De apostel Paulus, Abbaye St.-Pierre, Moissac, 12de eeuw. |
![]() |
De lezingen waren:
Preek: 'De onbekende God'
DE LEZINGEN:
De lezingen:
Terug naar het begin van deze pagina
Lucas 24:35-48
Handelingen van de apostelen 17:16-23
Het leven van Jezus eindigde in de ogen van zijn leerlingen in
een desillusie. We weten niet hoe lang het heeft geduurd
voordat zij ontvankelijk waren voor de universele betekenis
van het lijden en sterven van Jezus. Hoelang het heeft geduurd
voordat zij in staat waren om de gestalte van Jezus te gaan
zien in het licht van de belofte van bevrijding aan het volk
dat zichzelf al eeuwen beschouwde als het volk van het verbond
met de God zonder naam; de God van Abraham, Isaäk en Jacob.
Verteld werd dat het ooit was begonnen met groepjes nomaden
die, ondanks de hardheid van hun zwerversbestaan, gingen
beseffen: wij mogen er ook zijn. Ook wij hebben recht op een
plaats onder de zon. We zijn dan wel mensen onderweg, zonder
een vast verblijf - maar toch: we hoeven er geen genoegen mee
te nemen dat we altijd maar weer worden behandeld als
vreemdelingen, als verdachte randfiguren, als uitschot.
Tegen die achtergrond ontstond de traditie waarover verteld
wordt in Genesis: dat de wereld waarin wij leven goed is, een
paradijs om in te wonen. We kunnen dat vaak niet zo zien:
omdat wij - mensen - er met elkaar een zootje van maken.
Uit dit volk stonden er mensen op, profeten, die scherp zagen
wat er mis is: zij zagen hoe halsstarrig mensen zijn en
altijd weer de neiging hebben om zich dingen toe te eigenen
die hun eigendom niet zijn. En dat ze zó de werkelijkheid
beheersbaar proberen te maken. Ze zouden het liefst alles in hun
greep hebben. Maar wanneer wij menen dat ons leven ons eigen
bezit is zijn wij onze eigen God; en veronachtzamen we het feit
dat we niet onszelf tot leven hebben gewekt.
Verteld wordt dan ook dat God zag, dat het niet goed zou zijn
wanneer de mens alleen zou zijn. Adam zou zich ongetwijfeld
gaan verbeelden dat de hele wereld om hem draait zoals de
planeten om de zon. Dat is niet goed - omdat het niet wáár is
en dus ook misleidend. Om de mens daarvoor te behoeden werd
hij in tweevoud geschapen: man en vrouw schiep God hem. De
ander verschijnt in ons bestaan zoals een vreemdeling die ons
vraagt om ruimte voor haar/hem te maken in onze leefwereld. En
zoals een gast recht heeft op aandacht en respect, en
uiteindelijk zelfs een bron van warmte en liefde kan blijken
te zijn, zo kan die ander ons leren wat leven is.
Het gebod tot aandacht voor de naaste wordt dikwijls opgevat
als een kwestie van ethiek; maar in wezen gaat het om iets wat
veel wezenlijker is: de ander schept de mogelijkheid om te
ontdekken wat ware schoonheid is, en goedheid, en de weg tot
geluk.
Jezus zal later zeggen: "kijk naar de leliën". Ook de natuur
kan ons dezelfde les leren: als we daarvoor tenminste open
staan. Enerzijds is die er in al haar schoonheid; anderzijds
is daar haar diepe zwijgen, dat uitnodigt tot aandacht en
leidt tot verwondering. Ook de natuur vraagt ons om haar te
behoeden en te bewonderen in plaats van ons haar ons toe te
eigenen.
Dit alles wordt nog eens benadrukt door het sabbatsgebod: als
een mens volop wil leven zal hij zich vrij moeten maken. Maar
waaruit bestaat dat precies?
Toen wij meer vrije tijd kregen en korter gingen werken
maakten veel mensen zich aanvankelijk zorgen: we zouden ons
wel eens kunnen gaan vervelen. Maar al gauw ontstond een
enorme vrijetijdsindustrie: met als gevolg is dat we ook in
onze vrije tijd overvolle agenda's hebben. Is dat volop leven?
Nee dus.
De gedachtegang in de bijbel is een andere: daar gaat het om
je vrij te maken voor elkaar; voor verwondering, en
sprakeloze aandacht; om zo te ontdekken wat de ander voor je
kan betekenen en in je kan wakker maken.
Dwars door dit alles heen wordt duidelijk dat het daarbij ook
gaat om het je vrij maken voor God: want die ander is Gods
evenbeeld, beeld dat verwijst naar het zo 'anders-zijn' van God.
Die wijsheid van de profeten en de psalmen is - zo wordt
verteld - een bron van leven. Behalve als bron wordt de tora,
waarin dit allemaal wordt uitgesponnen, ook wel voorgesteld
als het hemelbrood, en als de levensboom: als alle mensen daar
van dag tot dag van zouden eten - uit zouden leven - zou de
wereld een paradijs zijn en zouden we kunnen ZIEN hoe het is
hier te wonen. Dan zouden we ook beseffen, dat we ons nergens
zorgen over hoeven te maken. Want alles wat wij nodig hebben
om volop en in vrede te kunnen leven is onder handbereik.
We weten niet hoe lang het heeft geduurd voordat de leerlingen
van Jezus in staat waren om ook zijn leven en lijden een
plaats te geven in dit licht en dat te zien als een
bevestiging van wat door de eeuwen heen al was gezegd.
We weten niet hoe lang het geduurd heeft voordat je kunt
spreken over de kerk: als een geloofsgemeenschap die zichzelf
zag als het nieuwe verbondsvolk - als erfgenaam van die oude
wijsheid. Als een groep mensen ook die zich met elkaar
verbonden wist door een zendingsopdracht: de opdracht om erop
uit te trekken en ieder die het maar wilde horen te laten
delen in dit oude maar toch ook zo nieuwe levensgeheim; als
een beweging op weg naar een betere wereld in het voetspoor
van Jezus, die als een betrouwbare gids met zijn manier van
leven, lijden en sterven de weg terug wijst naar het paradijs:
naar een tuin waarin het graf leeg omdat de dood geen angst
meer aanjaagt.
In de brieven van Paulus vinden we de oudste sporen terug van
deze beweging. 'Mensen van de weg' werden ze in Antiochië
genoemd. Hij schreef zijn brieven aan de verschillende
gemeenten zo'n jaar of vijftien nadat Jezus was gekruisigd en
begraven. En het zal toch al weer gauw zo'n jaar of
dertig/veertig na de dood van Jezus geweest zijn voordat Lucas
zijn verhaal opschreef: "na een zorgvuldig onderzoek", zoals
hij schrijft aan het begin van zijn evangelie. De evangelist
kan klaarblijkelijk met volle overtuiging stellen dat Jezus
weliswaar is gekruisigd, maar dat hij niettemin is opgewekt en
leeft: als een concrete 'waarheid'. Hoe Lucas daarover
schrijft hebben we vanochtend gelezen: het is alsof hij wil
benadrukken dat je je dit allemaal niet concreet genoeg kunt
voorstellen. Het gaat niet om een mooi verhaal of een droom:
nee, het gaat om de realiteit, en waarom die niet zo is als
die zou kunnen zijn.
Zoals hij zijn evangelie schrijft voor mensen die vertrouwd
zijn met het Oude Testament, mensen die vertrouwd zijn met de
daden van God in de geschiedenis, zo vertelt hij in 'De
handelingen van de apostelen' hoe Petrus en Paulus trachtten
om deze universele waarheid over te brengen aan mensen die
daarmee niet vertrouwd waren. Vandaar dat Paulus voor de
mensen in Athene aanknoopt bij het altaar voor de onbekende
God.
We weten niet hoe lang het geduurd heeft, voordat ook
dergelijke buitenstaanders de openheid van geest hadden om te
begrijpen dat wat Paulus zei een nieuw antwoord was op de
aloude vragen van de Griekse filosofen: de vraag naar wat
'waarheid' was, en 'goedheid' en 'de weg naar geluk'. Maar wat
natuurlijk veel belangrijker is dan die historische vraag is
of úns verstand inmiddels ontvankelijk is voor dit evangelie.
En of wij ons al daadwerkelijk hebben aangesloten bij de
beweging die zich 'kerk' - de 'kring om Jezus' - is gaan
noemen.
De verhaallijn van het Oude Testament is, zoals we zagen, heel
eenvoudig; en het Nieuwe Testament voegt daar in wezen niet
zoveel aan toe. Het nieuwe is de incarnatie: de gedachte dat
God mens is geworden in de gestalte van Jezus. Als om nog eens
te benadrukken dat het gaat om concrete menselijke
mogelijkheden: wanneer wij plaatsmaken voor God en de naaste.
Maar dat valt ons o zo moeilijk. 'Was ik niet beter afgeweest
zonder U' - aldus de hertaling van Lloyd Haft van de eerste
psalm. Het is de oeroude vraag van de vraag van de twijfelaar
die zich elke keer weer opdringt - zoals de vraag van de slang
in het paradijs. Is het jullie wèrkelijk verboden om van die
appel te eten? En waarom dan? Is God afgunstig?
Toen Paulus het woord 'opstanding' (anastasis) liet vallen
dachten de Atheners dat het de naam van een godin was. Als je
het woord vandaag de dag gebruikt denken veel mensen dat je
het hebt over een leven na de dood. Misverstanden alom. Maar
Paulus bedoelde iets anders: hij doelde op wat hem was
overkomen toen hem het licht opging ... en er geen andere
mogelijkheid meer openbleef dan die andere weg te gaan: die
van apostel, van geroepene, in het voetspoor van Jezus.
'Bekering' heet dat. Ommekeer.
Dat is zoiets als wat ooit door de dichter van Schagen is
verwoord toen hij schreef:
Vannacht in mijn slaap
sloeg er een deur dicht
ik ben opgestaan en heb overal gezocht
ik heb het niet kunnen vinden
toch is er iets dichtgeslagen
ik heb het gehoord
ik weet het
ik weet dat er iets veranderd is
er is een doorgang gesloten
en er is nu niets meer
dat niet onherroepelijk anders is geworden
ik kan alleen niet vinden waar...
maar er zal een dag komen
dat ik weten zal
wie ik geworden ben
(J.C. van Schagen)
Lucas 24:
35 De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en
hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van
het brood.
36 Terwijl ze nog aan het vertellen waren, kwam Jezus zelf in
hun midden staan en zei: 'Vrede zij met jullie.' 37
Verbijsterd en door angst overmand, meenden ze een
geestverschijning te zien. 38 Maar hij zei tegen hen: 'Waarom
zijn jullie zo ontzet en waarom zijn jullie ten prooi aan
twijfel? 39 Kijk naar mijn handen en voeten, ik ben het zelf!
Raak me aan en kijk goed, want een geest heeft geen vlees en
beenderen zoals jullie zien dat ik heb.' 40 Daarna toonde hij
hun zijn handen en zijn voeten. 41 Omdat ze het van vreugde
nog niet konden geloven en stomverbaasd waren, vroeg hij hun:
'Hebben jullie hier iets te eten?' 42 Ze gaven hem een stuk
geroosterde vis. 43 Hij nam het aan en at het voor hun ogen
op. 44 Hij zei tegen hen: 'Toen ik nog bij jullie was, heb ik
tegen jullie gezegd dat alles wat in de Wet van Mozes, bij de
Profeten en in de Psalmen over mij geschreven staat in
vervulling moest gaan.' 45 Daarop maakte hij hun verstand
ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften. 46 Hij zei
tegen hen: 'Er staat geschreven dat de messias zal lijden en
sterven, maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de dood,
47-48 en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden
om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven.
Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in
Jeruzalem.
Handelingen 17:
16 Terwijl Paulus in Athene op hen wachtte, raakte hij hevig
verontwaardigd bij het zien van de vele godenbeelden in de
stad. 17 In de synagoge sprak hij met de Joden en met de
Grieken die God vereerden, en op het marktplein ging hij
dagelijks in debat met de mensen die hij daar aantrof. 18
Onder hen waren ook enkele epicurische en stoïsche filosofen,
van wie sommigen zeiden: 'Wat beweert die praatjesmaker toch?'
Anderen merkten op: 'Hij schijnt een boodschapper van
uitheemse goden te zijn,' omdat ze dachten dat hij predikte
over Jezus en Anastasis (anastasis = 'opstanding' maar zij
dachten dat het de naam was van een godin). 19 Ze namen hem mee
naar de Areopagus en zeiden: 'Kunt u ons uitleggen wat die
nieuwe leer is die door u wordt uitgedragen? 20 Want wat u
zegt, klinkt ons vreemd in de oren; we willen graag weten wat
u bedoelt.' 21 Alle Atheners en de vreemdelingen die er wonen
hebben immers voor haast niets anders tijd dan voor het
uitwisselen van de nieuwste ideeën.
22 Toen ging Paulus in de midden op de Areopagus staan en zei:
'Atheners, ik heb gezien hoe buitengewoon godsdienstig u in
ieder opzicht bent. 23 Want toen ik in de stad rondliep en
alles wat u vereert nauwlettend in ogenschouw nam, ontdekte ik
ook een altaar met het opschrift: "Aan de onbekende god". Wat
u vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2010.