Transfiguratie Noord Rusland, 15de eeuw |
De lezingen waren:
Een God die vrij maakt?
Exodus 6:
Terug naar het begin van deze pagina
Exodus 6:2-7
Lucas 9:28-36
Jezus zoekt met drie van zijn leerlingen de eenzaamheid op
voor gebed. Het zijn dezelfde drie waarmee hij later, in
Getsemane, opnieuw de eenzaamheid zal opzoeken voor gebed.
Hij neemt hen mee - een berg op. Van oudsher heeft men deze
gebeurtenis gelokaliseerd op de berg Thabor die - zich als een
ruige kalkstenen top - hoog boven het vlakke land van Galilea
verheft. Sedert de zesde eeuw is deze berg dan ook bedekt met
kerken, kloosters en kapelletjes: omdat men in dit verhaal een
aanwijzing zag voor de weg naar verlichting. In de religieuze
taal spelen bergen en dalen een grote rol. Het is dan ook niet
toevallig dat pelgrims altijd opgaan naar Jeruzalem. En dat
Elia, wanneer hij het einde van zijn leven voelt naderen
afdaalt in het dal van de Jordaan, de doodsrivier.
In Exodus 6 wordt ons verteld dat God zich aan Mozes bekend
maakt: 'Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als God,
de Ontzagwekkende' (El Schaddaj). Wat ons verteld wordt lijkt
erg op het verhaal over de stem die opklinkt uit de brandende
braambos: de opdracht aan Mozes om de kinderen van Israël, die
verdrukt worden, te gaan bevrijden.
Simone Weil, een filosofe, opgegroeid in een Joods gezin en
vertrouwd met de Joodse tradities, merkt op dat het hier gaat
over de 'God is van de heerscharen': een God met macht. 'Met
opgeheven arm' is een ongelukkige, om niet te zeggen onjuiste
vertaling: die uitdrukking zou ons gemakkelijk op de gedachte
kunnen brengen dat het hier gaat om 'de sterke arm'. Maar dat
wordt niet bedoeld: waar het om gaat is dat de Heer ooit 'met
opgeheven arm' heeft bezworen dat zijn volk het beloofde land
zou beërven. En beloofd is beloofd! Niettemin: wèl is het
duidelijk dat het in dit verhaal gaat over een God die zich
met de politiek bemoeit, die goddelozen straft en die zijn
volk bevrijdt. Is dat ook onze God?
Het jaarthema van de Remonstranten is: "Remonstranten - voor
een vrij en verdraagzaam Christendom". Is de God van het Oude
Testament daarin in te passen? Ja, wat voor een Christendom is
dat: een vrij en verdraagzaam Christendom? Is er ook
Christendom dat niet vrij is, maar verplichtend? Je zou dat
wel zeggen, wanneer je hoort wat predikanten zoal zeggen over
de politiek: dezer dagen protestant christelijke predikanten
gepolst over de vraag of je als Christen wel op de PVV zou
kunnen stemmen? De meerderheid van hen vond dat dit niet kon.
Simone Weil moest van deze Almachtige God niet veel hebben. Ze
zag om zich heen hoe de RK kerk als representant van God op
aarde ook was uitgegroeid tot een machtsinstrument; en hoe die
kerk zich de pretentie aanmatigde zich te mogen mengen in
allerhande politieke en ethische aangelegenheden; ze zag hoe
die kerk pretendeerde te weten wat de wil van God was. En hoe
kerkelijke gezagsdragers, met een beroep op de bijbel, de
gelovigen allehande zaken meende te moeten voorschrijven:
op het gebied van huwelijk en gezin, van oorlog en vrede, met
betrekking tot het arbeidsethos, de politiek, euthanasie, en
vele andere ethische kwesties.
Zij merkt op dat de God van het Oude Testament toch eigenlijk
een heel andere is, dan de God die Jezus ter sprake brengt.
Bij de God die Jezus zijn Vader noemt draait alles om
verdragende en vergevende, liefde die zichzelf niet zoekt. Dat
is dan ook precies waarom zijn levenseinde een lijdensweg zal
worden. Het lijden is iets dat mensen elkaar aandoen en
waarbij God niet tussenbeide komt. Dat mensen elkaar dit
aandoen is buitengewoon betreurenswaardig. Maar je moet
daarbij van God geen wonderen verwachten. Is dat wat ook
Remonstranten bedoelen als ze spreken over een 'vrij
Christendom'? Bedoelen ze dat een mens autonoom is op het
gebied van de ethiek en zijn eigen boontjes moet doppen?
Zou je dan ook kunnen zeggen dat de weg die Jezus moet gaan
laat zien, dat hij gelooft in een God die niet ingrijpt? En
dat het feit, dat Jezus zelfs zijn moordenaars vergeeft, laat
zien dat de God die hij zijn Vader noemt ook alles vergeeft:
ook wat in wezen onvergeeflijk is? Het zijn moeilijke vragen.
Volgens Simone Weil kun je het lijden niet op het conto van
God schrijven. Wij moeten het doen met de werkelijkheid zoals
die zich aandient. Met een wereld, waarin ongelooflijk veel
kwaad geschiedt als gevolg van de duistere kanten van mensen:
zoals hun streven naar macht en aanzien, hun angst voor een
vijand, hun hang naar bezit, hun jaloezie, en andere uitingen
van egocentrisme. We moeten het doen met de werkelijkheid
zoals die zich aandient. Dat geldt wat haar betreft ook voor
het lijden als gevolg van het lot: ziekte, rampen en onze
eindigheid. God hoeft, wat haar betreft, de mens niet te
bevrijden. Want een mens is vrij. Waar het op aankomt is of de
mens ondanks alles zijn menselijke waardigheid kan behouden.
Voor haar is Jezus degenen die ons laat ons zien, dat een mens
in staat is om trouw te zijn aan het geloof in een God van
liefde, ondanks alle duisternis.
Zou je het inzicht dat God niet een Almachtige is, niet een
'God van de heerscharen', maar een bron van leven en van
geest, waaruit een mens kan putten kunnen zien als overwinning
op een archaïsch denken over God? Of, zoals Paulus schrijft:
"Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als
een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb
ik al het kinderlijke achter me gelaten." Dat God alles kan en
dat God dingen wil is misschien wel een typisch kinderlijk
beeld van de werkelijkheid - een beeld dat niet stand houdt
wanneer we zien hoe de realiteit is. Een volwassen geloof
vraagt om herziening van veel voorstellingen - die ooit voor
'waar' doorgingen.
Een franse theoloog - Jean-Luc Marion - die in dezelfde
richting denkt als Simone Weil, karakteriseert de relatie
tussen God en mens als die van twee verliefden. In hun
verliefdheid zijn ze misschien wel blind voor elkaar;
niettemin worden ze door hun verliefdheid steeds verder
gedreven op een weg waardoor zij in staat zijn om zichzelf te
overstijgen. Anders gezegd: alleen al het vermoeden dat er een
God is die ons liefheeft en die wij kunnen liefhebben stelt de
mens in staat om boven zichzelf uit te stijgen. En om -
ondanks alle schaduwkanten van het leven - trouw te blijven
aan de gedachte dat God slechts licht is en dat in God geen
spoor is van duisternis.
===
Het verhaal over de gedaantewisseling van Jezus heeft men
opgevat als een vingerwijzing naar wat het geloof met mensen
kan doen. In de spirituele betekenis is de berg Thabor de berg
waarop de gedaantewisseling plaatsvindt: het beeld van het
opnieuw geboren worden. Het beklimmen van deze berg duurt een
leven lang. Dat deze invulling van dit verhaal is ontstaan is
zonder twijfel ingegeven door wat in de evangeliën aan het
verhaal over de transfiguratie vooraf gaat. Zo kun je bij
Lucas achtereenvolgens de volgende pericopen onderscheiden: de
belijdenis van Petrus dat Jezus de messias is (Lc 9:18-20), de
aankondiging lijdensweg van de Christus (Lc 9,20-22), de weg
van hen die hem willen navolgen (Lc 9,23-26), en het zien van
het koninrijk (Lc.9:27). Dan - als slot - volgt het verhaal
over de transfiguratie (Lc 9,28-36): als een soort
samenvatting. Het doel van de beklimming is om 'een ander mens
worden,'. Het doel van onze levensweg is om 'een nieuwe
helderheid krijgen'. Die weg naar boven loopt via meditatie,
bijvoorbeeld over vragen zoals:
Wie zeg ik dat Jezus is?
Waarom staat daar Mozes?
Waarom staat daar Elia?
Wat heeft dat te betekenen?
Wat maakt dat de weg naar boven zo moeilijk is?
En: wat betekent het om aan het licht te komen?
Misschien wel, wat een dichteres eens als volgt verwoordde:
Er schuilt een gedaante in mijn eigen 'ik'
die anders is en levender en vrijer
die in zichzelf geen muren kent en tralies
geen eigendunk heeft en geen geldingsdrang
die zich weet los te maken uit de windsels
van angst en gal en treurig zelfbeklag
die opengaat en ademt in de ruimte
en luisteren wil, geduld heeft, troosten kan
en minnend inziet wat een ander mens bezielt
die geen bedenkingen, geen grenzen kent
en lachend geeft en deelt vanuit een wijd besef
dat allen op de aarde één zijn
en dat geen lot ons breken kan
omdat wij gronden in de echte liefde.
Soms in het donker kijkt dat diepste 'ik' mij aan
en ik herken het als de levende ikoon
van wat ons ooit is aangezegd:
de nieuwe mens in mij en iedereen verborgen
zo ver, zo ver - maar onder ons bereik ...
(Catharina Visser)
2 God zei tegen Mozes: 'Ik ben de HEER. 3 Ik ben aan Abraham,
Isaak en Jakob verschenen als God, de Ontzagwekkende, maar
mijn naam HEER heb ik niet aan hen bekendgemaakt. 4 Ik heb met
hen mijn verbond gesloten en Kanaän aan hen beloofd, het land
waarin zij als vreemdeling hebben gewoond. 5 Ik heb het
gejammer van de Israëlieten over de slavenarbeid die hun door
de Egyptenaren is opgelegd gehoord, en dat heeft mij aan die
belofte herinnerd. 6 Daarom moet je dit tegen hen zeggen: "Ik
ben de HEER. Ik zal de last die de Egyptenaren jullie opleggen
van je afnemen, ik zal jullie uit je slavenbestaan bevrijden.
Met opgeheven arm zal ik jullie verlossen en de Egyptenaren
zwaar straffen. 7 Ik zal jullie aannemen als mijn volk, en ik
zal jullie God zijn. En jullie zullen inzien dat ik, de HEER,
jullie God ben, die jullie bevrijdt van de last die je door de
Egyptenaren is opgelegd.
Lucas 9:
28 Ongeveer acht dagen nadat hij dit had gezegd ging hij met
Petrus, Johannes en Jakobus de berg op om te bidden. 29
Terwijl hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van zijn
gezicht en werd zijn kleding stralend wit. 30 Opeens stonden
er twee mannen met hem te praten: het waren Mozes en Elia, 31
die in hemelse luister verschenen waren. Ze spraken over het
levenseinde dat hij in Jeruzalem zou moeten volbrengen. 32
Petrus en de beide anderen waren in een diepe slaap gevallen;
toen ze wakker schoten, zagen ze de luister die Jezus omgaf en
de twee mannen die bij hem stonden. 33 Toen de mannen zich van
hem wilden verwijderen, zei Petrus tegen Jezus: 'Meester, het
is goed dat wij hier zijn, laten we drie tenten opslaan, een
voor u, een voor Mozes en een voor Elia,' maar hij wist niet
wat hij zei. 34 Terwijl hij nog aan het spreken was, kwam er
een wolk aandrijven, die een schaduw over hen wierp; ze werden
bang toen de wolk hen omhulde. 35 Er klonk een stem uit de
wolk, die zei: 'Dit is mijn Zoon, mijn uitverkorene, luister
naar hem!' 36 Toen de stem verstomd was, was Jezus weer
alleen. Ze zwegen over het voorval en vertelden in die tijd
aan niemand wat ze hadden gezien.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2010.