"Hij (de arme Lazarus) hoopte zijn maag te vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; maar er kwamen alleen honden aanlopen, die zijn zweren likte".
                                                           (Lucas 16:21)
Lincoln, Cathedral Church, England (gerestaureerd).

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse gemeente te Doesburg, op Zondag 22 Augustus 2010

De lezingen waren:
Jesaja 30:15 -21
Lucas 13:22-30

PREEK: "Thuis komen"

Op de voorzijde van de liturgie ziet u Lazarus. Lucas voert hem in zijn evangelie op als een voorbeeld van iemand die 'thuis komt': "Hij wordt" - zo wordt ons in Lucas 16 verteld - "door engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten". In de bijbel is Lazarus de representant van de armen. Zijn naam, voluit "El'azar" betekent: God helpt.

Door de eeuwen hebben mensen zich afgevraagd hoe het onrecht in de wereld te rijmen is met Gods goedheid. Met name de schrijnende tegenstelling tussen arm en rijk wordt daarbij dikwijls genoemd als een voorbeeld van een schrijnend onrecht.
De eenvoudigste oplossing voor het probleem is natuurlijk om te denken in termen van een vorm van compensatie: later, in het hiernamaals - daar zal alles worden rechtgetrokken. Zo is het in kerken vaak verkondigd. Maar of dat nu zo bijbels gedacht is? Dat is nog maar de vraag. Het is opvallend dat in de bijbel de gedachte aan een hiernamaals eigenlijk maar zelden voorkomt. Jezus heeft het dan wel over het koninkrijk van God, maar het is niet zo duidelijk wat je je daarbij precies moet denken; en waar je dat zou moeten localiseren: in een verre toekomst of in een hiernamaals. Jezus zegt wel dat het onder handbereik is, zij het dan ook verborgen; en dat het aangebroken is. Dat suggereert toch dat hij niet aan een hiernamaals denkt.

Het overgrote deel van de bijbelse teksten laat zien, dat men niet geloofde in de onsterfelijkheid van de ziel; die gedachte vind je wel in het oude Griekenland - bij Plato bijvoorbeeld. En mogelijk is het via die weg ook in het kerkelijk denken terecht gekomen. Maar bij de semitische volkeren kom je die gedachte bij mijn weten niet tegen.

De tekst uit Jesaja, die we lazen, illustreert hoe hij dacht over de heilstijd: alles in de geschiedenis draait om 'de weg die we moeten volgen'. En om de troost in tijden van rampspoed en ellende. Alles wat hij zegt heeft betrekking op de geschiedenis. 'Een weg te gaan': zo zou je in zijn denktrant het leven kunnen typeren.

Waar Lucas precies aan denkt wanneer hij spreekt over 'behouden worden' en 'thuiskomen bij God' is niet meteen duidelijk: denkt hij aan een hiernamaals? Of zou je zijn woorden ook anders kunnen duiden?

Dezer dagen las ik opnieuw het boekje 'Merkstenen' van Dag Hammarskjòld. Misschien kent u het wel. Hammarskjòld, destijds secretaris-generaal van de NAVO, was iemand die vanaf zo ongeveer zijn twintigste levensjaar heeft nagedacht heeft over de vraag, hoe het leven geleefd moet worden. En wat de zin is van ons bestaan. Zijn gedachten daarover wil ik u vandaag graag voorleggen: omdat die ons mogelijk ook op het spoor kunnen zetten van de wijze waarop Lucas dacht.

Hammarskjòld schreef een dagboek. Niet zo'n gewoon dagboek - zo'n boek waarin je elke dag noteert wat er is gebeurt of zo. Maar meer een gedachtenboek. Toen hij zo'n jaar of vijftig was realiseerde hij zich dat zijn gedachten misschien ook voor andere mensen een hulp zouden kunnen zijn bij het zoeken naar een goede levenshouding. Daarom besloot hij om zijn aantekeningen te selecteren en te ordenen. Niet lang daarna kwam hij door een vliegtuigongeluk in Congo om het leven. Postuum is toen dat boekje met zijn gedachten - "Merkstenen" - uitgegeven.

Al lezend vielen mij een paar dingen op. In de eerste plaats, dat Hammarskjòld iemand was die zich er al op jonge leeftijd helder van bewust was dat er 'verborgen essenties' zijn. Zo noem ik die nu maar even. Dat je, wanneer je daarvoor open staat, iets kunt ervaren dat niet zo concreet is maar toch van groot belang. Wat het precies is valt moeilijk te zeggen. Je kunt zulke verborgen essenties eigenlijk alleen aanduiden met behulp van beelden, zinnebeelden. Zo kun je bijvoorbeeld spreken over de stroom, waar je in staat; of waarop je je laat drijven; of de stroom die je meesleurt. Die stroom is niet iets concreets. Maar mensen met levenservaring kunnen zich daar wel iets bij denken. Zo kun je ook spreken over 'de weg', die je bent gegaan; of 'de weg die voor je uit zich opent'. Met zulke beelden kun je anderen soms iets duidelijk maken hoe het in jouw geval is gegaan in het leven. Ik denk dat ook het woordje 'God' zo'n zinnebeeld is. Niemand kan zeggen wat het woordje precies betekent. Maar er zijn ervaringen die mensen doen zeggen: 'Ik ken u niet maar ik ervaar u' - zoals de titel van een boekje is dat nu zo'n dertig jaar geleden verscheen. Over God wordt dan ook wel gesproken als over 'de bron' en 'onze bestemming'.

Welnu: Hammarskjòld maakt gebruik van dergelijke beelden om zijn eigen ervaringen te benoemen. En wat mij in zijn boekje trof was, dat hij zich al vroeg in zijn leven bewust was van zulke verborgen dimensies en van het belang daarvan.

Zo schrijft hij rond 1925 - hij was toen een jongeman van zo'n jaar of twintig: "Verder word ik gedreven, een onbekend land binnen. (...) Aangeraakt door de wind vanuit mijn onbekende doel trillen de snaren in verwachting." Hij wordt verder gedreven door een wind die hem aanraakt vanuit een hem onbekend doel. Je moet haast concluderen dat de wind hem tegemoet komt: die raakt hem aan vanuit een onbekend doel. Maar tegelijkertijd drijft die wind hem verder; een onbekend land binnen. En dan spreekt hij over snaren: klaarblijkelijk vergelijkt hij zichzelf dan met een snaarinstrument; de snaren trillen al bijna nog voordat ze worden aangeraakt: zo vol verwachting is hij dat hij al bijna hoort hoe het zal klinken als hij zich laat bespelen. In dichterlijke taal beschrijft hij zo als jonge man een besef heeft dat hij meer is dan hij weet; dat hij een instrument is dat zich moet laten bespelen; dat de klanken die het instrument zal voortbrengen weliswaar nog niet klinken maar dat er wel een diep verlangen is naar hoe het zal klinken. In een paar woorden ,aakt hij zo duidelijk dat hij al vroeg in zijn leven er zich van bewust was, dat al onze plannenmakerij en al onze projecten feitelijk voorbij gaan aan de wezenlijke betekenis van ons bestaan.

Wij verbeelden ons vaak dat we ons eigen leven moeten organiseren; met het grootste gemak zetten we afspraken in onze agenda: voor de komende week of voor het komende jaar; maar realiseren ons daarbij doorgaans nauwelijks hoe kwetsbaar we zijn. En dat het van het een op het andere moment met ons afgelopen kan zijn. Zo eigenen we ons het leven toe. En verbeelden we ons dat we het moeten 'maken'. Daarbij gaan we voorbij aan het feit dat we van uur tot uur, van minuut tot minut in leven gehouden worden - door... ja door wat? Wie maakt dat wij ademen? Wie laat ons hart kloppen? Wie houdt ons lichaam op orde? Paulus zegt: God. In Hem leven en bewegen wij. Ook al weten we dan niet wat dit woordje concreet is.

Hammarskjòld schrijft: "Het licht in je op: je kon er net zo goed nooit zijn geweest. Met een vast loon, bankboekje en portefeuille onder je arm wordt evenwel verondersteld, dat je jezelf als vanzelfsprekend beschouwt. Wat je bent kan interesse wekken, niet dat je bent. Het pensioen - niet de dood - is de beweeggrond van je denken 'terwijl de dag duurt'".

Zo houdt hij ons een spiegel voor: de dood markeert wat osn leven is. Alles wat wij leven hoort bij ons leven. En als het op enig moment met ons is afgelopen, dan zullen mensen die achter blijven ons een plaats geven in de geschiedenis; in hun eigen leven. Ons thuis brengen.

In augustus 1961, niet lang voordat hij door een vliegtuigongeluk om het leven kwam, schrijft Hammarskjòld: "Ik begin de kaart te kennen, en de windstreken".

Je ontmoet zo - al lezend - in Dag Hammarskjòld een mens die 'thuis lijkt te zijn' in dit leven: omdat hij vertrouwd is geraakt met de verborgen essenties; en ontdekt heeft dat die veel wezenlijker zijn dan wat we doorgaans als 'de werkelijkheid aanduiden: de stoffelijke dingen. Velen van ons zijn opgegroeid met de kreet: meten is weten, en gissen is missen. Voor Hammarskjòld ligt dat anders: onze zekerheden zijn geworteld in wat verborgen is. Ons bestaan gaat er dan ook totaal anders uitzien, wanneer we oog krijgen voor die verborgen essenties.

Zou het kunnen zijn dat ook Lucas op een vergelijkbare manier naar het leven keek toen hij schreef over Lazarus, die door engelen bij Abraham op schoot werd gezet? Toen hij schreef over het hemelse feestmaal waar aan tafel alleen plaats is ingeruimd voor de getuigen van de belofte: Abraham, Isaak, Jacob en anderen die leefden uit de wetenschap dat het een vergissing is om te menen dat de mens beter af is zonder God? Zou het zo kunnen zijn dat de smalle deur een verwijzing vormt naar de moeite die het kost om die verborgen essenties te ontdekken en de moed te hebben om je te laten bespelen door 'de wind'?

Jezus spreekt over het Koninkrijk van God als een verborgenheid, die onder handbereik is. En in het Nieuwe Testament gaat het herhaaldelijk over mensen die blind zijn en die ziende moeten worden. Want die blindheid is een soort ziekte. En van de gelijkenissen zegt Jezus dat er ook mensen zijn aan wie die gelijkenissen totaal niet besteed zijn: omdat zij zo onontvankelijk zijn, ondoordringbaar als rotsen waardoor het zaad verschroeit zodra de zon daarop brandt.

Thuis komen: je laten aanraken door de wind die je tegemoet komt vanuit je bestemming; een mens zou moeten beseffen dat hij altijd veel meer is dan hij zelf weet, kan weten! Op ikonen zie je de heilige vaak afgebeeld met een opgerold stuk papier onder de arm, een boekrol: de gedachte, die daarachter steekt is, dat op die boekrol geschreven staat wie de betreffende heilige is, wat zijn/haar leven betekent in het licht van de geschiedenis; zelf kan hij niet weten wat er op de rol staat. Zoals Hammarskjòld dat niet wist wat zijn leven betekende; zoals Jezus dat niet wist. Pas als een leven voorbij is kan duidelijk worden wie iemand is met het oog op de heilsgeschiedenis, met het oog op de komst van Gods koninkrijk.


DE LEZINGEN: DE LEZINGEN:

De eerste lezing is uit het boek Jesaja en bestaat eigenlijk uit twee gedeelten. Het eerste gaat over eigenwijze mensen, die menen dat ze zichzelf moeten redden. Het tweede gedeelte is een heilsprofetie, waarin troost doorklinkt: uiteindelijk, wanneer dit eigenwijze volk in ellendige omstandigheden tot bezinning komt, zal God zich alsnog over hen ontfermen en hen wegen wijzen hoe het verder moet.

De tweede lezing is uit het evangelie volgens Lucas: dat gaat over mensen die hardleers zijn, en als gevolg daarvan ten dode zijn opgeschreven. Zij zullen uiteindelijk knarsetandend gaan beseffen wat de consequenties zijn van hun koppig verzet.

Jesaja 30:15-21
15 Dit zei God, de HEER,
de Heilige van Israël:
'In rust en inkeer ligt jullie redding,
in geduld en vertrouwen ligt jullie kracht.'
Maar jullie wilden niet.
16 Jullie zeiden: 'Nee!
Te paard vluchten we weg!' -
Vluchten zûl je!
'Wij gaan er razendsnel vandoor!' -
Razendsnel word je ingehaald.
17 Duizend zullen er vluchten voor het dreigen van één,
voor het dreigen van vijf vluchten jullie allen.
Al wat er van jullie rest
is als een paal op een bergtop,
als een vaandel op een heuvel.

18 En toch wacht de HEER op het ogenblik
dat hij jullie genadig kan zijn;
toch zal hij zich oprichten
om zich over jullie te ontfermen.
Want de HEER is een God van recht.
Gelukkig de mens die op hem wacht.

19 Volk van Jeruzalem, dat op de Sion woont, je hoeft geen tranen meer te storten. Want hij zal zich over je ontfermen als je weeklaagt, hij zal antwoorden zodra hij je hoort. 20 De Heer zal jullie brood geven in de benauwenis en water in de nood. Hij die jullie onderricht gaf, zal zich niet langer verbergen. Met eigen ogen zul je je leermeester zien, 21 met eigen oren zul je een stem achter je horen zeggen: 'Dit is de weg die je moet volgen. Hier moet je rechts. Ga daar naar links.'

Lucas 13:22-30

22 Op weg naar Jeruzalem trok hij verder langs steden en dorpen, terwijl hij onderricht gaf. 23 Iemand vroeg hem: 'Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?' Hij antwoordde: 24 'Doe alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan, want velen, zeg ik jullie, zullen proberen naar binnen te gaan maar er niet in slagen. 25 Als de heer des huizes eenmaal is opgestaan en de deur heeft gesloten, en jullie staan buiten op de deur te kloppen en roepen: "Heer, doe open voor ons!", dan zal hij antwoorden: "Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan?" 26 Jullie zullen zeggen: "We hebben in uw bijzijn gegeten en gedronken en u hebt in onze straten onderricht gegeven." 27 Maar hij zal tegen jullie zeggen: "Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan? Weg met jullie, rechtsverkrachters!" 28 Dan zullen jullie jammeren en knarsetanden wanneer je Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten in het koninkrijk van God ziet, maar zelf buitengesloten wordt. 29 Uit het oosten en het westen en uit het noorden en het zuiden zullen ze komen, en ze zullen aan tafel genodigd worden in het koninkrijk van God. 30 En bedenk wel: er zijn laatsten die de eersten zullen zijn, en er zijn eersten die de laatsten zullen zijn.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS. ..

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2010.