Transfiguratie
Noord Rusland, 15de eeuw

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Doesburg op zondag 28 Februari 2010

De lezingen waren:
Exodus 6:2-7
Lucas 9:28-36

Een God die vrij maakt?

Jezus zoekt met drie van zijn leerlingen de eenzaamheid op voor gebed. Het zijn dezelfde drie waarmee hij later, in Getsemane, opnieuw de eenzaamheid zal opzoeken voor gebed. Hij neemt hen mee - een berg op. Van oudsher heeft men deze gebeurtenis gelokaliseerd op de berg Thabor die - zich als een ruige kalkstenen top - hoog boven het vlakke land van Galilea verheft. Sedert de zesde eeuw is deze berg dan ook bedekt met kerken, kloosters en kapelletjes: omdat men in dit verhaal een aanwijzing zag voor de weg naar verlichting. In de religieuze taal spelen bergen en dalen een grote rol. Het is dan ook niet toevallig dat pelgrims altijd opgaan naar Jeruzalem. En dat Elia, wanneer hij het einde van zijn leven voelt naderen afdaalt in het dal van de Jordaan, de doodsrivier.

In Exodus 6 wordt ons verteld dat God zich aan Mozes bekend maakt: 'Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als God, de Ontzagwekkende' (El Schaddaj). Wat ons verteld wordt lijkt erg op het verhaal over de stem die opklinkt uit de brandende braambos: de opdracht aan Mozes om de kinderen van Israël, die verdrukt worden, te gaan bevrijden.

Simone Weil, een filosofe, opgegroeid in een Joods gezin en vertrouwd met de Joodse tradities, merkt op dat het hier gaat over de 'God is van de heerscharen': een God met macht. 'Met opgeheven arm' is een ongelukkige, om niet te zeggen onjuiste vertaling: die uitdrukking zou ons gemakkelijk op de gedachte kunnen brengen dat het hier gaat om 'de sterke arm'. Maar dat wordt niet bedoeld: waar het om gaat is dat de Heer ooit 'met opgeheven arm' heeft bezworen dat zijn volk het beloofde land zou beërven. En beloofd is beloofd! Niettemin: wèl is het duidelijk dat het in dit verhaal gaat over een God die zich met de politiek bemoeit, die goddelozen straft en die zijn volk bevrijdt. Is dat ook onze God?

Het jaarthema van de Remonstranten is: "Remonstranten - voor een vrij en verdraagzaam Christendom". Is de God van het Oude Testament daarin in te passen? Ja, wat voor een Christendom is dat: een vrij en verdraagzaam Christendom? Is er ook Christendom dat niet vrij is, maar verplichtend? Je zou dat wel zeggen, wanneer je hoort wat predikanten zoal zeggen over de politiek: dezer dagen protestant christelijke predikanten gepolst over de vraag of je als Christen wel op de PVV zou kunnen stemmen? De meerderheid van hen vond dat dit niet kon.

Simone Weil moest van deze Almachtige God niet veel hebben. Ze zag om zich heen hoe de RK kerk als representant van God op aarde ook was uitgegroeid tot een machtsinstrument; en hoe die kerk zich de pretentie aanmatigde zich te mogen mengen in allerhande politieke en ethische aangelegenheden; ze zag hoe die kerk pretendeerde te weten wat de wil van God was. En hoe kerkelijke gezagsdragers, met een beroep op de bijbel, de gelovigen allehande zaken meende te moeten voorschrijven:
op het gebied van huwelijk en gezin, van oorlog en vrede, met betrekking tot het arbeidsethos, de politiek, euthanasie, en vele andere ethische kwesties.

Zij merkt op dat de God van het Oude Testament toch eigenlijk een heel andere is, dan de God die Jezus ter sprake brengt. Bij de God die Jezus zijn Vader noemt draait alles om verdragende en vergevende, liefde die zichzelf niet zoekt. Dat is dan ook precies waarom zijn levenseinde een lijdensweg zal worden. Het lijden is iets dat mensen elkaar aandoen en waarbij God niet tussenbeide komt. Dat mensen elkaar dit aandoen is buitengewoon betreurenswaardig. Maar je moet daarbij van God geen wonderen verwachten. Is dat wat ook Remonstranten bedoelen als ze spreken over een 'vrij Christendom'? Bedoelen ze dat een mens autonoom is op het gebied van de ethiek en zijn eigen boontjes moet doppen? Zou je dan ook kunnen zeggen dat de weg die Jezus moet gaan laat zien, dat hij gelooft in een God die niet ingrijpt? En dat het feit, dat Jezus zelfs zijn moordenaars vergeeft, laat zien dat de God die hij zijn Vader noemt ook alles vergeeft: ook wat in wezen onvergeeflijk is? Het zijn moeilijke vragen.

Volgens Simone Weil kun je het lijden niet op het conto van God schrijven. Wij moeten het doen met de werkelijkheid zoals die zich aandient. Met een wereld, waarin ongelooflijk veel kwaad geschiedt als gevolg van de duistere kanten van mensen: zoals hun streven naar macht en aanzien, hun angst voor een vijand, hun hang naar bezit, hun jaloezie, en andere uitingen van egocentrisme. We moeten het doen met de werkelijkheid zoals die zich aandient. Dat geldt wat haar betreft ook voor het lijden als gevolg van het lot: ziekte, rampen en onze eindigheid. God hoeft, wat haar betreft, de mens niet te bevrijden. Want een mens is vrij. Waar het op aankomt is of de mens ondanks alles zijn menselijke waardigheid kan behouden. Voor haar is Jezus degenen die ons laat ons zien, dat een mens in staat is om trouw te zijn aan het geloof in een God van liefde, ondanks alle duisternis.

Zou je het inzicht dat God niet een Almachtige is, niet een 'God van de heerscharen', maar een bron van leven en van geest, waaruit een mens kan putten kunnen zien als overwinning op een archaïsch denken over God? Of, zoals Paulus schrijft: "Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten." Dat God alles kan en dat God dingen wil is misschien wel een typisch kinderlijk beeld van de werkelijkheid - een beeld dat niet stand houdt wanneer we zien hoe de realiteit is. Een volwassen geloof vraagt om herziening van veel voorstellingen - die ooit voor 'waar' doorgingen.

Een franse theoloog - Jean-Luc Marion - die in dezelfde richting denkt als Simone Weil, karakteriseert de relatie tussen God en mens als die van twee verliefden. In hun verliefdheid zijn ze misschien wel blind voor elkaar; niettemin worden ze door hun verliefdheid steeds verder gedreven op een weg waardoor zij in staat zijn om zichzelf te overstijgen. Anders gezegd: alleen al het vermoeden dat er een God is die ons liefheeft en die wij kunnen liefhebben stelt de mens in staat om boven zichzelf uit te stijgen. En om - ondanks alle schaduwkanten van het leven - trouw te blijven aan de gedachte dat God slechts licht is en dat in God geen spoor is van duisternis.

===

Het verhaal over de gedaantewisseling van Jezus heeft men opgevat als een vingerwijzing naar wat het geloof met mensen kan doen. In de spirituele betekenis is de berg Thabor de berg waarop de gedaantewisseling plaatsvindt: het beeld van het opnieuw geboren worden. Het beklimmen van deze berg duurt een leven lang. Dat deze invulling van dit verhaal is ontstaan is zonder twijfel ingegeven door wat in de evangeliën aan het verhaal over de transfiguratie vooraf gaat. Zo kun je bij Lucas achtereenvolgens de volgende pericopen onderscheiden: de belijdenis van Petrus dat Jezus de messias is (Lc 9:18-20), de aankondiging lijdensweg van de Christus (Lc 9,20-22), de weg van hen die hem willen navolgen (Lc 9,23-26), en het zien van het koninrijk (Lc.9:27). Dan - als slot - volgt het verhaal over de transfiguratie (Lc 9,28-36): als een soort samenvatting. Het doel van de beklimming is om 'een ander mens worden,'. Het doel van onze levensweg is om 'een nieuwe helderheid krijgen'. Die weg naar boven loopt via meditatie, bijvoorbeeld over vragen zoals:
Wie zeg ik dat Jezus is?
Waarom staat daar Mozes?
Waarom staat daar Elia?
Wat heeft dat te betekenen?
Wat maakt dat de weg naar boven zo moeilijk is?
En: wat betekent het om aan het licht te komen?

Misschien wel, wat een dichteres eens als volgt verwoordde:

Er schuilt een gedaante in mijn eigen 'ik'
die anders is en levender en vrijer
die in zichzelf geen muren kent en tralies
geen eigendunk heeft en geen geldingsdrang
die zich weet los te maken uit de windsels
van angst en gal en treurig zelfbeklag
die opengaat en ademt in de ruimte
en luisteren wil, geduld heeft, troosten kan
en minnend inziet wat een ander mens bezielt
die geen bedenkingen, geen grenzen kent
en lachend geeft en deelt vanuit een wijd besef
dat allen op de aarde één zijn
en dat geen lot ons breken kan
omdat wij gronden in de echte liefde.

Soms in het donker kijkt dat diepste 'ik' mij aan
en ik herken het als de levende ikoon
van wat ons ooit is aangezegd:
de nieuwe mens in mij en iedereen verborgen
zo ver, zo ver - maar onder ons bereik ...

                    (Catharina Visser)


DE LEZINGEN:

Exodus 6:
2 God zei tegen Mozes: 'Ik ben de HEER. 3 Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als God, de Ontzagwekkende, maar mijn naam HEER heb ik niet aan hen bekendgemaakt. 4 Ik heb met hen mijn verbond gesloten en Kanaän aan hen beloofd, het land waarin zij als vreemdeling hebben gewoond. 5 Ik heb het gejammer van de Israëlieten over de slavenarbeid die hun door de Egyptenaren is opgelegd gehoord, en dat heeft mij aan die belofte herinnerd. 6 Daarom moet je dit tegen hen zeggen: "Ik ben de HEER. Ik zal de last die de Egyptenaren jullie opleggen van je afnemen, ik zal jullie uit je slavenbestaan bevrijden. Met opgeheven arm zal ik jullie verlossen en de Egyptenaren zwaar straffen. 7 Ik zal jullie aannemen als mijn volk, en ik zal jullie God zijn. En jullie zullen inzien dat ik, de HEER, jullie God ben, die jullie bevrijdt van de last die je door de Egyptenaren is opgelegd.

Lucas 9:
28 Ongeveer acht dagen nadat hij dit had gezegd ging hij met Petrus, Johannes en Jakobus de berg op om te bidden. 29 Terwijl hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van zijn gezicht en werd zijn kleding stralend wit. 30 Opeens stonden er twee mannen met hem te praten: het waren Mozes en Elia, 31 die in hemelse luister verschenen waren. Ze spraken over het levenseinde dat hij in Jeruzalem zou moeten volbrengen. 32 Petrus en de beide anderen waren in een diepe slaap gevallen; toen ze wakker schoten, zagen ze de luister die Jezus omgaf en de twee mannen die bij hem stonden. 33 Toen de mannen zich van hem wilden verwijderen, zei Petrus tegen Jezus: 'Meester, het is goed dat wij hier zijn, laten we drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia,' maar hij wist niet wat hij zei. 34 Terwijl hij nog aan het spreken was, kwam er een wolk aandrijven, die een schaduw over hen wierp; ze werden bang toen de wolk hen omhulde. 35 Er klonk een stem uit de wolk, die zei: 'Dit is mijn Zoon, mijn uitverkorene, luister naar hem!' 36 Toen de stem verstomd was, was Jezus weer alleen. Ze zwegen over het voorval en vertelden in die tijd aan niemand wat ze hadden gezien.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS. ..

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2010.