Bij de afbeelding: Ontwerp: Lianne Leeflang, |
|
Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse gemeente te Oosterbeek op de eerste zondag van advent, 28 november 2010
De lezingen waren:
Prediker
3:1-9
Romeinen 13:8-14
Er is voor alles een tijd. Maar: wat heb je daaraan?
- zo lijkt de schrijver van het boek 'Prediker' zich af te vragen. De
dood is immers de eindstreep van alles? Als alles wat een mens doet
voorbij gaat, heeft dat dan wel enige zin? Maakt het iets uit wat we
doen en waar we ons voor inspannen?
Met name in een cultuur
als de onze, waarin woorden als eeuwigheid en hiernamaals hun
betekenis hebben verloren, wordt de tijd dikwijls ook beleefd als een
onbarmhartig gegeven: de klok tikt de tijd weg en wat voorbij is komt
niet terug. In de beeldende kunst is het een zandloper die het
symbool bij uitstek is geworden van de tijd. De zandloper
confronteert ons met de eindigheid van de ons toegemeten tijd. Er mag
dan wel voor alles een tijd zijn, maar de tijd waarover we beschikken
is gelimiteerd. Hoeveel tijd rest ons nog?
Behalve de
universele klok is er dus ook nog onze eigen klok die dan wel tikt,
maar daar eens mee ophoudt. Dan zullen we er niet meer zijn. Zoals er
ook eens een tijd was dat we er nog niet waren. Ons bestaan ligt
ingeklemd tussen begin en einde. En wij? Wij zijn zoals het gras: dat
vergaat zonder een spoor achter te laten?
Met de ons gegeven
tijd kunnen we iets doen. We kunnen proberen om iets moois tot stand
te brengen. Maar daar is wel enige haast bij geboden: want de tijd
doet ook iets met ons. De mens wordt gehavend door de tijd. Nu
betekent het woord 'havenen' merkwaardig genoeg niet alleen
'beschadigen', maar ook 'herstellen': wat in ons leven met ons
gebeurt kan ons beschadigen; maar we zeggen ook dat de tijd wonden
heelt. Dat is overigens maar ten dele waar: lang niet alle wonden
genezen in de loop van de tijd. Sommige ervaringen kunnen ons dermate
beschadigen, dat we de gevolgen ervan ons leven lang met ons
meedragen. Niettegenstaande al deze sombere overpeinzingen vieren we
als geloofsgemeenschap elk jaar weer advent: het feest van hoop en
verwachting. Waarop zijn die gebaseerd?
===
Wanneer Paulus de
gelovigen in Rome bemoedigt neemt hij het woord KAIROS (καιρος)
in de mond. De nieuwe vertaling vertaalt dit begrip heel
ongelukkig naar mijn smaak: met 'de huidige tijd'. U kent de huidige
tijd. Maar het woord KAIROS is afgeleid van het Griekse werkwoord
KEIRO (κειρω),
dat snijden of knippen betekent. Bedoeld is
dat de eindeloze stroom van de tijd nu en dan doorsneden wordt. Dat
snijpunt is het moment waarop mogelijk wordt wat - normalerwijze
gesproken - niet te verwachten is. Ook met het woord 'moment' is iets
merkwaardigs aan de hand. Het woordenboek leert dat ook het woord
'moment' een dubbele betekenis heeft: het betekent 'ogenblik', maar
ook 'kracht' of 'invloed' die zich van buitenaf doet gelden. Je zou
KAIROS dan ook beter kunnen vertalen met 'moment', 'kans' of
'gelegenheid'.
Uit de context blijkt Paulus, wanneer hij het
woord KAIROS gebruikt, ook in die richting te denken. KAIROS duidt
het ondeelbare moment aan waarop het erop aankomt: je moet het juiste
moment ook maar net zien, de kans waarnemen. Het goede moment dient
zich altijd onverwacht aan: op de overgang van wat er was naar wat er
komt. En wat die KAIROS-kracht nu eigenlijk is - dat is een groot
mysterie.
Er zijn ook oude Grieken die - al voor Paulus - in
deze richting hebben gedacht. De Griekse schrijver Pausanias, de een
beschrijving van het Griekenland uit zijn tijd heeft gemaakt,
schrijft dat in het heiligdom te Olympia (waar zoals u weet de
Olympische spelen werden gehouden) bij de ingang van de renbaan een
altaar was voor de god KAIROS met daarbij een beeld van die god: hij
werd voorgesteld als een krachtige gevleugelde jonge man met twee
schalen in zijn handen waarvan de randen elkaar raakten. Men besefte
klaarblijkelijk hoe onbevattelijk de verbinding is tussen wat er was
en wat er komt; tussen verleden en toekomst. Dat deze jonge god
KAIROS bij de ingang van de renbaan stond, was niet zonder betekenis.
KAIROS herinnerde de athleten eraan dat de zege niet zozeer bepaald
werd door hun eigen kracht en inspanningen maar dat het een godheid
was die - op het beslissende moment - de afloop bepaalde.
Wij
maken dan wel onze plannen, proberen onze projecten zo goed als
mogelijk te realiseren en rekenen daarbij in termijnen van jaren,
maanden, dagen en uren - maar beseffen doorgaans nauwelijks hoe
ongewis de toekomst is. Wat voor ons gewoon en vanzelfsprekend is -
onze agenda's, onze afspraken, onze projecten - is niet zo
vanzelfsprekend als we ons doorgaans verbeelden: omdat de
werkelijkheid zich soms onverwacht volledig anders blijkt te
ontwikkelen dan wij konden voorzien.
Volledig anders: ook het
woord volledig is veelzeggend. Het verbindt twee tegengestelden met
elkaar: 'vol' en 'leeg'. Als een situatie volledig verandert dan gaat
ook dat ons begrip te boven.
In een gesaeculariseerde wereld
doet men dat dan wel af als 'toeval', 'lot' of 'geluk'. Maar zo gaat
men toch voorbij aan de menselijke factor: want niet zelden zijn het
beslissingen die maken dat de geschiedenis een wending neemt; is het
een 'helder moment', een 'goede greep', een 'spontaan gebaar', een
'onvoorspelbare reactie' of 'een roekeloze daad'. Freud houdt het
erop dat het onderbewuste hierin een belangrijke rol speelt; vaak
zijn het volgens Freud THANATOS (θανατος
= dood) of
EROOS (ερως =
begeerte) - onze
doodsangst en onze hartstocht -
die ons dan sturen. Je zou in dit verband
ook kunnen spreken van de 'onbewuste wil'. De bijbelse
traditie houdt het erop dat er een Scheppergod is, die de
geschiedenis zo grillig laat verlopen en die door
de kracht van Zijn Geest 'grote daden'
verricht.
Als Paulus schrijft over het ontwaken uit de
slaap, dan spoort hij daarmee zijn lezers aan om alert te zijn en
open te staan voor de verborgen krachten die de loop der dingen
doorsnijden en die zo de bron zijn van al het onverwachte, nieuwe.
Het zijn krachten in het NU die verbonden met het mysterie van
wording en schepping; met het moment. En met het moment waarin wat er
was overgaat in wat er nog niet was. Waar mensen doordrongen zijn van
van Gods scheppende kracht en Gods liefde voor deze wereld kunnen zij
ook zelf zich openen stellen voor krachten die gevoed worden door
liefde, compassie en solidariteit. Want ook daarin schuilt een
vermogen tot creativiteit.
===
Voor hoop en verwachting is maar
weinig plaats bij mensen die, zoals de schrijver van het boek
Prediker lijkt te doen, van buitenaf het gebeuren gadeslaan en die
met skepsis vaststellen dat er niets nieuws is onder de zon. Wie
leeft vanuit zijn hoofd zal God niet gauw op het spoor komen. Maar
wie oog heeft voor de momenten waar het opaan komt, ziet uit naar de
scheppende krachten die zich daarin kunnen manifesteren en herkent
daar nu en dan ook de sporen van God in.
Wat daarvoor nodig is
is een bepaalde grondhouding. Het sleutelwoord is 'wachten': niet in
de zin van zinloos en verveeld de tijd doorbrengen; maar in de zin
van gespannen aandacht. Net zoals we in gespannen aandacht naar
iemand kunnen luisteren: niet om bevestigd te krijgen wat we al
wisten. Maar om ons te laten verrassen door wat we nog niet eerder
hadden ontdekt. Zo naar een ander kijken en luisteren is niet
gemakkelijk. Want het is iets wat je kunt leren door oefening:
onbevooroordeeld kijken en luisteren. Zo kun je ook leren om
onbevooroordeeld naar het NU te kijken: en achter je te laten wat je
al wist en waar je al vertrouwd mee bent.
Martin Buber heeft
hier mooie dingen over geschreven. Bijvoorbeeld in het bekende boek
'Ich und Du'. In het derde deel daarvan schrijft hij over de
ontmoeting als een ontmoeten van God. In wezen, zo stelt hij, is elk
ontmoeten ook een ontmoeting met God. Maar om dat zo te kunnen
ervaren moet de mens 'erop uitgaan', 'wegtrekken' uit wat vertrouwd
is; in de taal van de spiritualiteit heet dat 'onthechten'. Ook God
laat iets achter wanneer Hij ons teemoet komt; wat achter Gods rug is
is voor ons verborgen. We moeten ook niet proberen om dat te
doorgronden, maar liever die verborgenheid accepteren als zodanig. En
dankbaar ervaren hoe wij in dit ontmoeten steeds worden
vernieuwend.
Je hoort mensen wel eens spreken over 'God
zoeken'. Maar volgens Buber hoef je God niet te zoeken, omdat er
niets is waarin we God niet zouden kunnen vinden. Het enige wat
daarvoor nodig is is dat wij ons onthechten en aandacht krijgen voor
het nú. Zou dat niet ook zijn waarom Paulus kan
schrijven: "Het moment is gekomen waarop u uit de slaap moet
ontwaken"?
Romeinen 13
8 Wees elkaar niets schuldig, behalve
liefde, want wie de ander liefheeft, heeft de gehele wet vervuld. 9
Want: 'Pleeg geen overspel, pleeg geen moord, steel niet, zet uw
zinnen niet op wat van een ander is' - deze en alle andere geboden
worden samengevat in deze ene uitspraak: 'Heb uw naaste lief als
uzelf.' 10 De liefde berokkent uw naaste geen kwaad, dus de wet vindt
zijn vervulling in de liefde.
11 U kent de huidige tijd: het
moment is gekomen waarop u uit de slaap moet ontwaken, want nu is
onze redding meer nabij dan toen we tot geloof kwamen. 12 De nacht
loopt ten einde, de dag nadert al. Laten we ons daarom ontdoen van de
praktijken van de duisternis en ons omgorden met de wapens van het
licht. 13 Laten we daarom zo eerzaam leven als past bij de dag en ons
onthouden van bras- en slemppartijen, ontucht en losbandigheid,
tweespalt en jaloezie. 14 Omkleed u met de Heer Jezus Christus en
geef niet toe aan uw eigen wil, die begeerten in u opwekt.
Prediker
3
3:1 Voor alles is er een uur,
er is een tijd voor alle
behagen
onder de hemelen.
3:2 Een tijd van baren
en een
tijd van sterven;
een tijd van planten
en een tijd van aanplant
rooien.
3:3 Een tijd van vermoorden,
en een tijd van
verplegen,
een tijd van afbraak
en een tijd van opbouw.
3:4
Een tijd van huilen
en een tijd van lachen,
een tijd van
jammeren
en een tijd van dansen.
3:5 Een tijd van stenen
wegwerpen
en een tijd van stenen opstapelen;
een tijd van
omhelzen
en een tijd om je verre te houden
van omhelzen.
3:6
Een tijd van zoeken
en een tijd van verliezen,
een tijd van
bewaren
en een tijd van wegwerpen.
3:7 Een tijd van
afscheuren
en een tijd van aannaaien,
een tijd van zwijgen
en
een tijd van spreken.
3:8 Een tijd van liefhebben
en een tijd
van haten,
een tijd van oorlog
en een tijd van vrede.
3:9
Welk voordeel heeft wie iets doet
van dat waarvoor hij zwoegt?
Terug naar het begin van deze pagina
Meer weten over deze website? Ga naar de TITELPAGINA
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2010.
|