Symbool van de evangelist Lucas
Abbatiale St. Pierre et Paul
Ottmarsheim (Vogezen, 11de eeuw)

Preek gehouden tijdens de dienst van de vrijzinnige geloofsgemeenschap Ede op zondag, 4 juli 2010.

De lezingen waren:
Numeri 11:24-30
Lucas 10: 1-18.23b,24
PREEK: 'Gelukkig de ogen die zien wat jullie zien!'

Het evangeliegedeelte dat we vandaag hebben gelezen verbindt een aantal situaties met elkaar. Wat Lucas hier schrijft kun je alleen begrijpen wanneer je dit leest tegen de achtergrond van het oude testament. Daar wordt verteld dat het volk Israël mort tegen Mozes omdat het in de woestijn dreigt van honger om te komen. Klaarblijkelijk werd er ook in de jonge gemeente, waartoe Lucas zich richt, geklaagd en gesomberd: daarom herinnert Lucas zijn toehoorders aan het verhaal over het ontevreden volk destijds in de woestijn. Destijds bood God een uitweg door de Geest op hen te leggen.
Tegelijkertijd zinspeelt Lucas op de tijd dat Jezus nog leefde en hij de twaalf leerlingen erop uit stuurde zonder iets mee te nemen voor onderweg: geen stok geen reistas, geen brood en geen geld; en ook geen extra kleren. Zo staat het in Lucas 9. Armoede en vervolging omwille van het geloof: dat zou vanaf dat moment karakteristiek zijn voor volgelingen van Jezus: zowel voor pelgrims en als voor monniken is dat door de eeuwen heen een richtlijn geweest. Maak je geen zorgen: God houdt van je en zorgt dat je niets tekort komt.
Hier, in Lucas 10, ligt de nadruk op de actualiteit. Nu zijn het anderen, die erop uit worden gestuurd, zeventig in getal. Dat getal zeventig is ook ontleend aan het Oude Testament; het zijn de leiders van het volk. Ook het grote rechtbank in Jeruzalem - het grote sanhedrin - bestond uit zeventig leden. Met dit getal karakteriseert Lucas de Christelijke gemeente als de groep mensen die voorop moet gaan in de wereld: geroepen om de messiaanse boodschap van vrede uit te dragen. Niet eenvoudig, maar: vertrouw op God en zie hoe het goede ook nu overwint.

U ziet hoe Lucas in zijn evangelie te werk gaat: in zijn ogen gaat het altijd weerom hetzelfde: om de heilstijd, die zichtbaar wordt waar mensen vertrouwen op God. Nu eens wordt die heilstijd aangeduid als 'het beloofde land', dan weer als 'het koninkrijk van God'; en hier als 'het rijk van vrede', waarin de demonen zich onderwerpen aan hen die in Christus naam die vrede aanzeggen. De oproep van Lucas eindigt in een aansporing om te ZIEN hoe de goddelijke belofte wordt ingelost. Het woordje ZIEN krijgt alle nadruk: 'Gelukkig de ogen die zien wat jullie zien! Want ik zeg jullie dat vele profeten en koningen hebben willen zien wat jullie zien, maar ze kregen het niet te zien, en hebben willen horen wat jullie horen, maar ze kregen het niet te horen'.

De vertalers verdoezelen het feit dat de tekst een onderscheid maakt tussen twee manieren van 'zien'; je zou daar ook in onze taal voor het goede begrip ook twee verschillende woorden moeten gebruiken: 'Vele profeten en koningen hebben willen zien wat jullie aanschouwen'. Het 'Zien' verwijst meer naar het registreren van de feiten; 'aanschouwen' heeft vooral betrekking op de diepere betekenis van wat er gebeurt. Dit 'schouwen' is een vaardigheid die niet ieder zomaar is gegeven. Voor sommigen is het een gave; voor anderen iets dat je moet leren.

Een belangrijke functie van het geloof is om ons te helpen ZIEN: want we kunnen alleen maar zinvol handelen wanneer we de zin in de werkelijkheid kunnen ontdekken. En dat gaat niet zomaar: juist het Christendom stelt ons in staat stelt om de zin te zien in het gebeuren. Om de zin te kunnen ontdekken moet een mens worden ingewijd in het al oude verhaal; in de geschiedenis die begonnen is met een ogenschijnlijk onbeduidend godje dat aan een onderdrukt volk een plaats onder de zon heeft beloofd. Maar niet zomaar, gratis. Er was sprake van een verbond. In grote lijnen zou je kunnen zeggen dat aan de heilsbelofte twee condities waren verbonden: respect voor God en respect voor de medemens.

De belofte van bevrijding lijkt op gespannen voet te staan met de condities. Toch bestaat er een verband tussen die twee. De bijbel geeft daarvan twee voorbeelden:
- op momenten dat je naar vrijheid verlangt heb je de neiging om aan anderen voorbij te gaan en voor jezelf te kiezen; op het moment dat liefde voor een ander bezit van je neemt loop je de kans jezelf te vergeten en te verwaarlozen. Noch het een, noch het ander schept vrede. Voor vrede is een evenwicht nodig. Deze kwestie bepaalt heel ons leven. Heb de ander lief zoals je jezelf lief hebt, en jezelf zoals je de ander lief hebt: want een mens wordt wie hij moet worden in wisselwerking met een ander.
- het tweede voorbeeld heeft betrekking op God: soms kun je het gevoel hebben dat je beter af bent zonder God. Vooral als het lot je goed gezind is. Maar er zijn ook momenten van uitzichtsloosheid en wanhoop: in die ogenblikken moet een mens het juist hebben van de zekerheid dat er zoiets is als een dragende kracht: zoals een zwemmer moet vertrouwen op de dragende kracht van het water, en een vogel op de dragende kracht van de lucht. Dat vertrouwen heet 'de hoop'. Zonder die hoop verliest het leven alle glans en wordt het uitzichtloos.

====

In de traditie van de kerk, in de bijbel, draait alles om een God die betrokken is op onze wereld en die handelend bezig is: God ziet neer vanuit de hoogte, kijkt toe, wordt boos, grijpt in, vergeeft, verhoort, is troostend nabij, helpt, beurt op, zegent en bezielt mensen als het erop aan komt. Dat de bijbel daar zo over spreekt verwijst naar wat mensen in het geloof ervaren. Maar de vraag is natuurlijk of we daar zelf ook wel eens iets van ZIEN en ervaren: of we daarvan getuigen kunnen. Aanschouwen wij wat koningen en profeten graag hadden willen zien en wat de jonge kerk (volgens Lucas) zag? Of zijn we weer terug bij die koningen en profeten, die het wel graag wilden zien maar het niet konden ontdekken?

Ook nu, in onze tijd, hebben veel mensen het daar moeilijk mee. En er zijn heel wat mensen die zelfs geen weet meer hebben van de traditie rond een verbond tussen hemel en aarde. Laat staan dat ze daarop zouden kunnen vertrouwen. Maar ook waar men daarvan nog wèl weet heeft leeft scepsis. Veel mensen die zich Christen noemen denken in feite niet veel anders dan atheïsten en vragen zich af of God en geloof in God er nog wel toe doet. Immers, zo redeneren zij: de mens is autonoom en zal zijn eigen boontjes moeten doppen. We zijn nu eenmaal deel van een werkelijkheid waarin natuurwetten de loop der dingen bepalen.

Doet God er wèrkelijk toe? Ziet de werkelijkheid er voor een gelovige anders uit dan voor iemand die niet gelooft? Dat zijn vragen waar u en ik alleen ons eigen antwoord op kunnen geven. In zake het geloof valt er niets te bewijzen. Maar waar we niet omheen kunnen is dat toekomst in belangrijke mate bepaald wordt door onze visie op de werkelijkheid. De tekst van Lucas stelt niet de vraag naar de feiten maar de vraag naar ons waarnemen: of we oog hebben voor goedheid en schoonheid; en voor het lijden van mensen en dieren; en voor de wijze waarop we met 'moeder aarde' omgaan.

Was de wereld beter af geweest zonder een kerk? Zonder heiligen? Zonder gelovigen? Zonder visionaire mensen die het handelen van God ter sprake brachten? Opnieuw een moeilijke vraag: al was het maar omdat ook we maar al te goed beseffen dat ook de kerkgeschiedenis vele zwarte bladzijden heeft en de kerk lang niet altijd tot zegen is geweest voor deze wereld.
Uiteindelijk geldt voor u en mij in feite maar één vraag:
doet God ertoe in ons eigen leven? Ruimt u in uw leven plaats in voor God? Voor bezinning en gebed? Voor de mogelijkheid dat de Geest op mensen wordt gelegd die hen bezielt?

De bijbel houdt de mensen voor dat zij een ziel hebben: een innerlijke dimensie, die ons gevoelig maakt voor de verbondenheid met God. Deze ziel heeft zorg nodig; zielzorg.
Zoals ook ons lichaam zorg nodig heeft. Zonder die zorg functioneert een mens niet optimaal.

Zijn wij in staat om, terugblikkend op ons eigen leven, daarin de hand van God te herkennen? Tegen zulke mensen zegt Jezus: 'Gezegend de ogen die zien wat jullie zien!'
AMEN.


DE LEZINGEN:
Numeri 11:
24 Mozes ging naar buiten en bracht de woorden van de HEER aan het volk over. Daarna bracht hij zeventig oudsten van het volk bijeen en stelde hen rond de tent op. 25 Toen daalde de HEER af, in de wolk. Hij sprak tot Mozes en droeg een deel van de geest die op hem rustte, op de zeventig oudsten over. Zodra de geest op hen rustte begonnen ze te profeteren. Dat is daarna niet opnieuw gebeurd. 26 Twee mannen, van wie de een Eldad heette en de ander Medad, waren in het kamp gebleven; ze stonden wel op de lijst van zeventig maar waren niet naar de tent gegaan. Zodra de geest op hen rustte begonnen ook zij te profeteren, in het kamp. 27 Een jongeman rende naar Mozes toe en zei: 'Eldad en Medad zijn in het kamp aan het profeteren!' 28 'Zeg dat ze daarmee ophouden, heer!' zei Jozua, de zoon van Nun, die van jongs af aan Mozes' rechterhand was geweest. 29 Maar Mozes zei: 'Denk je soms dat jij voor mijn belangen moet opkomen? Legde de HEER zijn geest maar op heel het volk! Profeteerde iedereen maar!' 30 Daarop keerden Mozes en de oudsten van Israël naar het kamp terug.

Lucas 10:
1 Daarna stelde de Heer tweeënzeventig anderen aan, die hij twee aan twee voor zich uit zond naar iedere stad en plaats waar hij van plan was heen te gaan. 2 Hij zei tegen hen: 'De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig; vraag dus de eigenaar van de oogst of hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen. 3 Ga op weg, en bedenk wel: ik zend jullie als lammeren onder de wolven. 4 Neem geen geldbuidel, geen reistas en geen sandalen mee, en groet onderweg niemand. 5 Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: "Vrede voor dit huis!"
6 Als er een vredelievend mens woont, zal jullie vrede met hem zijn; zo niet, dan zal die vrede bij je terugkeren. 7 Blijf in dat huis, en eet en drink wat men je aanbiedt, want de arbeider is zijn loon waard. Ga niet van het ene huis naar het andere. 8 En als jullie een stad binnengaan en daar welkom zijn, eet dan wat je wordt voorgezet, 9 genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: "Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt." 10 Maar als jullie een stad binnengaan waar je niet welkom bent, trek dan door de straten en zeg: 11 "Zelfs het stof van uw stad dat aan onze voeten kleeft, vegen we van ons af als aanklacht tegen u; maar bedenk wel: het koninkrijk van God is nabij!" 12 Ik zeg jullie: het lot van Sodom zal op die dag draaglijker zijn dan het lot van die stad. 13 Wee Chorazin, wee Betsaïda, want als in Tyrus en Sidon de wonderen waren gebeurd die bij jullie gebeurd zijn, zouden de inwoners van die steden zich allang in een boetekleed hebben gehuld en met stof op hun hoofd tot inkeer gekomen zijn. 14 Wanneer het oordeel komt, zal het lot van Tyrus en Sidon draaglijker zijn dan dat van jullie. 15 En jij, Kafarnaüm, je denkt toch niet dat je tot in de hemel zult worden verheven? In het diepst van het dodenrijk zul je afdalen! 16 Wie naar jullie luistert, luistert naar mij, en wie jullie afwijst, wijst mij af. En wie mij afwijst, wijst hem af die mij gezonden heeft.' 17 De tweeënzeventig keerden vol vreugde terug en zeiden: 'Heer, zelfs de demonen onderwerpen zich aan ons bij het horen van uw naam.' 18 Hij zei tegen hen: (……) 23 'Gelukkig de ogen die zien wat jullie zien! 24 Want ik zeg jullie dat vele profeten en koningen hebben willen zien wat jullie zien, maar ze kregen het niet te zien, en hebben willen horen wat jullie horen, maar ze kregen het niet te horen.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS. ..

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2010.