitgekozen, voordat je de moederschoot verliet, had ik je al aan mij gewijd, je een profeet voor alle volken gemaakt.' 6 Ik riep: 'Nee, HEER, mijn God! Ik kan het woord niet voeren, ik ben te jong.' 7 Maar de HEER antwoordde: 'Zeg niet: "Ik ben te jong." Richt je tot iedereen naar wie ik je zend en zeg alles wat ik je opdraag. 8 Wees voor niemand bang, want ik zal je terzijde staan en je redden - spreekt de HEER.' 9 En de HEER strekte zijn hand uit, raakte mijn mond aan en zei tegen mij: 'Hiermee leg ik mijn woorden in jouw mond. 10 Nu, op deze dag, geef ik je gezag over alle koninkrijken en volken, om ze uit te rukken en te verwoesten, om ze te vernietigen en af te breken, op te bouwen en te planten.'

Lucas 4:14-27
14 Jezus keerde, gesterkt door de Geest, terug naar Galilea. Het nieuws over hem verspreidde zich in de hele streek. 15 Hij gaf onderricht in de synagogen en werd door allen geprezen. 16 Hij kwam ook in Nazaret, waar hij was opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging hij op sabbat naar de synagoge. Toen hij opstond om voor te lezen, 17 werd hem de boekrol van de profeet Jesaja overhandigd, en hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat:
18 'De Geest van de Heer rust op mij,
want hij heeft mij gezalfd.
Om aan armen het goede nieuws te brengen
heeft hij mij gezonden,
om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken
en aan blinden het herstel van hun zicht,
om onderdrukten hun vrijheid te geven,
19 om een genadejaar van de Heer uit te roepen.'
20 Hij rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen van alle aanwezigen in de synagoge waren op hem gericht. 21 Hij zei tegen hen: 'Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.' 22 Allen betuigden hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden die uit zijn mond vloeiden, en ze zeiden: 'Dat is toch de zoon van Jozef?' 23 En hij zei tegen hen: 'Ongetwijfeld zullen jullie me dit gezegde voorhouden: Geneesheer, genees uzelf. Doe alles waarvan wij gehoord hebben dat het in Kafarnaùm gebeurd is, ook hier in uw vaderstad.' 24 Hij vervolgde: 'Luister, ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad. 25 Maar ik zeg het jullie zoals het is: in de tijd van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in het land een grote hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen in Israël. 26 Toch werd Elia niet naar een van hen gezonden, maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon. 27 En in de tijd van de profeet Elisa waren er veel mensen in Israël die leden aan huidvraat. Toch werd niemand van hen gereinigd, maar wel de Syriër Naäman.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS. ..

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2010.