Kruis van Tomas-Christenen (India), dat gedragen wordt door een lotusbloem - het (vrouwelijke) symbool voor de bron van alle leven - terwijl ook de uiteinden van het kruis opbloeien in de gestalte van een lotus |
![]() |
De lezingen waren:
PREEK: 'Een gemiste kans?' Jeremia 1:4-10
Terug naar het begin van deze pagina
Jeremia 1:4-10
Lucas 4:14-27
Wat gebeurt daar in Nazaret? Je moet het je eens voorstellen.
Jezus heeft zich laten dopen door Johannes - die man in de
woestijn, die de mensen opriep om anders te gaan leven. Die
roep is door velen gehoord. Ook door Jezus.
De bewoners van Nazareth hebben dit vernomen; misschien hebben
ze ook gehoord over zijn lange verblijf in de woestijn; en
over de indruk die hij gemaakt heeft door zijn optreden; door
wonderen die hij heeft verricht.
Als Jezus dan terugkomt in Nazaret willen ze deze nieuwe rabbi
zelf ook wel eens horen. Net als altijd bezoekt Jezus ook deze
keer de synagoge. Hij wordt uitgenodigd om de lezing te doen.
Hij staat op, krijgt een profetenrol aangereikt, en zoekt het
gedeelte op uit Jesaja 61 - over de heilbode. En dat leest hij
voor: 'De Geest des Heren is op mij...' Na de lezing gaat hij
zitten: rabbi's plachten zittend onderricht te geven. Zal er
nog een preek volgen? Een uitleg?
En dan zegt Jezus: 'Wat gelezen is, dat is vandaag aan jullie
oren geschied!' Wat bedoelt hij daarmee? Kondigt hij een nieuw
begin aan? Een nieuwe kans op een betere wereld? En waaruit
bestaat die nieuwe kans dan?
Of zegt Jezus dat hij zèlf de heilsbode is, die Jesaja ooit
voorzag? Kondigt hij het begin aan van Gods jubeljaar? En wat
impliceert dat? Of getuigt hij van zijn eigen voornemen, om
als gedoopte, herborene, een ander leven te gaan leiden?
Hoe dit ook zij: zijn toehoorders staan versteld! Zo'n korte
preek hebben ze nog nooit gehoord. Maar vooral: wat is er met
deze man gebeurd? Dit is toch die timmermanszoon? Hoe bestaat
het dat hij nu ineens zo vol is van genade! Het woord dat
Lukas hier gebruikt komt zelden voor in het nieuwe testament.
CHARIS - genade. In het boek Handelingen - ook door Lucas
geschreven - komt het ook een paar keer voor. En steeds in
combinatie met het gesproken woord. Woorden vol CHARIS. Aan
dat woord kleeft een dubbele betekenis: woorden vol CHARIS
zijn woorden die getuigen van goddelijke wijsheid, maar het
zijn ook woorden die vreugde brengen. De uitdrukking 'Woorden
vol CHARIS' is is feitelijk een synoniem van 'evangelie' -
goed nieuws.
Er is een omslag in het verhaal dat Lucas vertelt.
Aanvankelijk waren de mensen in Nazareth vol waardering en
bewondering; maar op een gegeven moment slaat de stemming om.
Waardoor dat komt is niet zo duidelijk. Er valt ineens het
woord 'geneesheer'. En: 'Doe alle dingen waarvan wij gehoord
hebben ook hier!' Het is net alsof de toehoorders nog slechts
toeschouwers zijn; of alles wat er wordt gezegd geen enkele
betrekking heeft op hen. Klaarblijkelijk wil men nu ook wel
eens wat zien: een teken; een wonder!
Of wil Lucas laten zien dat er sprake is van een misverstand?
Heeft men de preek toch niet goed begrepen? Waren de woorden
van Jezus bedoeld als een uitnodiging om samen met hem de
heilsopdracht te realiseren? Zoals in een jubeljaar: de
bezittingen opnieuw verdelen? De schulden kwijtschelden? De
weduwen en wezen voorzien van alles wat zij nodig hebben?
Vergeven wat onvergeeflijk heet?
Hadden de bewoners van Nazaret de preek moeten begrijpen als
een oproep om ook zèlf anders te gaan leven - in plaats van
met de armen over elkaar af te wachten of Jezus misschien ook
in hun midden een mirakel zou verrichten?
De onlangs overleden theoloog Schillebeeckx zei ooit: God is
alle dagen nieuw. Elke dag opnieuw worden we geroepen om
anders te gaan leven. Of God bevrijdend en verlossend is hangt
af van de wijze waarop wij ons positioneren, van de wijze
waarop wij ons opstellen. De boodschap van Jesaja ontleent
zijn geldigheid aan het feit dat de Geest des Heren altijd op
ons rust - ook al beseffen we ons dat vaak niet.
Gelovig zijn is niet: in iets geloven. Gelovig zijn is:
gevoelig zijn voor het geheim waar wij deel van zijn. Zolang
dat besef ontbreekt zijn wij nog niet wie wij zouden kunnen
zijn. Er ontbreekt ons iets: iets essentiëels. Is daar nog
iets meer over te zeggen?
Om te beginnen misschien wel dat ons gemis te maken heeft met
onze neiging om veel als vanzelfsprekend te beschouwen. Onze
neiging om te berusten in de werkelijkheid zoals die zich
aandient.
Maar wanneer je erover nadenkt besef je, dat er in ons leven
eigenlijk maar weinig dingen zo vanzelfsprekend zijn als we
doorgaans aannemen. Ons grootste gemis blijkt misschien wel
daaruit, dat we het heel vanzelfsprekend vinden, dat we er
zijn: terwijl we er toch net zo goed niet hadden kunnen zijn.
En dat er een wereld is, die bewoonbaar is. In de laatste
uitzending over de Beagle was een sterrekundige aan het woord.
Hij vertelde dat mensen ooit dachten dat de aarde het centrum
was van het heelal; dat Copernicus tot de conclusie kwam dat
de zon het centrum was; en weer later dat ook dat niet juist
was. Dat wetenschappers tegenwoordig daar weliswaar niets van
terugnemen, maar dat zij er wel steeds meer van doordrongen
raken hoe bijzonder het is dat onze aarde bewoonbaar is. Dat
er hier condities zijn die leven mogelijk maken.
Waar we doorgaans ook heel vanzelfsprekend vinden is dat we
geworden zijn wie we zijn. We beseffen vaak nauwelijks meer
dat we niet onszelf gevormd hebben. Terwijl we in vele
opzichten het product zijn van een lange geschiedenis. We
beseffen vaak amper nog wat we allemaal aan anderen te danken
hebben. Dat het anderen waren die ons hebben leren praten en
denken; dat het anderen waren die ons hebben geleerd mensen te
respecteren die dat verdienen. Het zijn de anderen die ons
hebben gevormd. En het waren vaak anderen, die in staat waren
om het goede in ons naar boven te halen.
Waar het ons misschien ook wel aan ontbreekt is het besef dat
we een binnenkamer hebben met een geheim: een lege plek.
Martin Buber schrijft daar heel prachtig over: volgens hem is
het de plek waar een mens heen kan gaan om zich er terug te
trekken, en te wachten op het moment van ontmoeting. Volgens
hem is het de plek waar een mens, wanneer hij voldoende geduld
heeft, wordt aangesproken. Als wij bidden en de stilte in
onszelf opzoeken voor gebed eindigt het gebed vaak met de bede
dat ons gebed wordt verhoord; maar wat we vaak over het hoofd
zien is, dat God als eerste aan het woord was: "Voordat ik je
vormde in de moederschoot had ik je al uitgekozen..." Alleen
wanneer een mens Gods liefdesverklaring beluistert kan een
mens ertoe komen om te zeggen - zoals Jezus in Getsemane: niet
mijn wil, maar Uw wil geschiede. Is dat niet de basis voor wat
wij 'gelovig zijn' noemen?
Om daaruit te leven is niet eenvoudig: zeker niet, wanneer ons
vertrouwen in het leven wordt beschaamd. En dat gebeurt nogal
eens. Zo weten we allemaal uit ervaring maar al te goed dat
er, behalve mensen die het goede bij ons naar boven brengen,
ook mensen zijn die juist het demonische en het slechte in ons
oproepen. Maar komt het er juist dan niet op aan: of we nog
weet hebben van de weg naar binnen?
Van Thomas Merton is het volgende gebed bewaard:
Heer, mijn God,
Ik weet niet waar ik heen ga.
Ik ken de weg niet die voor
mij ligt.
Ik kan niet met zekerheid zeggen waar hij zal
eindigen.
Ook ken ik mezelf niet echt, en het is niet
omdat ik denk dat ik Uw wil volg dat ik dat ook werkelijk
doe.
Maar ik geloof dat het verlangen U te behagen U in
feite ook behaagt. En ik hoop dat ik dat verlangen heb in
alles wat ik doe.
Ik hoop dat ik nooit iets zal doen
zonder dit verlangen.
En ik weet dat als ik dit doe, U
mij zult leiden langs het rechte pad, hoewel ik er
misschien niets van zal begrijpen. Daarom zal ik altijd
op U vertrouwen, ook al lijk ik verloren en in de schaduw
van de dood. Ik zal niet bang zijn, want U bent steeds
bij mij, en U zult mij nooit aan mijn lot overlaten om
mijn gevaren alleen onder ogen te zien.
AMEN.
4 De HEER richtte zich tot mij: 5 'Voordat ik je vormde in de
moederschoot, had ik je al uitgekozen, voordat je de
moederschoot verliet, had ik je al aan mij gewijd, je een
profeet voor alle volken gemaakt.' 6 Ik riep: 'Nee, HEER, mijn
God! Ik kan het woord niet voeren, ik ben te jong.' 7 Maar de
HEER antwoordde: 'Zeg niet: "Ik ben te jong." Richt je tot
iedereen naar wie ik je zend en zeg alles wat ik je opdraag. 8
Wees voor niemand bang, want ik zal je terzijde staan en je
redden - spreekt de HEER.' 9 En de HEER strekte zijn hand uit,
raakte mijn mond aan en zei tegen mij: 'Hiermee leg ik mijn
woorden in jouw mond. 10 Nu, op deze dag, geef ik je gezag
over alle koninkrijken en volken, om ze uit te rukken en te
verwoesten, om ze te vernietigen en af te breken, op te bouwen
en te planten.'
Lucas 4:14-27
14 Jezus keerde, gesterkt door de Geest, terug naar Galilea.
Het nieuws over hem verspreidde zich in de hele streek. 15 Hij
gaf onderricht in de synagogen en werd door allen geprezen. 16
Hij kwam ook in Nazaret, waar hij was opgegroeid, en volgens
zijn gewoonte ging hij op sabbat naar de synagoge. Toen hij
opstond om voor te lezen, 17 werd hem de boekrol van de
profeet Jesaja overhandigd, en hij rolde hem af tot de plaats
waar geschreven staat:
18 'De Geest van de Heer rust op mij,
want hij heeft mij gezalfd.
Om aan armen het goede nieuws te brengen
heeft hij mij gezonden,
om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken
en aan blinden het herstel van hun zicht,
om onderdrukten hun vrijheid te geven,
19 om een genadejaar van de Heer uit te roepen.'
20 Hij rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en
ging weer zitten; de ogen van alle aanwezigen in de synagoge
waren op hem gericht. 21 Hij zei tegen hen: 'Vandaag hebben
jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.' 22 Allen
betuigden hem hun bijval en verwonderden zich over de
genaderijke woorden die uit zijn mond vloeiden, en ze zeiden:
'Dat is toch de zoon van Jozef?' 23 En hij zei tegen hen:
'Ongetwijfeld zullen jullie me dit gezegde voorhouden:
Geneesheer, genees uzelf. Doe alles waarvan wij gehoord hebben
dat het in Kafarnaùm gebeurd is, ook hier in uw vaderstad.' 24
Hij vervolgde: 'Luister, ik zeg jullie dat geen enkele profeet
welkom is in zijn vaderstad. 25 Maar ik zeg het jullie zoals
het is: in de tijd van Elia, toen de hemel drie jaar en zes
maanden lang gesloten bleef en er in het land een grote
hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen in Israël. 26 Toch
werd Elia niet naar een van hen gezonden, maar naar een weduwe
in Sarepta bij Sidon. 27 En in de tijd van de profeet Elisa
waren er veel mensen in Israël die leden aan huidvraat. Toch
werd niemand van hen gereinigd, maar wel de Syriër Naäman.'
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2010.