'Het gastmaal van Abraham' Benaki Museum, Athene |
![]() |
De lezing was:
Genesis 18:1-8
Genesis 18:1-8'Verborgen essenties'
Hoe laat God zich zien? In de bijbel staan talrijke verschijningsverhalen.
Het meest geheimzinnige verhaal over Gods
verschijnen is misschein wel het verhaal dat we vanochtend
lazen. Het gebeurt op het heetst van de dag: misschien wel het
moment waarop een mens eigenlijk tot niets in staat is.
Abraham ziet plotseling drie mannen staan: vreemdelingen.
Vreemdelingen hebben altijd iets bedreigends. Ze roepen doorgaans
iets op van bedachtzaamheid: je weet maar nooit..
Maar Abraham rent hen tegemoet, buigt diep en nodigt hen uit
om bij hem te gast te zijn. En hij bereidt voor hen een feestmaal.
Deze reactie is zo heel anders dan je zou verwachten.
Bijna ondenkbaar.
Misschien juist daarom heeft de oosters Orthodoxe kerk het
verhaal over het verschijnen van deze drie vreemdelingen
geïnterpreteerd als een voorafschaduwing van de goddelijke
Drieënheid.
Johannes schrijft in zijn evangelie: 'Niemand heeft ooit God
gezien'. Het woord 'verschijnen' is niet voor niets verwant
met het woord schijn: God manifesteert zich op een bepaalde
manier in het leven van mensen. Maar het is zeer de vraag of
wij God wel ZIEN.
Zuster Angela (de tekst is te vinden bij Rositha Steenbeek -
"Thuis in Rome") zegt: "Veel mensen zeggen: ik zie God niet,
hij is onzichtbaar. Maar ze willen hem niet zien. Ze nemen er
de tijd niet voor. God is onzichtbaar zoals een mens vaak
onzichtbaar is. We willen iets van God zoals we iets van een
ander mens willen en dat verhindert dat we hem werkelijk zien.
Als de ander moet zijn zoals jij hem hebben wilt, zie je hem
niet echt. Daarvoor moet je kijken zonder hebzucht, angst,
ijdelheid".
Om God te kunnen zien moet je niet iets speciaals willen: maar
stil worden, beschouwen, stilstaan bij; aandacht schenken,
zoals liefde aandacht is. In het Duits is 'Andacht' een woord
voor 'godsdienstoefening', gebed.
Wij hebben de neiging om God een plaats te willen geven binnen
onze werkelijkheid. Zo maken wij van God iets wat God niet is.
God is God. Meer valt er over God niet te zeggen. Hij is de
verborgene die bij ons is. Hij laat ons nooit los en laat ook
nooit met rust.
De traditie zegt dat God de Schepper is. We denken vaak dat
schepping iets is dat verwijst naar het begin van de wereld,
of het begin van ons eigen leven; maar we beseffen doorgaans
niet dat we van minuut tot minuut in het leven gehouden worden,
gedragen worden door wonderlijke processen die niemand
echt begrijpt. Laat staan dat ons 'ik' in staat zou zijn om
één el aan ons leven toe te voegen.
Verborgen essenties zijn het waarvan wij belijden dat God zich
daarin laat zien. Vandaag vieren wij een vreugdemaal: een
zinnebeeld - waarin verwezen wordt naar de maaltijd die God
aanricht voor zijn mensen en waarin onze levensvreugde wortelt.
De tafel verwijst naar een wereld waarin plaats is voor
iedereen. Want elk mens mag weten gewild en bedoeld te zijn:
daarom worden allen genodigd aan de tafel van de Heer.
Toen God ooit aan Mozes verscheen en Mozes Mozes God vroeg
naar zijn naam kreeg hij ten antwoord: "Ik zal er zijn!" En
jij? Aanvaard je de uitnodiging: om te leven uit mijn hand?
Wie het leven aanvaardt in dankbaarheid weet ook dat het een
zin heeft die uitstijgt boven al onze plannen en projecten; en
dat wij altijd méér zijn dan we zelf weten.
AMEN.
1 De HEER verscheen opnieuw aan Abraham, bij de eiken van
Mamre. Op het heetst van de dag zat Abraham in de ingang van
zijn tent. 2 Toen hij opkeek, zag hij even verderop plotseling
drie mannen staan. Onmiddellijk snelde hij de tent uit, naar
hen toe. Hij boog diep 3 en zei: 'Heer, wees toch zo goed uw
dienaar niet voorbij te gaan. 4 Ik zal wat water voor u laten
halen zodat u uw voeten kunt wassen, maak het u hier onder de
boom intussen gemakkelijk. 5 Ik zal u ook iets te eten brengen,
zodat u weer op krachten kunt komen voordat u verdergaat.
Daarvoor bent u immers bij uw dienaar langsgekomen?' Zij
antwoordden: 'Wij nemen uw uitnodiging graag aan.'
6 Abraham haastte zich naar de tent, naar Sara. 'Vlug,' zei
hij, 'drie schepel fijn meel! Maak deeg en bak brood.' 7
Daarna snelde hij naar de kudde, zocht een mooi kalf uit dat
er mals uitzag, en gaf dat aan een knecht, die het onmiddellijk
klaarmaakte. 8 Hij haalde boter en melk, nam het gebraden
kalf en zette alles aan zijn gasten voor. Terwijl zij aten,
bleef hij bij hen staan onder de boom.
Terug naar het begin van deze pagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2010.