"Hij (de arme Lazarus) hoopte zijn maag te vullen
met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; maar er
kwamen alleen honden aanlopen, die zijn zweren likte". (Lucas 16:21) Lincoln, Cathedral Church, England (gerestaureerd). | ![]() |
De lezingen waren:
PREEK: "Thuis komen"
DE LEZINGEN:
DE LEZINGEN:
Terug naar het begin van deze pagina
Jesaja 30:15 -21
Lucas 13:22-30
Op de voorzijde van de liturgie ziet u Lazarus. Lucas voert
hem in zijn evangelie op als een voorbeeld van iemand die
'thuis komt': "Hij wordt" - zo wordt ons in Lucas 16 verteld -
"door engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten". In
de bijbel is Lazarus de representant van de armen. Zijn naam,
voluit "El'azar" betekent: God helpt.
Door de eeuwen hebben mensen zich afgevraagd hoe het onrecht
in de wereld te rijmen is met Gods goedheid. Met name de
schrijnende tegenstelling tussen arm en rijk wordt daarbij
dikwijls genoemd als een voorbeeld van een schrijnend onrecht.
De eenvoudigste oplossing voor het probleem is natuurlijk om
te denken in termen van een vorm van compensatie: later, in
het hiernamaals - daar zal alles worden rechtgetrokken. Zo is
het in kerken vaak verkondigd. Maar of dat nu zo bijbels
gedacht is? Dat is nog maar de vraag. Het is opvallend dat in
de bijbel de gedachte aan een hiernamaals eigenlijk maar
zelden voorkomt. Jezus heeft het dan wel over het koninkrijk
van God, maar het is niet zo duidelijk wat je je daarbij
precies moet denken; en waar je dat zou moeten localiseren: in
een verre toekomst of in een hiernamaals. Jezus zegt wel dat
het onder handbereik is, zij het dan ook verborgen; en dat het
aangebroken is. Dat suggereert toch dat hij niet aan een
hiernamaals denkt.
Het overgrote deel van de bijbelse teksten laat zien, dat men
niet geloofde in de onsterfelijkheid van de ziel; die gedachte
vind je wel in het oude Griekenland - bij Plato bijvoorbeeld.
En mogelijk is het via die weg ook in het kerkelijk denken
terecht gekomen. Maar bij de semitische volkeren kom je die
gedachte bij mijn weten niet tegen.
De tekst uit Jesaja, die we lazen, illustreert hoe hij dacht
over de heilstijd: alles in de geschiedenis draait om 'de weg
die we moeten volgen'. En om de troost in tijden van rampspoed
en ellende. Alles wat hij zegt heeft betrekking op de
geschiedenis. 'Een weg te gaan': zo zou je in zijn denktrant
het leven kunnen typeren.
Waar Lucas precies aan denkt wanneer hij spreekt over
'behouden worden' en 'thuiskomen bij God' is niet meteen
duidelijk: denkt hij aan een hiernamaals? Of zou je zijn
woorden ook anders kunnen duiden?
Dezer dagen las ik opnieuw het boekje 'Merkstenen' van Dag
Hammarskjòld. Misschien kent u het wel. Hammarskjòld, destijds
secretaris-generaal van de NAVO, was iemand die vanaf zo
ongeveer zijn twintigste levensjaar heeft nagedacht heeft over
de vraag, hoe het leven geleefd moet worden. En wat de zin is
van ons bestaan. Zijn gedachten daarover wil ik u vandaag
graag voorleggen: omdat die ons mogelijk ook op het spoor
kunnen zetten van de wijze waarop Lucas dacht.
Hammarskjòld schreef een dagboek. Niet zo'n gewoon dagboek -
zo'n boek waarin je elke dag noteert wat er is gebeurt of zo.
Maar meer een gedachtenboek. Toen hij zo'n jaar of vijftig was
realiseerde hij zich dat zijn gedachten misschien ook voor
andere mensen een hulp zouden kunnen zijn bij het zoeken naar
een goede levenshouding. Daarom besloot hij om zijn
aantekeningen te selecteren en te ordenen. Niet lang daarna
kwam hij door een vliegtuigongeluk in Congo om het leven.
Postuum is toen dat boekje met zijn gedachten - "Merkstenen" -
uitgegeven.
Al lezend vielen mij een paar dingen op. In de eerste plaats,
dat Hammarskjòld iemand was die zich er al op jonge leeftijd
helder van bewust was dat er 'verborgen essenties' zijn. Zo
noem ik die nu maar even. Dat je, wanneer je daarvoor open
staat, iets kunt ervaren dat niet zo concreet is maar toch van
groot belang. Wat het precies is valt moeilijk te zeggen. Je
kunt zulke verborgen essenties eigenlijk alleen aanduiden met
behulp van beelden, zinnebeelden. Zo kun je bijvoorbeeld
spreken over de stroom, waar je in staat; of waarop je je laat
drijven; of de stroom die je meesleurt. Die stroom is niet
iets concreets. Maar mensen met levenservaring kunnen zich
daar wel iets bij denken. Zo kun je ook spreken over 'de weg',
die je bent gegaan; of 'de weg die voor je uit zich opent'.
Met zulke beelden kun je anderen soms iets duidelijk maken hoe
het in jouw geval is gegaan in het leven. Ik denk dat ook het
woordje 'God' zo'n zinnebeeld is. Niemand kan zeggen wat het
woordje precies betekent. Maar er zijn ervaringen die mensen
doen zeggen: 'Ik ken u niet maar ik ervaar u' - zoals de titel
van een boekje is dat nu zo'n dertig jaar geleden verscheen.
Over God wordt dan ook wel gesproken als over 'de bron' en
'onze bestemming'.
Welnu: Hammarskjòld maakt gebruik van dergelijke beelden om
zijn eigen ervaringen te benoemen. En wat mij in zijn boekje
trof was, dat hij zich al vroeg in zijn leven bewust was van
zulke verborgen dimensies en van het belang daarvan.
Zo schrijft hij rond 1925 - hij was toen een jongeman van zo'n
jaar of twintig: "Verder word ik gedreven, een onbekend land
binnen. (...) Aangeraakt door de wind vanuit mijn onbekende
doel trillen de snaren in verwachting." Hij wordt verder
gedreven door een wind die hem aanraakt vanuit een hem
onbekend doel. Je moet haast concluderen dat de wind hem
tegemoet komt: die raakt hem aan vanuit een onbekend doel.
Maar tegelijkertijd drijft die wind hem verder; een onbekend
land binnen. En dan spreekt hij over snaren: klaarblijkelijk
vergelijkt hij zichzelf dan met een snaarinstrument; de snaren
trillen al bijna nog voordat ze worden aangeraakt: zo vol
verwachting is hij dat hij al bijna hoort hoe het zal klinken
als hij zich laat bespelen. In dichterlijke taal beschrijft
hij zo als jonge man een besef heeft dat hij meer is dan hij
weet; dat hij een instrument is dat zich moet laten bespelen;
dat de klanken die het instrument zal voortbrengen weliswaar
nog niet klinken maar dat er wel een diep verlangen is naar
hoe het zal klinken. In een paar woorden ,aakt hij zo
duidelijk dat hij al vroeg in zijn leven er zich van bewust
was, dat al onze plannenmakerij en al onze projecten feitelijk
voorbij gaan aan de wezenlijke betekenis van ons bestaan.
Wij verbeelden ons vaak dat we ons eigen leven moeten
organiseren; met het grootste gemak zetten we afspraken in
onze agenda: voor de komende week of voor het komende jaar;
maar realiseren ons daarbij doorgaans nauwelijks hoe kwetsbaar
we zijn. En dat het van het een op het andere moment met ons
afgelopen kan zijn. Zo eigenen we ons het leven toe. En
verbeelden we ons dat we het moeten 'maken'. Daarbij gaan we
voorbij aan het feit dat we van uur tot uur, van minuut tot
minut in leven gehouden worden - door... ja door wat? Wie
maakt dat wij ademen? Wie laat ons hart kloppen? Wie houdt ons
lichaam op orde? Paulus zegt: God. In Hem leven en bewegen
wij. Ook al weten we dan niet wat dit woordje concreet is.
Hammarskjòld schrijft: "Het licht in je op: je kon er net zo
goed nooit zijn geweest. Met een vast loon, bankboekje en
portefeuille onder je arm wordt evenwel verondersteld, dat je
jezelf als vanzelfsprekend beschouwt. Wat je bent kan
interesse wekken, niet dat je bent. Het pensioen - niet de
dood - is de beweeggrond van je denken 'terwijl de dag
duurt'".
Zo houdt hij ons een spiegel voor: de dood markeert wat osn
leven is. Alles wat wij leven hoort bij ons leven. En als het
op enig moment met ons is afgelopen, dan zullen mensen die
achter blijven ons een plaats geven in de geschiedenis; in hun
eigen leven. Ons thuis brengen.
In augustus 1961, niet lang voordat hij door een
vliegtuigongeluk om het leven kwam, schrijft Hammarskjòld: "Ik
begin de kaart te kennen, en de windstreken".
Je ontmoet zo - al lezend - in Dag Hammarskjòld een mens die
'thuis lijkt te zijn' in dit leven: omdat hij vertrouwd is
geraakt met de verborgen essenties; en ontdekt heeft dat die
veel wezenlijker zijn dan wat we doorgaans als 'de
werkelijkheid aanduiden: de stoffelijke dingen. Velen van ons
zijn opgegroeid met de kreet: meten is weten, en gissen is
missen. Voor Hammarskjòld ligt dat anders: onze zekerheden
zijn geworteld in wat verborgen is. Ons bestaan gaat er dan
ook totaal anders uitzien, wanneer we oog krijgen voor die
verborgen essenties.
Zou het kunnen zijn dat ook Lucas op een vergelijkbare manier
naar het leven keek toen hij schreef over Lazarus, die door
engelen bij Abraham op schoot werd gezet? Toen hij schreef
over het hemelse feestmaal waar aan tafel alleen plaats is
ingeruimd voor de getuigen van de belofte: Abraham, Isaak,
Jacob en anderen die leefden uit de wetenschap dat het een
vergissing is om te menen dat de mens beter af is zonder God?
Zou het zo kunnen zijn dat de smalle deur een verwijzing vormt
naar de moeite die het kost om die verborgen essenties te
ontdekken en de moed te hebben om je te laten bespelen door
'de wind'?
Jezus spreekt over het Koninkrijk van God als een
verborgenheid, die onder handbereik is. En in het Nieuwe
Testament gaat het herhaaldelijk over mensen die blind zijn en
die ziende moeten worden. Want die blindheid is een soort
ziekte. En van de gelijkenissen zegt Jezus dat er ook mensen
zijn aan wie die gelijkenissen totaal niet besteed zijn: omdat
zij zo onontvankelijk zijn, ondoordringbaar als rotsen
waardoor het zaad verschroeit zodra de zon daarop brandt.
Thuis komen: je laten aanraken door de wind die je tegemoet
komt vanuit je bestemming; een mens zou moeten beseffen dat
hij altijd veel meer is dan hij zelf weet, kan weten! Op
ikonen zie je de heilige vaak afgebeeld met een opgerold stuk
papier onder de arm, een boekrol: de gedachte, die daarachter
steekt is, dat op die boekrol geschreven staat wie de betreffende
heilige is, wat zijn/haar leven betekent in het licht van de
geschiedenis; zelf kan hij niet weten wat er op de rol staat.
Zoals Hammarskjòld dat niet wist wat zijn leven betekende; zoals Jezus
dat niet wist. Pas als een leven voorbij is kan duidelijk
worden wie iemand is met het oog op de heilsgeschiedenis, met
het oog op de komst van Gods koninkrijk.
De eerste lezing is uit het boek Jesaja en bestaat eigenlijk
uit twee gedeelten. Het eerste gaat over eigenwijze mensen,
die menen dat ze zichzelf moeten redden. Het tweede gedeelte
is een heilsprofetie, waarin troost doorklinkt: uiteindelijk,
wanneer dit eigenwijze volk in ellendige omstandigheden tot
bezinning komt, zal God zich alsnog over hen ontfermen en hen
wegen wijzen hoe het verder moet.
De tweede lezing is uit het evangelie volgens Lucas: dat gaat
over mensen die hardleers zijn, en als gevolg daarvan ten dode
zijn opgeschreven. Zij zullen uiteindelijk knarsetandend gaan
beseffen wat de consequenties zijn van hun koppig verzet.
Jesaja 30:15-21
15 Dit zei God, de HEER,
de Heilige van Israël:
'In rust en inkeer ligt jullie redding,
in geduld en vertrouwen ligt jullie kracht.'
Maar jullie wilden niet.
16 Jullie zeiden: 'Nee!
Te paard vluchten we weg!' -
Vluchten zûl je!
'Wij gaan er razendsnel vandoor!' -
Razendsnel word je ingehaald.
17 Duizend zullen er vluchten voor het dreigen van één,
voor het dreigen van vijf vluchten jullie allen.
Al wat er van jullie rest
is als een paal op een bergtop,
als een vaandel op een heuvel.
18 En toch wacht de HEER op het ogenblik
dat hij jullie genadig kan zijn;
toch zal hij zich oprichten
om zich over jullie te ontfermen.
Want de HEER is een God van recht.
Gelukkig de mens die op hem wacht.
19 Volk van Jeruzalem, dat op de Sion woont, je hoeft geen
tranen meer te storten. Want hij zal zich over je ontfermen
als je weeklaagt, hij zal antwoorden zodra hij je hoort. 20 De
Heer zal jullie brood geven in de benauwenis en water in de
nood. Hij die jullie onderricht gaf, zal zich niet langer
verbergen. Met eigen ogen zul je je leermeester zien, 21 met
eigen oren zul je een stem achter je horen zeggen: 'Dit is de
weg die je moet volgen. Hier moet je rechts. Ga daar naar
links.'
Lucas 13:22-30
22 Op weg naar Jeruzalem trok hij verder langs steden en
dorpen, terwijl hij onderricht gaf. 23 Iemand vroeg hem:
'Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?' Hij
antwoordde: 24 'Doe alle moeite om door de smalle deur naar
binnen te gaan, want velen, zeg ik jullie, zullen proberen
naar binnen te gaan maar er niet in slagen. 25 Als de heer des
huizes eenmaal is opgestaan en de deur heeft gesloten, en
jullie staan buiten op de deur te kloppen en roepen: "Heer,
doe open voor ons!", dan zal hij antwoorden: "Ik ken jullie
niet, waar komen jullie vandaan?" 26 Jullie zullen zeggen: "We
hebben in uw bijzijn gegeten en gedronken en u hebt in onze
straten onderricht gegeven." 27 Maar hij zal tegen jullie
zeggen: "Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan? Weg
met jullie, rechtsverkrachters!" 28 Dan zullen jullie jammeren
en knarsetanden wanneer je Abraham, Isaak en Jakob en al de
profeten in het koninkrijk van God ziet, maar zelf
buitengesloten wordt. 29 Uit het oosten en het westen en uit
het noorden en het zuiden zullen ze komen, en ze zullen aan
tafel genodigd worden in het koninkrijk van God. 30 En bedenk
wel: er zijn laatsten die de eersten zullen zijn, en er zijn
eersten die de laatsten zullen zijn.'
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2010.