52 preek
'Ik zal U zegenen...'

H.N. Werkman, 'De engel van de laatste troost'
© Kerkwinkel Koinonia


Preek gehouden in de gezamenlijke dienst van de remonstrantse en doopsgezinde gemeente te Meppel op zondag, 31 oktober 2010
De lezingen waren:
Genesis 12: 1-9
Lucas 19: 1-10

"Ik zal je zegenen..."

We zeggen wel eens, over dingen die we hebben gedaan: 'daar rust geen zegen op'. We bedoelen daarmee dat het ons niet brengt wat we ervan hadden verwacht of gehoopt. Dat we zulke dingen zeggen en denken zegt wel iets over wat wij doorgaans onder zegen verstaan: de vrucht van onze arbeid. Het product van onze denkkracht. Het resultaat van onze inspanning. Misschien is die opvatting wel kenmerkend voor een cultuur als de onze, die in zekere zin besloten is: omdat de mens wordt beschouwd als autonoom: zèlf aansprakelijk; zèlf verantwoordelijk; eigenmachtig.

In de zestiende eeuw leefde er een zekere Giambatista Vico; hij vroeg zich af wat nu eigenlijk 'de werkelijkheid' is. Volgens hem kunnen we alleen dát als werkelijk ervaren wat we zelf hebben bewerkstelligd: de 'facta', de feiten, de daden. Volgens hem heeft de mens,in zijn lange geschiedenis, de werkelijkheid gecreëerd. Of liever: veroverd op het onbekende. Want wèrkelijk is datgene wat ons bekend is. Wat voorbij de horizon is van ons weten - daar hebben we geen boodschap aan. Zo dacht hij. Deze gedachtengang heeft grote invloed gehad op onze cultuur; met zijn denkmodel heeft Giambatista Vico de basis gelegd voor een stroming die later als het 'historisme' bekend zal staan.

Dit historisme heeft ook zijn weerslag gehad op het geloof en de wijze waarop men de bijbel ging lezen. Men ging zich afvragen hoe het stond met de betrouwbaarheid van de bijbel: is het wel wáár wat de bijbel ons wil doen geloven? Is de wereld wel geschapen in zes dagen? Heeft Abraham wel bestaan, of is het alleen een mooi verhaal? Heeft er ooit een uittocht plaats gevonden? Heeft er, in de begintijd van het minirijkje, inderdaad een wijze koning Salomo bestaan, wiens roem overal bekend was? Is Jezus wel gekruisigd op Golgotha? En was zijn graf wel leeg? Hoe kon dat dan: dat moest dan toch mensenwerk zijn?

Het spreekt welhaast vanzelf dat op het tijdperk van het historisme het tijdperk van de technologie zou volgen; want wie de blik van het verleden afwendt en naar de toekomst kijkt vraagt zich natuurlijk af: hoe kunnen wij de wereld verder ontwikkelen? Wat kunnen we verder nog realiseren? Misschien kunnen we, als we ons verstand gebruiken en al onze vermogens, de honger wel uit de wereld bannen, en de oorlog; de ziekten en de armoede; en het leed! Zo ontstond er een grenzeloos optimisme dat van de technologie zo ongeveer alles verwachtte!

De vraag die je daarbij kunt stellen is of zo'n cultuur niet aan iets heel wezenlijks voorbijgaat? Zien we niet iets essentiëels over het hoofd? Namelijk de betekenis van het onbekende. Het gebied dat buiten ons bereik ligt. Anders gezegd: is dit optimisme niet een vorm van zelfoverschatting?

De Deense sprookjesschrijver Christiaan Andersen heeft het grenzeloze optimisme uit zijn dagen dan ook aan de kaak gesteld in het sprookje over de sneeuwkoningin. Daarin wordt ondermeer verteld hoe de kleine Kai probeert om met ijsnaalden het woord 'eeuwigheid' te leggen. Maar elke keer als hij weer een paar letters heeft gelegd, zijn er al weer andere weggesmolten. En hoe hij ook zijn best doet: het lukt hem niet om het woord eeuwigheid te leggen.

Wat niet meer in tel is, zijn de betekenissen van de verborgen werkelijkheid; de werkelijkheid die voorbij onze horizon ligt.

Zouden we het verhaal over Abram ook kunnen verstaan als een verhaal over onheil dat de mens kan treffen als uitvloeisel van een cultuur die in zichzelf besloten is? Als een profetisch woord over het bevrijdende karakter van een geloof dat nu juist rekening houdt met een werkelijkheid voorbij de grenzen van ons weten? Zou ook voor onze cultuur niet het goddelijk woord kunnen gelden: "Ga, weg van hier, naar het land dat Ik je zal wijzen?" Het profetisch appèl om te breken met een denken dat gebaseerd is op causaliteit en maakbaarheid?

Ik zal je zegenen, als je tenminste bereid bent om je pretenties op te geven. Wat houdt dat in? Misschien wel dat het nodig is om terug te gaan naar ervaringen, die we allemaal hebben: van het onuitsprekelijke. Naar de werkelijkheidservaringen die we ooit moeten hebben gehad, toen we de wereld voor het eerst zagen. De ervaringen met deze wereld voordat de werkelijkheid was gereduceerd tot woorden, begrippen en verschijnselen. Het verhaal over Abram wijst naar de belofte op zegen, die besloten ligt in een openheid van geest voor de primaire ervaringen.

Een oude Joodse fabel vertelt hoe eens de haan en de vleermuis beide op het licht zaten te wachten. Op een gegeven moment zei de haan tegen de vleermuis: "Maar wat heb jij aan het licht?" De vleermuis kan het licht immers tóch niet zien. Zou dat niet ook gelden voor de mens die leeft in een cultuur die de werkelijkheid heeft gereduceerd tot de controleerbare feiten?
Maar de Joodse fabel gaat nog verder.
De vleermuis kan het licht niet zien. Maar de zwaluw wèl. Toch is er een verschil met de haan. De zwaluw kan de zon zien opgaan en dan zijn lied aanheffen. Maar de haan heeft, om het zo te zeggen, een neus voor het licht: hij ziet de komst van het licht al vóórdat het er is.

Zouden ook wij niet beschikken over een vermogen een werkelijkheid te bespeuren die groter is dan ons 'weten'?

Wat zou het met ons doen wanneer we bijvoorbeeld meer bedacht zouden zijn op het onvermoede in de ander - die naast ons zit? Hoe anders zou het met de kerken gesteld zijn als ze in het verleden niet zo zelfverzekerd hun waarheden hadden gevat in stellingen en begrippen? Als er méér nadruk was gelegd op het belang van stille aandacht, en de verwondering over de overweldigende geheimen van het leven?

Hoe zou onze samenleving eruit zien als we, net als Zacheùs, ernst zouden maken met de goddelijke uitnodiging: 'Vandaag moet ik in jouw huis verblijven; maak plaats.' En als we doordrongen zouden zijn van het besef dat het er niet zo opaan komt wat we zijn, maar dat we er zijn.

Zou dat niet leiden tot een nieuw verstaan van wat het is om samen geloofsgemeenschap te zijn? In dankbaarheid voor alles wat ons van dag tot dag wordt geschonken? Een uitnodiging daartoe mogen we misschien beluisteren in het volgende gedicht:

Sta met mij in de tuin van heden
vang het licht zolang het is
roep het donker niet, het komt
vanzelf. Spreek niet van verleden,

leg op de toekomst geen beslag.
Zie deze dag als aanvang,
belofte voor wellicht een nieuw
begin. Ontwaar de glans en kom

mij daarin nader, geef dit moment
tot in de kleinste ruimte zin.

                                         (Marijke van Hooff)
Terug naar boven


DE LEZINGEN:
Genesis 12:
1 De HEER zei tegen Abram: 'Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen.
2 Ik zal je tot een groot volk maken,
ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven,
een bron van zegen zul je zijn.
3 Ik zal zegenen wie jou zegenen,
wie jou bespot, zal ik vervloeken.
Door jou zullen alle volken op aarde gezegend worden.
4-5 Abram ging uit Charan weg, zoals de HEER hem had opgedragen. Hij was toen vijfenzeventig jaar. Hij nam zijn vrouw Sarai mee en Lot, de zoon van zijn broer, en ook alle bezittingen die ze hadden verworven en de slaven en slavinnen die ze in Charan hadden verkregen. Zo gingen ze op weg naar Kanaän. Toen ze daar waren aangekomen, 6 trok Abram het land door tot aan de eik van More, bij Sichem. In die tijd werd het land bewoond door de Kanaänieten. 7 Maar de HEER verscheen aan Abram en zei: 'Ik zal dit land aan jouw nakomelingen geven.' Toen bouwde Abram op die plaats een altaar voor de HEER, die aan hem verschenen was. 8 Daarvandaan trok hij naar het bergland dat oostelijk van Betel ligt, en ergens ten oosten van Betel en ten westen van Ai sloeg hij zijn tent op. Hij bouwde er een altaar voor de HEER en riep er zijn naam aan. 9 Steeds verder reisde Abram, in de richting van de Negev.

Lucas 19:
1 Jezus ging Jericho in en trok door de stad. 2 Er was daar een man die Zacheüs heette, een rijke hoofdtollenaar. 3 Hij wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was, maar dat lukte hem niet vanwege de menigte, want hij was klein van stuk. 4 Daarom liep hij snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer hij voorbijkwam. 5 Toen Jezus daar langskwam, keek hij naar boven en zei: 'Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven.' 6 Zacheüs kwam meteen naar beneden en ontving Jezus vol vreugde bij zich thuis. 7 Allen die dit zagen, zeiden morrend tegen elkaar: 'Hij is het huis van een zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.' 8 Maar Zacheüs was gaan staan en zei tegen de Heer: 'Kijk, Heer, de helft van mijn bezittingen geef ik aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst vergoed ik het viervoudig.' 9 Jezus zei tegen hem: 'Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham. 10 De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS. ..

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2010.