"Het blijvende boek",
Henk Valstar, olie/doek.

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse gemeente te Hoogeveen op zondag 14 maart 2010

De lezingen waren:
2 Korinthe 5:17b-20
Lucas 15:11-32

Preek: "Laat u met God verzoenen"

Het verhaal dat Lucas ons vertelt staat bekend als 'de gelijkenis van de verloren zoon'. Maar er is wel gezegd dat je die beter 'de gelijkenis van de barmhartige vader' zou kunnen noemen. De hoofdpersoon is de vader, die twee zonen heeft. Het zijn bepaald niet de ideale zonen waar een vader van droomt.

Jezus vertelt de gelijkenis ten overstaan van tollenaars en zondaars; maar onder zijn gehoor zijn ook schriftgeleerden en farizeëen. Die twee groepen spreekt hij toe. Hen vergelijkt hij met twee broers. De broers uit de gelijkenis hebben het duidelijk ook niet op elkaar begrepen; de schriftgeleerden en farizeëen moeten niets hebben van de tollenaars en zondaars. En ze nemen het Jezus kwalijk, dat die wel met hen omgaat. En dan Jezus herinnert Jezus hen eraan dat zij toch één volk zijn; kinderen van één vader; broers van elkaar.

Die broers lijken daar geen boodschap aan te hebben. Maar de nadruk ligt op de vader, die zich met elk van hen verzoent. Hij begrijpt hen wel en is ten aanzien van beiden is hij barmhartig. Die barmhartigheid manifesteert zich op heel verschillende manier.

Vandaag de dag is de gelijkenis nog steeds het doordenken waard. De Vader uit de gelijkenis gunt zijn jongste zoon de vrijheid om zijn eigen weg te gaan. Hij gaat naar een ver land: je zou dit kunnen zien als een innerlijk wegtrekken uit de wereld van de vader. Een hang naar overvloed. Onwillekeurig dringt zich, wanneer je nadenkt over de actualiteit van de gelijkenis, de vergelijking op met wat er tijdens ons leven is gebeurd. Na de oorlog groeide er een generatie op die het steeds beter kreeg. Die ook steeds meer eisen stelde aan comfort en leefgenot. Het leek alsof aan de groei en expansie geen einde kwam. De bomen groeiden tot in de hemel.

Maar sedert een paar jaar wordt binnen een betrekkelijk korte periode duidelijk dat op allerlei fronten de wal het schip keert; op alle mogelijke terreinen: pensioenen worden onbetaalbaar, er lijkt een verval te zijn van normen en waarden, banken blijken niet altijd meer betrouwbaar, veiligheid blijkt niet meer te garanderen, en in de politiek klinkt de roep naar het herstel van een fatsoenlijke samenleving. Berustte ons geluk niet op de gedachte dat het leven pas zou beginnen als we autonoom zouden zijn? Dat we beter af zouden zijn zonder kerk, zonder God, zonder onderdrukkende structuren van kerk en staat? Zijn we ons te zeer gaan verbeelden dat we beter af zouden zijn zonder allerlei regeltjes en voorschriften? Breekt het de samenleving niet op dat het ons aan bescheidenheid ging ontbreken? Dat we geen grenzen stelden aan onze hebzucht en ons consumentisme? En dat we geen oog meer hadden voor de maatschappelijke gevolgen daarvan?

De jongste zoon uit de gelijkenis zou je kunnen zien als de personificatie van de geseculariseerde mens. De mens die negeert dat je niet onbeperkt maar alles kunt willen. Dat er grenzen zijn aan onze vrijheid. De filosoof Levinas heeft dit scherp gezien toen hij zei: het verschijnen van de Ander in ons bestaan heft onze autonomie op. We moeten de Ander, die zich aandient als vreemdeling, gastvrij opnemen in onze werkelijkheid. Dat betekent het einde van onze autonomie. De mens die deze waarheid de rug toekeert zal aan het einde merken dat de vrijheid waarvoor hij koos van hem een beklagenswaardige slaaf heeft gemaakt, die moet constateren dat de knechten van zijn vader destijds beter af waren dan hij nu is. 'Laat u toch met God verzoenen', schrijft Paulus.

En die oudere broer? Die oudere broer is zijn leven lang trouw gebleven aan zijn vader. Hij lijkt daarin misschien wel een op de gezagsgetrouwe fundamentalisten: die nog steeds uitgaan van 'het geloof der vaderen'; die nog steeds al hun vertrouwen stellen op een hemelse gerechtigheid: een hemel voor wie goed hebben geleefd; en helse straffen voor degenen die zich niet hebben gehouden aan wat was geboden. Maar ook voor hen worden de druiven zuur: zijn zij wel met hun tijd meegegaan? Is de wereld niet veranderd? Zij zouden zich aan Paulus kunnen spiegelen, wanneer die zegt: 'Toen ik een kind was, geloofde ik als een kind. Maar nu is dat anders'. Voorstellingen zoals die van hemel en hel, het geloof dat het goede het altijd weer wint van het kwaad, en het vertrouwen op een almachtig God die zich met politiek en met normen en waarden bezig houdt wordt door de feiten weersproken. Wij zijn vandaag de dag ook getuige van de uitwassen van fundamentalisme.

Een mens kan zich niet eindeloos verschuilen achter argumenten in de trant van: 'Zo staat het in de bijbel', of in de Koran; of achter 'dit is de wil van God'. Een kerk kan zich niet tot spreekbuis maken van God en zich bemoeien met ethiek. Of met politieke stemadviezen. Met betrekking tot ethiek en politiek is de mens weldegelijk autonoom, en volstrekt zelf verantwoordelijk voor wat hij doet en laat, voor de wijze waarop hij leeft, en voor de gevolgen daarvan voor anderen - ook degenen die na hem komen. We zullen zelf een weg moeten vinden om de wereld leefbaar te maken en bewoonbaar te houden, zonder daar God bij te halen.

Is de oudste broer niet blijven steken in wat je een slavenmoraal zou kunnen noemen? Hij wordt opgeroepen om zich te verheugen in de mens, die voor vrijheid koos en vervolgens zijn les heeft geleerd en tot inkeer komt. En hij zal tot het inzicht moeten komen dat hij onmogelijk kan blijven vasthouden aan wat ooit waarheid heette te zijn. Een volwassen geloof is gebaseerd op een andere visie op menszijn èn op een andere visie op geloof.

Mens: laat je toch verzoenen met God. Voor fundamentalisten betekent dit een oproep tot het herzien van oude rechtlijnige voorstellingen en begrippen. Een uitnodiging tot geestelijke groei. Voor vrijdenkers betekent het een oproep om bescheidener te worden: en om tot het inzicht te komen dat met vrijheid niet alles is gezegd.

Tot hen beiden zegt de Vader: mijn zonen zijn jullie: jullie zijn mij even lief. Verheug je in elkaar en ontdek wat je van elkaar kunt leren. Er is een waarheid met betrekking tot de hoogten en diepten van het bestaan, die jullie horizontale perspectief overstijgt.

In Jezus herkent Paulus de Christus: die ons - door leer en leven - de weg wijst naar vrede met het bestaan en vreugde over de goede God, die Jezus zijn Vader noemt. Of met de woorden van Paulus: "Het is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend: hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend. En ons heeft hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwd."


DE LEZINGEN:
2 Korinthiërs 5:
17b Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen. 18 Dit alles is het werk van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend en ons de verkondiging daarover toevertrouwd. 19 Het is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend: hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend. En ons heeft hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwd. 20 Wij zijn gezanten van Christus, God doet door ons zijn oproep. Namens Christus vragen wij: laat u met God verzoenen.

Lucas 15:
11 Vervolgens zei hij (Jezus): 'Iemand had twee zonen. 12 De jongste van hen zei tegen zijn vader: "Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb." De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. 13 Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. 14 Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. 15 Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. 16 Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. 17 Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. 18 Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: "Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, 19 ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners." 20 Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. 21 "Vader," zei zijn zoon tegen hem, "ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden." 22 Maar de vader zei tegen zijn knechten: "Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. 23 Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, 24 want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden." En ze begonnen feest te vieren.
25 De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. 26 Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. 27 De knecht zei tegen hem: "Uw broer is thuisgekomen, en uwvader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen." 28 Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren. 29 Hij zei tegen zijn vader: "Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. 30 Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht." 31 Zijn vader zei tegen hem: "Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. 32 Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden."'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS. ..

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2010.