"Het blijvende boek", Henk Valstar, olie/doek. |
![]() |
De lezingen waren:
Preek: "Laat u met God verzoenen"
DE LEZINGEN:
Terug naar het begin van deze pagina
2 Korinthe 5:17b-20
Lucas 15:11-32
Het verhaal dat Lucas ons vertelt staat bekend als 'de
gelijkenis van de verloren zoon'. Maar er is wel gezegd dat je
die beter 'de gelijkenis van de barmhartige vader' zou kunnen
noemen. De hoofdpersoon is de vader, die twee zonen heeft. Het
zijn bepaald niet de ideale zonen waar een vader van droomt.
Jezus vertelt de gelijkenis ten overstaan van tollenaars en
zondaars; maar onder zijn gehoor zijn ook schriftgeleerden en
farizeëen. Die twee groepen spreekt hij toe. Hen vergelijkt
hij met twee broers. De broers uit de gelijkenis hebben het
duidelijk ook niet op elkaar begrepen; de schriftgeleerden en
farizeëen moeten niets hebben van de tollenaars en zondaars.
En ze nemen het Jezus kwalijk, dat die wel met hen omgaat. En
dan Jezus herinnert Jezus hen eraan dat zij toch één volk
zijn; kinderen van één vader; broers van elkaar.
Die broers lijken daar geen boodschap aan te hebben. Maar de
nadruk ligt op de vader, die zich met elk van hen verzoent.
Hij begrijpt hen wel en is ten aanzien van beiden is hij
barmhartig. Die barmhartigheid manifesteert zich op heel
verschillende manier.
Vandaag de dag is de gelijkenis nog steeds het doordenken
waard. De Vader uit de gelijkenis gunt zijn jongste zoon de
vrijheid om zijn eigen weg te gaan. Hij gaat naar een ver
land: je zou dit kunnen zien als een innerlijk wegtrekken uit
de wereld van de vader. Een hang naar overvloed. Onwillekeurig
dringt zich, wanneer je nadenkt over de actualiteit van de
gelijkenis, de vergelijking op met wat er tijdens ons leven is
gebeurd. Na de oorlog groeide er een generatie op die het
steeds beter kreeg. Die ook steeds meer eisen stelde aan
comfort en leefgenot. Het leek alsof aan de groei en expansie
geen einde kwam. De bomen groeiden tot in de hemel.
Maar sedert een paar jaar wordt binnen een betrekkelijk korte
periode duidelijk dat op allerlei fronten de wal het schip
keert; op alle mogelijke terreinen: pensioenen worden
onbetaalbaar, er lijkt een verval te zijn van normen en
waarden, banken blijken niet altijd meer betrouwbaar,
veiligheid blijkt niet meer te garanderen, en in de politiek
klinkt de roep naar het herstel van een fatsoenlijke
samenleving. Berustte ons geluk niet op de gedachte dat het
leven pas zou beginnen als we autonoom zouden zijn? Dat we
beter af zouden zijn zonder kerk, zonder God, zonder
onderdrukkende structuren van kerk en staat? Zijn we ons te
zeer gaan verbeelden dat we beter af zouden zijn zonder
allerlei regeltjes en voorschriften? Breekt het de samenleving
niet op dat het ons aan bescheidenheid ging ontbreken? Dat we
geen grenzen stelden aan onze hebzucht en ons consumentisme?
En dat we geen oog meer hadden voor de maatschappelijke
gevolgen daarvan?
De jongste zoon uit de gelijkenis zou je kunnen zien als de
personificatie van de geseculariseerde mens. De mens die
negeert dat je niet onbeperkt maar alles kunt willen. Dat er
grenzen zijn aan onze vrijheid. De filosoof Levinas heeft dit
scherp gezien toen hij zei: het verschijnen van de Ander in
ons bestaan heft onze autonomie op. We moeten de Ander, die
zich aandient als vreemdeling, gastvrij opnemen in onze werkelijkheid.
Dat betekent het einde van onze autonomie.
De mens die deze waarheid de rug toekeert zal aan het einde
merken dat de vrijheid waarvoor hij koos van hem een
beklagenswaardige slaaf heeft gemaakt, die moet constateren
dat de knechten van zijn vader destijds beter af waren dan hij
nu is. 'Laat u toch met God verzoenen', schrijft Paulus.
En die oudere broer? Die oudere broer is zijn leven lang trouw
gebleven aan zijn vader. Hij lijkt daarin misschien wel een op
de gezagsgetrouwe fundamentalisten: die nog steeds uitgaan van
'het geloof der vaderen'; die nog steeds al hun vertrouwen
stellen op een hemelse gerechtigheid: een hemel voor wie goed
hebben geleefd; en helse straffen voor degenen die zich niet
hebben gehouden aan wat was geboden. Maar ook voor hen worden
de druiven zuur: zijn zij wel met hun tijd meegegaan? Is de
wereld niet veranderd? Zij zouden zich aan Paulus kunnen
spiegelen, wanneer die zegt: 'Toen ik een kind was, geloofde
ik als een kind. Maar nu is dat anders'. Voorstellingen zoals
die van hemel en hel, het geloof dat het goede het altijd weer
wint van het kwaad, en het vertrouwen op een almachtig God die
zich met politiek en met normen en waarden bezig houdt wordt
door de feiten weersproken. Wij zijn vandaag de dag ook
getuige van de uitwassen van fundamentalisme.
Een mens kan zich niet eindeloos verschuilen achter argumenten
in de trant van: 'Zo staat het in de bijbel', of in de Koran;
of achter 'dit is de wil van God'. Een kerk kan zich niet tot
spreekbuis maken van God en zich bemoeien met ethiek. Of met
politieke stemadviezen. Met betrekking tot ethiek en politiek
is de mens weldegelijk autonoom, en volstrekt zelf
verantwoordelijk voor wat hij doet en laat, voor de wijze
waarop hij leeft, en voor de gevolgen daarvan voor anderen -
ook degenen die na hem komen. We zullen zelf een weg moeten
vinden om de wereld leefbaar te maken en bewoonbaar te houden,
zonder daar God bij te halen.
Is de oudste broer niet blijven steken in wat je een
slavenmoraal zou kunnen noemen? Hij wordt opgeroepen om zich
te verheugen in de mens, die voor vrijheid koos en vervolgens
zijn les heeft geleerd en tot inkeer komt. En hij zal tot het
inzicht moeten komen dat hij onmogelijk kan blijven vasthouden
aan wat ooit waarheid heette te zijn. Een volwassen geloof is
gebaseerd op een andere visie op menszijn èn op een andere
visie op geloof.
Mens: laat je toch verzoenen met God. Voor fundamentalisten
betekent dit een oproep tot het herzien van oude rechtlijnige
voorstellingen en begrippen. Een uitnodiging tot geestelijke
groei. Voor vrijdenkers betekent het een oproep om
bescheidener te worden: en om tot het inzicht te komen dat met
vrijheid niet alles is gezegd.
Tot hen beiden zegt de Vader: mijn zonen zijn jullie: jullie
zijn mij even lief. Verheug je in elkaar en ontdek wat je van
elkaar kunt leren. Er is een waarheid met betrekking tot de
hoogten en diepten van het bestaan, die jullie horizontale
perspectief overstijgt.
In Jezus herkent Paulus de Christus: die ons - door leer en
leven - de weg wijst naar vrede met het bestaan en vreugde
over de goede God, die Jezus zijn Vader noemt.
Of met de woorden van Paulus:
"Het is God die door Christus de wereld met zich heeft
verzoend: hij heeft de wereld haar overtredingen niet
aangerekend. En ons heeft hij de verkondiging van de
verzoening toevertrouwd."
2 Korinthiërs 5:
17b Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen. 18 Dit alles
is het werk van God. Hij heeft ons door Christus met zich
verzoend en ons de verkondiging daarover toevertrouwd. 19 Het
is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend:
hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend. En
ons heeft hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwd.
20 Wij zijn gezanten van Christus, God doet door ons zijn
oproep. Namens Christus vragen wij: laat u met God verzoenen.
Lucas 15:
11 Vervolgens zei hij (Jezus): 'Iemand had twee zonen. 12 De jongste
van hen zei tegen zijn vader: "Vader, geef mij het deel van uw
bezit waarop ik recht heb." De vader verdeelde zijn vermogen
onder hen. 13 Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn
bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig
leven leidde en zijn vermogen verkwistte. 14 Toen hij alles
had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware
hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. 15 Hij vroeg om
werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld
zijn varkens liet hoeden. 16 Hij had graag zijn maag willen
vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar
niemand gaf ze hem. 17 Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De
dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom
hier om van de honger. 18 Ik zal naar mijn vader gaan en tegen
hem zeggen: "Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen
u, 19 ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden;
behandel mij als een van uw dagloners." 20 Hij vertrok meteen
en ging op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg
medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en
kuste hem. 21 "Vader," zei zijn zoon tegen hem, "ik heb
gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer
waard uw zoon genoemd te worden." 22 Maar de vader zei tegen
zijn knechten: "Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem
aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. 23
Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en
feestvieren, 24 want deze zoon van mij was dood en is weer tot
leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden." En ze
begonnen feest te vieren.
25 De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en
al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. 26 Hij riep een
van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. 27
De knecht zei tegen hem: "Uw broer is thuisgekomen, en uwvader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en
wel heeft teruggekregen." 28 Hij werd woedend en wilde niet
naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte
hem te bedaren. 29 Hij zei tegen zijn vader: "Al jarenlang
werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u
mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje
gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. 30 Maar nu die
zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld
aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht." 31
Zijn vader zei tegen hem: "Mijn jongen, jij bent altijd bij
me, en alles wat van mij is, is van jou. 32 Maar we konden
toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer
was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is
teruggevonden."'
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2010.