"Maar als de nacht is gekomen zijn het andere stemmen die hem roepen..."
"De roep van de aarde": een Chassidische legende,
verbeeld door H.N. Werkman (1882-1945)

Preek gehouden in de dienst van de VVP-gemeente te Apeldoorn op zondag, 24 oktober 2010

De lezingen waren:
Lucas 18:1-8
Lucas 18:9-14

"In de ogen van God"?

                       (Lucas 18:14)

De eerste gelijkenis, die we lazen, gaat over een rechter. Hij laat zich noch aan God, noch aan mensen iets gelegen liggen. Maar hij handelt wel rechtvaardig - zij het dan ook uit welbegrepen eigenbelang: om van het gezeur af te zijn. De weduwe, waar het om gaat, zou hem ooit nog eens kunnen aanvliegen. Het is verstandiger om dat voor te zijn. Daarom besluit hij om haar verzoek in te willigen. Is dit een rechtvaardig rechter?

In de tweede gelijkenis gaat het over een farizeëer, die bidt.
Hij prijst zichzelf gelukkig omdat hij geen slecht mens is. Het woord farizeëer is in ons taalgebruik zo ongeveer een synoniem van huichelaar. Het is evenwel niet ondenkbaar dat de farizeëer, waar het hier om gaat, volkomen te goeder trouw was. Misschien zou hij - net als de rijke man uit de gelijkenis die even verderop in ditzelfde hoofdstuk wordt beschreven - ook wel hebben kunnen zeggen: 'Aan al de geboden heb ik mij sinds mijn jeugd gehouden' (Luc. 18:21). Toch is hij in Gods ogen niet rechtvaardig.

De twee gelijkenissen staan in een gedeelte van het Lucasevangelie waarin steeds het oordeel van mensen onder kritiek wordt gesteld. Alsof gezegd wil worden: wees er altijd op bedacht, dat de werkelijkheid er in Gods ogen anders kan uitzien dan in je eigen ogen.

====

De werkelijkheid in de ogen van God? Is er dan een werkelijkheid die uitstijgt boven wat wij voor werkelijk houden? Of is wat wij redelijk vinden daarom ook redelijk? Doet het ertoe hoe de werkelijkheid er in Gods ogen uitziet? Bijvoorbeeld als het gaat om zelfmoord of euthanasie?

Daar denk ik aan in dit verband omdat er onlangs in de NRC een artikel stond van de hand van Coen Simon, een schrijver en filosoof, onder de titel "Wat te doen aan 'de hel op aarde'". Het artikel ging over zelfmoord en euthanasie. De vraag die de schrijver zich stelt is of het te rechtvaardigen is wanneer iemand op enig moment met zijn volle verstand besluit om een einde te maken aan zijn leven.

Dat dit regelmatig gebeurt behoeft geen betoog. En het behoeft al evenmin enig betoog, dat het leven in bepaalde gevallen ondragelijk kan worden: door een ziekte bijvoorbeeld; of als gevolg van het besef dat je er maar beter niet geweest had kunnen zijn - gezien het spoor van ellende dat je in je omgeving hebt nagelaten. Het is denkbaar dat mensen op enig moment menen dat het redelijk te verantwoorden is om een einde te maken aan het leven. De vraag, die je daarbij kunt stellen is evenwel of die redelijkheid ervan ook betekent dat zo'n daad te rechtvaardigen is; of in bijbelse taal: of iemand die zoiets doet ook in de ogen van God rechtmatig handelt.

====

Onlangs verscheen een 'Catechismus van de compassie'. Daarin worden een aantal waarden uit onze cultuur besproken: zoals vrijheid, waarheid en liefde. Ook het begrip 'rechtvaardigheid' komt aan bod. Wat mij in die catechismus trof was dat het boek geschreven is van 'beneden af': vanuit de mens; vanuit onze cultuur; vanuit de heersende waarden en normen. Vanuit dat perspectief valt 'gerechtvaardigd' samen met wat wij gerechtvaardigd noemen. Dat lijkt redelijk: zeker in een geseculariseerde samenleving.

Maar: impliceert geloof nu juist niet dat er zoiets is als een hogere werkelijkheid? Een realiteit die we, bij al onze opvattingen en redeneringen, gemakkelijk over het hoofd kunnen zien? Bestaat er ook nog zoiets als 'wat heilig is'? Waar je niet aan moet komen? De vraag is gemakkelijker te stellen, dan te beantwoorden.

Door de eeuwen heen hebben mensen geweten dat elk spreken over God een spreken is over een iets of iemand die verborgen is. En iemand zou kunnen zeggen: maar dat is dan toch ook niet meer van deze tijd!? Wij kunnen toch niet meer zo geloven?

Is dat zo? De vraag waar het daarbij op aankomt is of wij, mensen van deze tijd, wellicht nu en dan toch iets gewaar worden van wat verborgen is. Dat kan misschien alleen wanneer een mens gaat staan aan de grens van wat bekend is. Bij de grenzen van ons weten. Daar, voorbij de grens van wat redelijk heet te zijn, zou een mens wellicht iets gewaar kunnen worden van een werkelijkheid, waar we geen greep op kunnen krijgen maar die wel degelijk van betekenis is.

====

Iemand die daarover heeft geschreven is Dag Hammarskjõld: u weet wel - de secretaris generaal van de Verenigde Naties, die in 1963 in Afrika door een vliegtuigongeluk om het leven kwam. Postuum zijn een aantal gedachten van hem die hij had genoteerd, gepubliceerd. In Nederland zijn die uitgegeven in een boekje onder de titel 'Merkstenen'.

Ooit werd hem, in een radiointerview gevraagd wat volgens hem geloof is. Daarop antwoordde hij dat hij in zijn vroege jaren twee dingen meegekregen van zijn ouders had meegekregen: van zijn vader principes en idealen; van zijn moeder de gedachte dat alle mensen gelijk zijn. En dan vervolgt hij: "In de loop van mijn leven ben ik tot het inzicht gekomen, dat beide - zowel de principes als het besef dat alle mensen gelijk zijn - wortelen in een diepere werkelijkheid. Je kunt in je leven een groot plichtsbesef hebben en sociaal voelend zijn op grond van je opvoeding: maar dan is dat nog niet iets van jezelf. Het wordt pas iets van jezelf, het is pas geworteld in geloof, wanneer je gaat ontdekken dat er als het ware onder de oppervlakte van ons bestaan de diepere dimensies zijn."

Diepere dimensies? Waar zou je aan kunnen denken? Het is opvallend dat in die aantekeningen van Hammarskjõld het woord God niet voortkomt. Als het over die diepere dimensies gaat - en daar schrijft hij veel over - dan gebruikt hij zinnebeelden om die verborgen werkelijkheden aan te duiden: beelden die verwijzen naar ervaringen waar ook hij geen woorden voor heeft. Hij spreekt over 'de stroom'; 'de weg'; "de wind die mij tegemoet komt vanuit mijn bestemming"; "het landschap boven de boomgrens, dat onherbergzaam is". Dat landschap staat in schrille tegenstelling tot de bewoonde wereld; de samenleving. Het is alsof hij wil zeggen dat, wie in zijn leven werkelijk op zoek gaat naar de gronden van het bestaan, naar de zin en de betekenis, niet zijn in de vertrouwde bewoonde wereld moet zijn. Die moet de bergen in, naar boven: ook al is de kans groot dat je daar gedesoriënteerd raakt. De weg kwijt raakt.

====

Jezus vertelde hun een gelijkenis over de noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven. Is dat wellicht in andere woorden zo ongeveer hetzelfde? Bidden is misschien ook wel: een loslaten van je zekerheden. Vragen toelaten, die je doorgaans liever niet stelt.

Een oude man, die de 90 al gepasseerd was en aan het einde van zijn leven, zei eens: wat mij bezig houdt is dat God zo verborgen is, dat God een raadsel voor mij is en is gebleven. God is een existentieel raadsel voor mij. Hij is de verborgene die bij ons is. Hij heeft mij nooit los gelaten en ook nooit met rust gelaten.

Je zou dan ook kunnen zeggen - hoe vreemd het ook klinkt - dat geloof bestaat bij gratie van de twijfel. Geloof bestaat bij gratie van een bereidheid om onder ogen te zien dat het laatste woord nooit gesproken is. Alleen achteraf zijn wij - nu en dan - in staat om te onderkennen dat het God was die ons raakte, aansprak of troostte.

Ik eindig met een citaat. Zuster Angela (de tekst is te vinden bij Rositha Steenbeek - in het boek 'Thuis in Rome') zei: "Bidden is: hier stilletjes zitten en kijken naar het licht, het water in de doopvont, beschouwen, stilstaan bij; bidden is aandacht, zoals liefde aandacht is. Veel mensen zeggen: ik zie God niet, hij is onzichtbaar. Maar ze willen hem niet zien. Ze nemen er de tijd niet voor. God is onzichtbaar zoals een mens vaak onzichtbaar is. We willen iets van God zoals we iets van een ander mens willen en dat verhindert dat we hem werkelijk zien. Als de ander moet zijn zoals jij hem hebben wilt, zie je hem niet echt. Daarvoor moet je kijken zonder hebzucht, angst, ijdelheid"."

Is dat misschien leren zien zoals de ogen van God zien? Of is ook dat al weer te menselijk gedacht?

AMEN.


DE LEZINGEN: Lucas 18:1-8
1 : 2 'Er was eens een rechter in een stad die geen ontzag had voor God en zich niets aan de mensen gelegen liet liggen. 3 Er woonde ook een weduwe in die stad, die steeds weer naar hem toe ging met het verzoek: "Doe mij recht in het geschil met mijn tegenstander." 4 Maar lange tijd wilde hij dat niet doen. Ten slotte zei hij bij zichzelf: Ook al heb ik geen ontzag voor God en laat ik mij niets aan de mensen gelegen liggen, 5 toch zal ik die weduwe recht verschaffen omdat ze me last bezorgt. Anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan.' 6 Toen zei de Heer: 'Luister naar wat deze rechter zegt, al minacht hij ook het recht. 7 Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen? Of laat hij hen wachten? 8 Ik zeg jullie dat hij hun spoedig recht zal verschaffen. Maar als de Mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op aarde?'

Lucas 18: 9-14

9 Met het oog op sommigen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten, vertelde hij de volgende gelijkenis. 10 'Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een farizeeër en de ander een tollenaar. 11 De farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf: "God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. 12 Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af." 13 De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich op de borst en zei: "God, wees mij zondaar genadig." 14 Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS. ..

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2010.