'Ara Pacis',
vredesaltaar,
Rome (9 v. Chr.)

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente Twente op zondag 20 februari 2011.

De lezingen waren:
Exodus 22:
Matteüs 5:33-48

PREEK: 'Wees volmaakt!'

Voorop de liturgie ziet u een fragment van de 'Ara pacis', het vredesaltaar uit de tijd van keizer Augustus - voor hem opgericht toen hij behouden van zijn veldtocht uit Spanje in Rome terugkeerde. Het tafereel beeldt zijn ideaal uit: dat er ooit vrede zou heersen overal op aarde. Dat er sprake zou zijn van overvloed waardoor niemand nog iets tekort zou komen. Keizer Augustus zag zichzelf als de vredevorst. Telkens wanneer de Romeinse legioenen eropuit trokken dienden zij dan ook te proclameren, dat ze niet kwamen om te vechten, maar om vrede te brengen, en daarmee: gerechtigheid en welvaart.

Dat is een droom van alle tijden: ook de profeten van het oude Israël droomden al over een telg uit het huis van Isaï die de armen land zou geven en de zwakken recht zou verschaffen; de leeuw zou dan stro eten, en de panter zou zich vredig neervlijen naast het bokje. En alle wapens: die zouden worden omgesmeed tot ploegscharen.

Als je vandaag de dag kijkt naar wat er in Egypte en andere landen in het nabije Oosten gebeurt lijkt het, alsof ook daar het verdrukte volk weer in een dergelijke droom gaat geloven.
Een droom, die nog nooit is gerealiseerd.

Ook Jezus had een droom: hij sprak over het Koninkrijk van God, dat er al was - zij het dan in het verborgene. In zijn tijd waren er mensen die geloofden, dat hij de èchte vredevorst was. En dat hij die loot uit het huis van Isaï was waar de profeten over hadden geschreven. Zou Jezus dit zelf ook zo hebben gezien? Of is hij misschien verkeerd begrepen?

Volgens Matteüs zegt Jezus over zichzelf, dat hij is gekomen om de tora te vervullen: in praktijk te brengen. Was zijn gedachtegang dan wellicht dat je gewoon maar moest beginnen om anders te gaan leven? Dingen anders te gaan doen? Daar ziet het wel naar uit als je goed luistert. Begin nu maar gewoon: laat je 'ja' ja zijn; en deel royaal uit van alles wat je hebt; leg niet steeds alles op een op een goudschaaltje; want alleen maar aardig zijn voor die mensen, die ook aardig zijn voor jou - daar is geen kunst aan. Bid liever voor je vijanden dan dat je hen bestrijdt. Als jij de dingen anders gaat doen gaan dingen misschien ook wel anders lopen.

Misschien had Jezus we niet zoveel pretenties en wilde hij niet de wereld veranderen: je kunt immers alleen je eigen leven leven? Alleen je eigen leven redden? Waar dat mogelijk toe kan leiden: dat is uiteindelijk niet jouw zorg.

Matteüs heeft geprobeerd de levenslessen van Jezus samen te vatten in een redevoering: de bergrede. Er is wel gezegd dat de bergrede het fundament is van alle Christelijke ethiek. Karen Armstrong stelt in haar boek over compassie dat de gulden regel - 'behandel anderen altijd zoals je zelf behandeld wilt worden' - de grondslag vormt van alle grote wereldgodsdiensten. Maar al lezend in de bergrede met je toch tot de conclusie dat Jezus veel verder gaat dan die gulden regel. Om aardig zijn voor mensen die ook aardig zijn voor jou: daar hoef je niet religieus voor te zijn. Nee: "Als iemand je dwingt om één mijl met hem mee te gaan, loop er dan twee mijl met hem op!"

Je zou, denk ik, met meer recht kunnen zeggen dat de gulden regel het fundament is van onze samenleving; van onze democratie met zijn gelijke rechten voor iedereen. Alleen: die democratie zal niet tot de heilstaat leiden. Integendeel: de democratie leidt ertoe dat het altijd oorlog is. De democratie leidt tot scheve verhoudingen en grove misstanden. Dat althans is de mening van Plato. We beweren natuurlijk dat we helemaal geen oorlog willen maar vrede. En dat het altijd anderen zijn die de oorlog beginnen. Als we al in een oorlog betrokken raken dan is dat om de vrede te brengen. Want vrede, veiligheid en stabiliteit zijn van levensbelang.

Maar volgens Plato is dit een mooi verhaal, dat in werkelijkheid is gebaseerd op welbegrepen eigenbelang; want zowel ons streven naar stabiliteit als de wijze waarop we oorlogen rechtvaardigen komt voort uit het feit, dat we toevallig horen tot het meest gefortuneerde deel van de wereldbevolking. Wie de afgelopen weken de commentaren van wereldleiders op de gebeurtenissen in het Nabije Oosten heeft gevolgd zou daarin gemakkelijk een bevestiging kunnen zien van Plato's gelijk.

Dat het altijd oorlog is komt volgens Plato feitelijk voort uit het feit dat we met onszelf in oorlog zijn. Enerzijds laten we ons leiden door ons verstand. Anderzijds door onze begeerten: naar macht; bezit; status; zorg en liefde. Ons verstand zegt ons dat we strategisch met andere mensen moeten omgaan. We moeten vooral de schijn vermijden dat we egocentrisch zouden zijn. Want dan zouden we in de ogen van anderen ongeloofwaardig worden.

Jezus zegt: 'Wees volmaakt!' Dat is misschien toch wat anders. Dat is mooi gezegd. Wat is daarvoor nodig? Deugd? Zelfverloochening? De discipline om je begeerten in te tomen? Van de heilige Antonius wordt verteld dat hij eens aan de monniken de vraag voorlegde welke deugd het is die volgens hen naar de volmaaktheid leidt. Ieder gaf daarop zo zijn eigen antwoord: 'Je moet je onthechten', zei de een. 'Je moet kiezen voor een leven in eenzaamheid', meende een ander. En weer een ander dacht dat je juist sociaal zou moeten zijn. Weer een ander dat je dagelijks God zou moeten loven en danken. Maar of de wereld daar nu door verandert? Geen van de antwoorden bevredigenden Antonius. Want hij was zich ervan bewust dat bij al die dingen het gevaar bestaat van overdrijving, vervalsing, misbruik en hypocrisie. Kent een mens zichzelf wel? Zijn we erop verdacht wat er soms ineens in ons boven kan komen?

In het nieuwe testament wordt ons lichaam wel vergeleken met een huisdat wordt bewoond door een onrechtmatige bewoner, een demon. Eigenlijk een prachtig beeld. Dat sprak ook Antonius aan. Volgens hem was de belangrijkste deugd dan ook het onderscheidingsvermogen. Waar het op aan komt is of wij in staat om te onderscheiden tussen demonen en de goede geest; tussen wat giftig is en dodelijk, en wat genezend is en heilzaam; tussen wie we zijn en wie we eigenlijk zouden moeten zijn.

De enige rechtmatige bewoner van ons huis is de ziel. Dat is een begrip dat in onze cultuur niet erg populair meer is. Wij zijn immers ons brein. Maar volgens de bijbel is de ziel een spiegelbeeld van Gods goedheid. 'Wees volmaakt, zoals uw hemelse Vader'. Het gaat er daarbij in de eerste plaats om, dat wij recht doen aan God - ook al weten we dan ook op geen stukken na wat dit woord betekent.

Hammarskjöld brengt dat zo mooi onder woorden wanneer hij bidt:
    U, die ik niet ken
    maar aan wie ik toebehoor.
    U, die ik niet begrijp
    maar die mij heeft toegewijd
    aan mijn eigen lot.
    U -

Verderop schrijft hij in zijn gedachtenboek: 'Het licht in je op: je kon er net zo goed nooit zijn geweest. Met een vast loon, bankboekje en portefeuille onder je arm wordt evenwel verondersteld, dat je jezelf als vanzelfsprekend beschouwt. Wat je bent kan interesse wekken, niet dat je bent. Het pensioen - niet de dood - is de beweeggrond van je denken.'

Alsof hij wil zeggen: we trekken onze agenda's en maken afspraken, plannen we vergaderingen, vakanties, en maken we ons gedachten over de rentetarieven en het rendement van onze bezittingen: onze zorgen hebben betrekking op wat ons is overkomen en op wat de toekomt ons brengt; maar we zien voorbij aan het meest essentiële: aan U -. Een heel klein woordje - dat wijst op een verticale verbinding naar een onmetelijk grote werkelijkheid.

In de taal van het geloof heet het dat we leven bij gratie van Gods adem; dat het onze opdracht is om een spiegel te zijn van Gods goedheid. Wie tot zich kan laten doordringen en dat beseft begrijpt ook wat Micha wil zeggen als hij schrijft:

"Er is u verkondigd, o mens, wat goed is!
Wat verlangt YHWH anders van u dan betrachten van
gerechtigheid; (dat is:) zich van ganser harte toeleggen op
liefdevolle trouw en opmerkzame wandel met uw God."
                     (Micha 6:8)
AMEN.


DE LEZINGEN:

Exodus 22:
20 Vreemdelingen mag je niet uitbuiten of onderdrukken, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte. 21 Weduwen en wezen mag je evenmin uitbuiten. 22 Doe je dat toch en smeken zij mij om hulp, dan zal ik zeker naar hen luisteren: 23 ik zal in woede ontsteken en ieder van jullie doden, en dan zullen jullie eigen vrouwen weduwe worden en jullie kinderen wees.
24 Als je geld leent aan iemand van mijn volk die armoede lijdt, gedraag je dan niet als een geldschieter en vraag geen rente van hem. 25 Als je iemands mantel als onderpand neemt, moet je die voor zonsondergang aan hem teruggeven, 26 want hij heeft niets anders om zich mee toe te dekken. Waarmee moet hij zijn lichaam anders beschermen als hij gaat slapen? Als hij mij om hulp smeekt, zal ik naar hem luisteren, want ik ben een genadige God.

Matteüs 5:33-48
33 Jullie hebben ook gehoord dat destijds tegen het volk werd gezegd: "Leg geen valse eed af, voor de Heer gedane geloften moeten worden ingelost." 34 En ik zeg jullie dat je helemaal niet moet zweren, noch bij de hemel, want dat is de troon van God, 35 noch bij de aarde, want dat is zijn voetenbank, noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote koning; 36 zweer evenmin bij je eigen hoofd, want je kunt nog niet één van je haren wit of zwart maken. 37 Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee; wat je daaraan toevoegt komt voort uit het kwaad.
38 Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: "Een oog voor een oog en een tand voor een tand." 39 En ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe te keren. 40 Als iemand een proces tegen je wil voeren en je onderkleed van je wil afnemen, sta hem dan ook je bovenkleed af. 41 En als iemand je dwingt één mijl met hem mee te gaan, loop er dan twee met hem op. 42 Geef aan wie iets van je vraagt, en keer je niet af van wie geld van je wil lenen.
43 Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: "Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten." 44 En ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, 45 alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. 46 Is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars niet net zo? 47 En als jullie alleen je broeders en zusters vriendelijk bejegenen, wat voor uitzonderlijks doe je dan? Doen de heidenen niet net zo? 48 Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2011.