Illustratie van H. Werkman bij een Chassidische legende:
"Wat begeert Gij, o Heer?" vroeg hij onzeker. Maar de engel antwoordde slechts:
"Gij weet het", en ging heen.

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse gemeente te Lochem, op zondag 23 januari 2011

De lezingen waren:
Jesaja 49:1-7
Matteüs 4: 12-17.23
PREEK: "Mijn dienaar ben jij!"
                 (Jesaja 49:3)

We hebben vanochtend gelezen uit het Oude Testament en uit het Nieuwe Testament. Traditioneel gebeurt dat elke zondag. Dat is gebruikelijk. In de afgelopen decennia hoor je steeds vaker spreken over het 'eerste' en het 'tweede' Testament. Misschien wel om daarmee de schijn te vermijden van superioriteit ten aanzien van de Joden. Zij zouden wellicht het gevoel kunnen krijgen, dat Christenen vinden dat de oude Joodse geschriften als achterhaald beschouwd kunnen worden. Ook onder vrijzinnigen tref je soms de neiging aan om het Oude Testament nu verder maar te laten rusten en dat over te laten aan de Joden. Wat je daarbij gemakkelijk over het hoofd ziet is, dat er in de eerste eeuw - toen de kerk ontstond - helemaal geen Nieuw Testament bestond. Dat ontstond pas ruim een eeuw later.
Het nieuwe van het Nieuwe Testament is de manier waarop Jezus omgaat met de bijbel uit zijn tijd, d.w.z. met de geschriften uit het oude testament: hij betrekt die op het hier en nu. Toen hij eens in de synagoge had voorgelezen uit de Jesajarol eindigde hij met de woorden: "Heden is dit schriftwoord voor jullie oren in vervulling gegaan" (Luc. 4:21).

Eén van de aardige dingen van de Naardense Bijbel is dat bij die vertaling een bijsluiter zit: om de gebruikers duidelijk te maken hoe je de bijbel wèl en hoe je die niet dient te gebruiken. Deze bijsluiter begint met de onthutsende zin: "De bijbel is een boek dat nergens over gaat en dient ook als zodanig gelezen te worden." (p. 1627). Uit het vervolg blijkt wat daarmee wordt bedoeld. Er wordt de lezer uitgelegd dat de bijbel niet gaat over dingen die ooit - lang geleden - zijn gebeurd of gezegd. De bijbel dient te worden vertaald en gelezen met het oog op het hier en nu. Vandaar dat je in die vertaling dus ook niet leest 'hij zei dit of dat' of 'het geschiedde dat...', maar 'hij zegt' en 'het geschiedt, dat...': in de tegenwoordige tijd. Het scheppen van God heeft geen verleden: het gebeurt vandaag, hier en nu. De lezer moet weten dat hij persoonlijk wordt aangesproken. "Mijn dienaar ben jij!" Dat heeft betrekking op jou! Op mij. Op ons. Op deze gemeente. Op iedereen die het leest of hoort. Dit roept de vraag op: en wat is dat dan - God dienen? Wat wil het zeggen, wanneer in de Remonstranse beginsleverklaring staat dat wij een geloofsgemeenschap zijn die God wil eren en dienen? Wat bedoelen we als we spreken over een kerkdienst?

Veel mensen gaan naar de kerk om er iets te horen. Dat past ook wel in een samenleving die consumptief is ingesteld. consumptief ingesteld. Bovendien is er niets op tegen om ons te laten onderrichten: om Christen te kunnen zijn moet je eerst leerling worden; begrijpen wat het inhoudt. Maar uiteindelijk kan het daar onmogelijk bij blijven: mijn dienaar ben jij! Het is waarschijnlijk niet toevallig dat die ene keer waarover in de evangeliën wordt verteld dat Jezus in de synagoge voorlas uit het boek van het Verbond hij uitgerekend las uit Jesaja: uit zo'n 'knecht-des-Heren-lied'. Klaarblijkelijk herkende hij daarin een kern van het Verbond tussen God en mensen. Hij zag zichzelf als de dienaar van God. En nodigde anderen uit om zichzelf ook zo te zien. Vandaag heeft dit woord ook onze oren bereikt en daarmee is het een realiteit.

Waar bestaat dat knecht-zijn dan uit? Wat houdt dat in?
Je zou, kijkend naar wat er over Jezus zoal wordt verteld, daarover een paar dingen kunnen zeggen:
- het gaat niet om een bepaalde leer, die je moet aanhangen
- het was Jezus niet in de eerste plaats te doen om geloofswaarheden
- het was hem veeleer te doen om een levenshouding, en om de
daaruit voortvloeiende levenswijze.

Matteùs vertelt dat Jezus helend rondging en zieke mensen genas. Lucas bevestigt dit: hij vertelt dat Jezus 'weldoende rondging en alle mensen genas' (Hand. 10:38). Dat zou weleens de kern van het evangelie kunnen zijn: rondgaan, weldoen en mensen genezen.

Moeten we nu allemaal dokter worden? Uit de vele verhalen over genezingen, die zijn overgeleverd, blijkt nogal eens dat dit 'genezen', dit 'helen', betrekking heeft op mensen die 'bezeten' zijn ('bezet' zijn). De zieke mens wordt dan in feite vergeleken met een huis dat 'bewoond' wordt door een bewoner die daar niet thuis hoort. Die demon of duivel moet daaruit worden verdreven, zodat er weer plaats komt voor de eigenlijke, de oorspronkelijke bewoner.

Wij spreken niet meer over duivels en demonen. Maar wij zeggen over mensen wel eens dat ze verslaafd zijn, vervuld zijn van bitterheid, van begeerte naar macht, van een streven naar een toppositie of door een hang naar avontuur; of dat ze zo vasthouden aan het verleden dat ze elke verandering blokkeren; of dat ze er onderdoor dreigen te gaan als gevolg van hun gevoelens van minderwaardigheid, of van schuld. Het helen van Jezus bestaat vaak daaruit dat hij begint het huis weer bewoonbaar te maken: door ruimte te scheppen voor de ziel - een woord dat in onze cultuur ook wat uit de gratie geraakt. Want wij zijn ons brein - als je sommige hersenspecialisten moet geloven: voor de ziel is er dan geen plaats meer. Maar de ziel: is dat niet het beeld van Gods goedheid? Wanneer verteld wordt dat wij geschapen zijn naar Gods beeld betekent dat dan niet dat Gods goedheid in ons - als het huis tenminste wordt bewoond door zijn eigenlijke bewoner - terug te vinden is en in ons gelaat wordt weerspiegeld? Betekent 'geheeld worden' niet in de eerste plaats jezelf hervinden? Zoals je gedacht en bedoeld bent als mens?

Helen is: verbinden. Verbonden worden met onszelf. Maar ons ook verbonden weten met elkaar: met de naaste als naaste; zoals een kind voor zijn ouders; en zoals een ouder voor onze kinderen; een vriend voor vrienden; en een lotgenoot voor lotgenoten.

"Zie, mijn dienaar ben jij!" Dienaar zijn is ook en in de eerste plaats: verbonden zijn met God. In de rechte verhouding staan. Leven uit vertrouwen. Je kunt dan ook eigenlijk niet over geloof spreken zonder daarmee ook de twijfel ter sprake te brengen. Als de slang in het paradijs twijfel zaait door de vraag te stellen is daarmee het paradijs het paradijs al niet meer. Zo is het ook met het geloof: zodra er vragen rijzen is de twijfel gezaaid en wankelt het geloof.

Nu denken we bij het woord 'twijfel' doorgaans aan dilemma's waar we voor staan. 'We staan in dubio' - zeggen we dan. Er is sprake van een keuze: tussen dit of dat. Maar de bijbel wordt veel radicaler gedacht. Zolang er twee mogelijkheden zijn is de situatie nog te overzien. Maar het wordt anders wanneer er geen uitweg meer is. Van radicale twijfel is sprake wanneer er de weg doodloopt, uitloopt op een moeras. In de psalmen wordt daar dikwijls over gesproken. Een mens beseft de uitzichtloosheid steeds wanneer hij zich zijn sterfelijkheid bewust wordt. En de daarmee samenhangende zinloosheid. Het boek Prediker vloeit voort uit de tergende vraag waarmee de schrijver begint: "Welk voordeel heeft een mens van al zijn moeizaam gezwoeg onder de zon?" Het hele bestaan lijkt zinloos in dat licht. Op momenten dat die vraag zich opdringt spreken we van een crisis. Er is dan geen sprake van meer van keuzemogelijkheden. Er is dan alleen nog duisternis. Juist dan kan die stem klinken die zegt: "Mijn dienstknecht ben jij!" Als een appèl. Maar ook als een uitnodiging: 'Vertrouw op MIJ!' Jezus riep in zijn diepste nood: 'Niet mijn wil, maar uw wil'.

Geloven berust niet op een leer. Geloven is een grondhouding, die voortkomt uit een bepaalde manier van geworteld zijn. Een inzicht dat berust op ervaring. Het woord 'ervaring' is afgeleid van het woord 'varen'. Alleen wie het aandurven om uit te varen doen ervarting op. 'Varen' impliceert dat je vertrekt, zekerheden achter je laat, risico's neemt, wetend dat je vroeg of laat in problemen kan komen, stormen moet trotseren, in de hoop op behoud en een veilige haven. Ervaring wijst uit dat je het in het leven alleen niet redt. En dat je zonder compas niet goed uitkomt.
Maar er zijn gelukkig ook anderen aan boord. En dat compas: is dat niet wat we 'het testament' noemen? Datgene wat er door mensen met ervaring is gezegd over God? Hendrik Marsman heeft het zo prachtig verwoord in het diepzinnige gedicht "LEZEND IN MIJN BOOT":

Het was zomermiddag, ik was
in mijn roeiboot de plas
opgegaan en liet mij drijven.
Toen nam ik het boek,
dat ik in de wind boven mij
in de oneindigheid hield
en ik las met een schok,
die geen twijfel liet
het verhaal van mijn eigen ziel:
dit was mijn leven,
mijn verzet tegen God,
en groeiend van jongen tot man,
begreep ik dat ik mijn leven lang
veroordeeld was tot dit lot.

                      (Hendrik Marsman)


DE LEZINGEN:
Jesaja 49:1-7
1 Eilanden, hoor mij aan,
verre volken, luister aandachtig.
Al in de schoot van mijn moeder
heeft de HEER mij geroepen,
nog voor ze mij baarde noemde hij mijn naam.
2 Mijn tong maakte hij scherp als een zwaard,
hij hield me verborgen in de schaduw van zijn hand;
hij maakte me tot een puntige pijl,
hij stak me weg in zijn pijlkoker.
3 Hij heeft me gezegd: 'Mijn dienaar ben jij.
In jou, Israël, toon ik mijn luister.'
4 Maar ik zei: 'Tevergeefs heb ik me afgemat,
ik heb al mijn krachten verbruikt,
het was voor niets, het heeft geen zin gehad.
Maar de HEER zal me recht doen,
mijn God zal me belonen.'
5 Toen sprak de HEER,
die mij al in de moederschoot
gevormd heeft tot zijn dienaar
om Jakob naar hem terug te brengen,
om Israël rond hem te verzamelen -
dat ik aanzien zou genieten bij de HEER
en dat mijn God mijn sterkte zou zijn.
6 Hij zei: 'Dat je mijn dienaar bent
om de stammen van Jakob op te richten
en de overlevenden van Israël terug te brengen,
dat is nog maar het begin.
Ik zal je maken tot een licht voor alle volken,
opdat de redding die ik brengen zal
tot aan de einden der aarde reikt.'

7 Dit zegt de HEER, de bevrijder, de Heilige van Israël,
tegen hem die smadelijk veracht wordt,
die door vreemde volken wordt verafschuwd,
die dienaar is van vreemde heersers:
Koningen zullen dit zien en opstaan,
vorsten buigen diep voorover,
omwille van de HEER, die betrouwbaar is,
de Heilige van Israël, die jou heeft uitgekozen.

Matteüs 4: 12-17.23
12 Toen Jezus hoorde dat Johannes gevangengenomen was, week hij uit naar Galilea. 13 Hij liet Nazaret achter zich en ging wonen in Kafarnaùm, aan het Meer van Galilea, in het gebied van Zebulon en Naftali. 14 Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jesaja: 15 'Land van Zebulon en Naftali, gebied aan de weg naar zee en aan de overkant van de Jordaan, Galilea van de heidenen, luister: 16 Het volk dat in duisternis leefde, zag een schitterend licht, en zij die woonden in de schaduw van de dood werden door het licht beschenen.' 17 Vanaf dat moment begon Jezus zijn verkondiging. 'Kom tot inkeer,' zei hij, 'want het koninkrijk van de hemel is nabij!'
23 Hij trok rond in heel Galilea; hij gaf onderricht in de synagogen, verkondigde het goede nieuws van het koninkrijk en genas iedere ziekte en kwaal onder het volk.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2011.