De apostel Paulus,
Abbaye St.-Pierre,
Moissac, 12de eeuw.

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse gemeente te Oosterbeek op zondag 18 april 2010.

De lezingen waren:
Lucas 24:35-48
Handelingen van de apostelen 17:16-23

Preek: 'De onbekende God'

Het leven van Jezus eindigde in de ogen van zijn leerlingen in een desillusie. We weten niet hoe lang het heeft geduurd voordat zij ontvankelijk waren voor de universele betekenis van het lijden en sterven van Jezus. Hoelang het heeft geduurd voordat zij in staat waren om de gestalte van Jezus te gaan zien in het licht van de belofte van bevrijding aan het volk dat zichzelf al eeuwen beschouwde als het volk van het verbond met de God zonder naam; de God van Abraham, Isaäk en Jacob.

Verteld werd dat het ooit was begonnen met groepjes nomaden die, ondanks de hardheid van hun zwerversbestaan, gingen beseffen: wij mogen er ook zijn. Ook wij hebben recht op een plaats onder de zon. We zijn dan wel mensen onderweg, zonder een vast verblijf - maar toch: we hoeven er geen genoegen mee te nemen dat we altijd maar weer worden behandeld als vreemdelingen, als verdachte randfiguren, als uitschot.

Tegen die achtergrond ontstond de traditie waarover verteld wordt in Genesis: dat de wereld waarin wij leven goed is, een paradijs om in te wonen. We kunnen dat vaak niet zo zien: omdat wij - mensen - er met elkaar een zootje van maken.

Uit dit volk stonden er mensen op, profeten, die scherp zagen wat er mis is: zij zagen hoe halsstarrig mensen zijn en altijd weer de neiging hebben om zich dingen toe te eigenen die hun eigendom niet zijn. En dat ze zó de werkelijkheid beheersbaar proberen te maken. Ze zouden het liefst alles in hun greep hebben. Maar wanneer wij menen dat ons leven ons eigen bezit is zijn wij onze eigen God; en veronachtzamen we het feit dat we niet onszelf tot leven hebben gewekt.

Verteld wordt dan ook dat God zag, dat het niet goed zou zijn wanneer de mens alleen zou zijn. Adam zou zich ongetwijfeld gaan verbeelden dat de hele wereld om hem draait zoals de planeten om de zon. Dat is niet goed - omdat het niet wáár is en dus ook misleidend. Om de mens daarvoor te behoeden werd hij in tweevoud geschapen: man en vrouw schiep God hem. De ander verschijnt in ons bestaan zoals een vreemdeling die ons vraagt om ruimte voor haar/hem te maken in onze leefwereld. En zoals een gast recht heeft op aandacht en respect, en uiteindelijk zelfs een bron van warmte en liefde kan blijken te zijn, zo kan die ander ons leren wat leven is.

Het gebod tot aandacht voor de naaste wordt dikwijls opgevat als een kwestie van ethiek; maar in wezen gaat het om iets wat veel wezenlijker is: de ander schept de mogelijkheid om te ontdekken wat ware schoonheid is, en goedheid, en de weg tot geluk.

Jezus zal later zeggen: "kijk naar de leliën". Ook de natuur kan ons dezelfde les leren: als we daarvoor tenminste open staan. Enerzijds is die er in al haar schoonheid; anderzijds is daar haar diepe zwijgen, dat uitnodigt tot aandacht en leidt tot verwondering. Ook de natuur vraagt ons om haar te behoeden en te bewonderen in plaats van ons haar ons toe te eigenen.

Dit alles wordt nog eens benadrukt door het sabbatsgebod: als een mens volop wil leven zal hij zich vrij moeten maken. Maar waaruit bestaat dat precies?

Toen wij meer vrije tijd kregen en korter gingen werken maakten veel mensen zich aanvankelijk zorgen: we zouden ons wel eens kunnen gaan vervelen. Maar al gauw ontstond een enorme vrijetijdsindustrie: met als gevolg is dat we ook in onze vrije tijd overvolle agenda's hebben. Is dat volop leven? Nee dus.
De gedachtegang in de bijbel is een andere: daar gaat het om je vrij te maken voor elkaar; voor verwondering, en sprakeloze aandacht; om zo te ontdekken wat de ander voor je kan betekenen en in je kan wakker maken.

Dwars door dit alles heen wordt duidelijk dat het daarbij ook gaat om het je vrij maken voor God: want die ander is Gods evenbeeld, beeld dat verwijst naar het zo 'anders-zijn' van God.

Die wijsheid van de profeten en de psalmen is - zo wordt verteld - een bron van leven. Behalve als bron wordt de tora, waarin dit allemaal wordt uitgesponnen, ook wel voorgesteld als het hemelbrood, en als de levensboom: als alle mensen daar van dag tot dag van zouden eten - uit zouden leven - zou de wereld een paradijs zijn en zouden we kunnen ZIEN hoe het is hier te wonen. Dan zouden we ook beseffen, dat we ons nergens zorgen over hoeven te maken. Want alles wat wij nodig hebben om volop en in vrede te kunnen leven is onder handbereik.

We weten niet hoe lang het heeft geduurd voordat de leerlingen van Jezus in staat waren om ook zijn leven en lijden een plaats te geven in dit licht en dat te zien als een bevestiging van wat door de eeuwen heen al was gezegd.

We weten niet hoe lang het geduurd heeft voordat je kunt spreken over de kerk: als een geloofsgemeenschap die zichzelf zag als het nieuwe verbondsvolk - als erfgenaam van die oude wijsheid. Als een groep mensen ook die zich met elkaar verbonden wist door een zendingsopdracht: de opdracht om erop uit te trekken en ieder die het maar wilde horen te laten delen in dit oude maar toch ook zo nieuwe levensgeheim; als een beweging op weg naar een betere wereld in het voetspoor van Jezus, die als een betrouwbare gids met zijn manier van leven, lijden en sterven de weg terug wijst naar het paradijs: naar een tuin waarin het graf leeg omdat de dood geen angst meer aanjaagt.

In de brieven van Paulus vinden we de oudste sporen terug van deze beweging. 'Mensen van de weg' werden ze in Antiochië genoemd. Hij schreef zijn brieven aan de verschillende gemeenten zo'n jaar of vijftien nadat Jezus was gekruisigd en begraven. En het zal toch al weer gauw zo'n jaar of dertig/veertig na de dood van Jezus geweest zijn voordat Lucas zijn verhaal opschreef: "na een zorgvuldig onderzoek", zoals hij schrijft aan het begin van zijn evangelie. De evangelist kan klaarblijkelijk met volle overtuiging stellen dat Jezus weliswaar is gekruisigd, maar dat hij niettemin is opgewekt en leeft: als een concrete 'waarheid'. Hoe Lucas daarover schrijft hebben we vanochtend gelezen: het is alsof hij wil benadrukken dat je je dit allemaal niet concreet genoeg kunt voorstellen. Het gaat niet om een mooi verhaal of een droom: nee, het gaat om de realiteit, en waarom die niet zo is als die zou kunnen zijn.

Zoals hij zijn evangelie schrijft voor mensen die vertrouwd zijn met het Oude Testament, mensen die vertrouwd zijn met de daden van God in de geschiedenis, zo vertelt hij in 'De handelingen van de apostelen' hoe Petrus en Paulus trachtten om deze universele waarheid over te brengen aan mensen die daarmee niet vertrouwd waren. Vandaar dat Paulus voor de mensen in Athene aanknoopt bij het altaar voor de onbekende God.

We weten niet hoe lang het geduurd heeft, voordat ook dergelijke buitenstaanders de openheid van geest hadden om te begrijpen dat wat Paulus zei een nieuw antwoord was op de aloude vragen van de Griekse filosofen: de vraag naar wat 'waarheid' was, en 'goedheid' en 'de weg naar geluk'. Maar wat natuurlijk veel belangrijker is dan die historische vraag is of úns verstand inmiddels ontvankelijk is voor dit evangelie. En of wij ons al daadwerkelijk hebben aangesloten bij de beweging die zich 'kerk' - de 'kring om Jezus' - is gaan noemen.

De verhaallijn van het Oude Testament is, zoals we zagen, heel eenvoudig; en het Nieuwe Testament voegt daar in wezen niet zoveel aan toe. Het nieuwe is de incarnatie: de gedachte dat God mens is geworden in de gestalte van Jezus. Als om nog eens te benadrukken dat het gaat om concrete menselijke mogelijkheden: wanneer wij plaatsmaken voor God en de naaste.

Maar dat valt ons o zo moeilijk. 'Was ik niet beter afgeweest zonder U' - aldus de hertaling van Lloyd Haft van de eerste psalm. Het is de oeroude vraag van de vraag van de twijfelaar die zich elke keer weer opdringt - zoals de vraag van de slang in het paradijs. Is het jullie wèrkelijk verboden om van die appel te eten? En waarom dan? Is God afgunstig?

Toen Paulus het woord 'opstanding' (anastasis) liet vallen dachten de Atheners dat het de naam van een godin was. Als je het woord vandaag de dag gebruikt denken veel mensen dat je het hebt over een leven na de dood. Misverstanden alom. Maar Paulus bedoelde iets anders: hij doelde op wat hem was overkomen toen hem het licht opging ... en er geen andere mogelijkheid meer openbleef dan die andere weg te gaan: die van apostel, van geroepene, in het voetspoor van Jezus. 'Bekering' heet dat. Ommekeer.

Dat is zoiets als wat ooit door de dichter van Schagen is verwoord toen hij schreef:

Vannacht in mijn slaap
sloeg er een deur dicht
ik ben opgestaan en heb overal gezocht
ik heb het niet kunnen vinden
toch is er iets dichtgeslagen
ik heb het gehoord
ik weet het
ik weet dat er iets veranderd is
er is een doorgang gesloten
en er is nu niets meer
dat niet onherroepelijk anders is geworden
ik kan alleen niet vinden waar...

maar er zal een dag komen
dat ik weten zal
wie ik geworden ben
(J.C. van Schagen)


DE LEZINGEN: De lezingen:

Lucas 24:
35 De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.
36 Terwijl ze nog aan het vertellen waren, kwam Jezus zelf in hun midden staan en zei: 'Vrede zij met jullie.' 37 Verbijsterd en door angst overmand, meenden ze een geestverschijning te zien. 38 Maar hij zei tegen hen: 'Waarom zijn jullie zo ontzet en waarom zijn jullie ten prooi aan twijfel? 39 Kijk naar mijn handen en voeten, ik ben het zelf! Raak me aan en kijk goed, want een geest heeft geen vlees en beenderen zoals jullie zien dat ik heb.' 40 Daarna toonde hij hun zijn handen en zijn voeten. 41 Omdat ze het van vreugde nog niet konden geloven en stomverbaasd waren, vroeg hij hun: 'Hebben jullie hier iets te eten?' 42 Ze gaven hem een stuk geroosterde vis. 43 Hij nam het aan en at het voor hun ogen op. 44 Hij zei tegen hen: 'Toen ik nog bij jullie was, heb ik tegen jullie gezegd dat alles wat in de Wet van Mozes, bij de Profeten en in de Psalmen over mij geschreven staat in vervulling moest gaan.' 45 Daarop maakte hij hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften. 46 Hij zei tegen hen: 'Er staat geschreven dat de messias zal lijden en sterven, maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, 47-48 en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem.

Handelingen 17:
16 Terwijl Paulus in Athene op hen wachtte, raakte hij hevig verontwaardigd bij het zien van de vele godenbeelden in de stad. 17 In de synagoge sprak hij met de Joden en met de Grieken die God vereerden, en op het marktplein ging hij dagelijks in debat met de mensen die hij daar aantrof. 18 Onder hen waren ook enkele epicurische en stoïsche filosofen, van wie sommigen zeiden: 'Wat beweert die praatjesmaker toch?' Anderen merkten op: 'Hij schijnt een boodschapper van uitheemse goden te zijn,' omdat ze dachten dat hij predikte over Jezus en Anastasis (anastasis = 'opstanding' maar zij dachten dat het de naam was van een godin). 19 Ze namen hem mee naar de Areopagus en zeiden: 'Kunt u ons uitleggen wat die nieuwe leer is die door u wordt uitgedragen? 20 Want wat u zegt, klinkt ons vreemd in de oren; we willen graag weten wat u bedoelt.' 21 Alle Atheners en de vreemdelingen die er wonen hebben immers voor haast niets anders tijd dan voor het uitwisselen van de nieuwste ideeën.
22 Toen ging Paulus in de midden op de Areopagus staan en zei: 'Atheners, ik heb gezien hoe buitengewoon godsdienstig u in ieder opzicht bent. 23 Want toen ik in de stad rondliep en alles wat u vereert nauwlettend in ogenschouw nam, ontdekte ik ook een altaar met het opschrift: "Aan de onbekende god". Wat u vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS. ..

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2010.