'Ara Pacis', vredesaltaar, Rome (9 v. Chr.) |
![]() |
De lezingen waren:
PREEK: 'Wees volmaakt!'
Voorop de liturgie ziet u een fragment van de 'Ara pacis', het
vredesaltaar uit de tijd van keizer Augustus - voor hem
opgericht toen hij behouden van zijn veldtocht uit Spanje in
Rome terugkeerde. Het tafereel beeldt zijn ideaal uit: dat er
ooit vrede zou heersen overal op aarde. Dat er sprake zou zijn
van overvloed waardoor niemand nog iets tekort zou komen.
Keizer Augustus zag zichzelf als de vredevorst. Telkens
wanneer de Romeinse legioenen eropuit trokken dienden zij dan
ook te proclameren, dat ze niet kwamen om te vechten, maar om
vrede te brengen, en daarmee: gerechtigheid en welvaart.
Verderop schrijft hij in zijn gedachtenboek: 'Het licht in je
op: je kon er net zo goed nooit zijn geweest. Met een vast
loon, bankboekje en portefeuille onder je arm wordt evenwel
verondersteld, dat je jezelf als vanzelfsprekend beschouwt.
Wat je bent kan interesse wekken, niet dat je bent. Het
pensioen - niet de dood - is de beweeggrond van je denken.'
Exodus 22:
Terug naar het begin van deze pagina
Exodus 22:
Matteüs 5:33-48
Dat is een droom van alle tijden: ook de profeten van het oude
Israël droomden al over een telg uit het huis van Isaï die de
armen land zou geven en de zwakken recht zou verschaffen; de
leeuw zou dan stro eten, en de panter zou zich vredig
neervlijen naast het bokje. En alle wapens: die zouden worden
omgesmeed tot ploegscharen.
Als je vandaag de dag kijkt naar wat er in Egypte en andere
landen in het nabije Oosten gebeurt lijkt het, alsof ook daar
het verdrukte volk weer in een dergelijke droom gaat geloven.
Een droom, die nog nooit is gerealiseerd.
Ook Jezus had een droom: hij sprak over het Koninkrijk van
God, dat er al was - zij het dan in het verborgene. In zijn
tijd waren er mensen die geloofden, dat hij de èchte
vredevorst was. En dat hij die loot uit het huis van Isaï was
waar de profeten over hadden geschreven. Zou Jezus dit zelf
ook zo hebben gezien? Of is hij misschien verkeerd begrepen?
Volgens Matteüs zegt Jezus over zichzelf, dat hij is gekomen
om de tora te vervullen: in praktijk te brengen. Was zijn
gedachtegang dan wellicht dat je gewoon maar moest beginnen om
anders te gaan leven? Dingen anders te gaan doen? Daar ziet
het wel naar uit als je goed luistert. Begin nu maar gewoon:
laat je 'ja' ja zijn; en deel royaal uit van alles wat je
hebt; leg niet steeds alles op een op een goudschaaltje; want
alleen maar aardig zijn voor die mensen, die ook aardig zijn
voor jou - daar is geen kunst aan. Bid liever voor je vijanden
dan dat je hen bestrijdt. Als jij de dingen anders gaat doen
gaan dingen misschien ook wel anders lopen.
Misschien had Jezus we niet zoveel pretenties en wilde hij
niet de wereld veranderen: je kunt immers alleen je eigen
leven leven? Alleen je eigen leven redden? Waar dat mogelijk
toe kan leiden: dat is uiteindelijk niet jouw zorg.
Matteüs heeft geprobeerd de levenslessen van Jezus samen te
vatten in een redevoering: de bergrede. Er is wel gezegd dat
de bergrede het fundament is van alle Christelijke ethiek.
Karen Armstrong stelt in haar boek over compassie dat de
gulden regel - 'behandel anderen altijd zoals je zelf
behandeld wilt worden' - de grondslag vormt van alle grote
wereldgodsdiensten. Maar al lezend in de bergrede met je toch
tot de conclusie dat Jezus veel verder gaat dan die gulden
regel. Om aardig zijn voor mensen die ook aardig zijn voor
jou: daar hoef je niet religieus voor te zijn. Nee: "Als
iemand je dwingt om één mijl met hem mee te gaan, loop er dan
twee mijl met hem op!"
Je zou, denk ik, met meer recht kunnen zeggen dat de gulden
regel het fundament is van onze samenleving; van onze
democratie met zijn gelijke rechten voor iedereen. Alleen: die
democratie zal niet tot de heilstaat leiden. Integendeel: de
democratie leidt ertoe dat het altijd oorlog is. De democratie
leidt tot scheve verhoudingen en grove misstanden. Dat althans
is de mening van Plato. We beweren natuurlijk dat we helemaal
geen oorlog willen maar vrede. En dat het altijd anderen zijn
die de oorlog beginnen. Als we al in een oorlog betrokken
raken dan is dat om de vrede te brengen. Want vrede,
veiligheid en stabiliteit zijn van levensbelang.
Maar volgens Plato is dit een mooi verhaal, dat in
werkelijkheid is gebaseerd op welbegrepen eigenbelang; want
zowel ons streven naar stabiliteit als de wijze waarop we
oorlogen rechtvaardigen komt voort uit het feit, dat we
toevallig horen tot het meest gefortuneerde deel van de
wereldbevolking. Wie de afgelopen weken de commentaren van
wereldleiders op de gebeurtenissen in het Nabije Oosten heeft
gevolgd zou daarin gemakkelijk een bevestiging kunnen zien van
Plato's gelijk.
Dat het altijd oorlog is komt volgens Plato feitelijk voort
uit het feit dat we met onszelf in oorlog zijn. Enerzijds
laten we ons leiden door ons verstand. Anderzijds door onze
begeerten: naar macht; bezit; status; zorg en liefde. Ons
verstand zegt ons dat we strategisch met andere mensen moeten
omgaan. We moeten vooral de schijn vermijden dat we
egocentrisch zouden zijn. Want dan zouden we in de ogen van
anderen ongeloofwaardig worden.
Jezus zegt: 'Wees volmaakt!' Dat is misschien toch wat anders.
Dat is mooi gezegd. Wat is daarvoor nodig? Deugd? Zelfverloochening?
De discipline om je begeerten in te tomen? Van de
heilige Antonius wordt verteld dat hij eens aan de monniken de
vraag voorlegde welke deugd het is die volgens hen naar de
volmaaktheid leidt. Ieder gaf daarop zo zijn eigen antwoord:
'Je moet je onthechten', zei de een. 'Je moet kiezen voor een
leven in eenzaamheid', meende een ander. En weer een ander
dacht dat je juist sociaal zou moeten zijn. Weer een ander dat
je dagelijks God zou moeten loven en danken. Maar of de wereld
daar nu door verandert? Geen van de antwoorden bevredigenden
Antonius. Want hij was zich ervan bewust dat bij al die dingen
het gevaar bestaat van overdrijving, vervalsing, misbruik en
hypocrisie. Kent een mens zichzelf wel? Zijn we erop verdacht
wat er soms ineens in ons boven kan komen?
In het nieuwe testament wordt ons lichaam wel vergeleken met
een huisdat wordt bewoond door een onrechtmatige bewoner, een
demon. Eigenlijk een prachtig beeld. Dat sprak ook Antonius aan.
Volgens hem was de belangrijkste deugd dan ook het
onderscheidingsvermogen. Waar het op aan komt is of wij in
staat om te onderscheiden tussen demonen en de goede geest;
tussen wat giftig is en dodelijk, en wat genezend is en
heilzaam; tussen wie we zijn en wie we eigenlijk zouden moeten
zijn.
De enige rechtmatige bewoner van ons huis is de ziel. Dat is
een begrip dat in onze cultuur niet erg populair meer is. Wij
zijn immers ons brein. Maar volgens de bijbel is de ziel een
spiegelbeeld van Gods goedheid. 'Wees volmaakt, zoals uw
hemelse Vader'. Het gaat er daarbij in de eerste plaats om,
dat wij recht doen aan God - ook al weten we dan ook op geen
stukken na wat dit woord betekent.
Hammarskjöld brengt dat zo mooi onder woorden wanneer hij
bidt:
U, die ik niet ken
maar aan wie ik toebehoor.
U, die ik niet begrijp
maar die mij heeft toegewijd
aan mijn eigen lot.
U -
Alsof hij wil zeggen: we trekken onze agenda's en maken
afspraken, plannen we vergaderingen, vakanties, en maken we
ons gedachten over de rentetarieven en het rendement van onze
bezittingen: onze zorgen hebben betrekking op wat ons is
overkomen en op wat de toekomt ons brengt; maar we zien
voorbij aan het meest essentiële: aan U -. Een heel klein
woordje - dat wijst op een verticale verbinding naar een
onmetelijk grote werkelijkheid.
In de taal van het geloof heet het dat we leven bij gratie van
Gods adem; dat het onze opdracht is om een spiegel te zijn van
Gods goedheid. Wie tot zich kan laten doordringen en dat
beseft begrijpt ook wat Micha wil zeggen als hij schrijft:
"Er is u verkondigd, o mens, wat goed is!
Wat verlangt YHWH anders van u dan betrachten van
gerechtigheid; (dat is:) zich van ganser harte toeleggen op
liefdevolle trouw en opmerkzame wandel met uw God."
(Micha 6:8)
AMEN.
20 Vreemdelingen mag je niet uitbuiten of onderdrukken, want
jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte. 21 Weduwen
en wezen mag je evenmin uitbuiten. 22 Doe je dat toch en
smeken zij mij om hulp, dan zal ik zeker naar hen luisteren:
23 ik zal in woede ontsteken en ieder van jullie doden, en dan
zullen jullie eigen vrouwen weduwe worden en jullie kinderen
wees.
24 Als je geld leent aan iemand van mijn volk die armoede
lijdt, gedraag je dan niet als een geldschieter en vraag geen
rente van hem. 25 Als je iemands mantel als onderpand neemt,
moet je die voor zonsondergang aan hem teruggeven, 26 want hij
heeft niets anders om zich mee toe te dekken. Waarmee moet hij
zijn lichaam anders beschermen als hij gaat slapen? Als hij
mij om hulp smeekt, zal ik naar hem luisteren, want ik ben een
genadige God.
Matteüs 5:33-48
33 Jullie hebben ook gehoord dat destijds tegen het volk werd
gezegd: "Leg geen valse eed af, voor de Heer gedane geloften
moeten worden ingelost." 34 En ik zeg jullie dat je helemaal
niet moet zweren, noch bij de hemel, want dat is de troon van
God, 35 noch bij de aarde, want dat is zijn voetenbank, noch
bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote koning; 36
zweer evenmin bij je eigen hoofd, want je kunt nog niet één
van je haren wit of zwart maken. 37 Laat jullie ja ja zijn, en
jullie nee nee; wat je daaraan toevoegt komt voort uit het
kwaad.
38 Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: "Een oog voor een
oog en een tand voor een tand." 39 En ik zeg jullie je niet te
verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang
slaat, ook de linkerwang toe te keren. 40 Als iemand een
proces tegen je wil voeren en je onderkleed van je wil
afnemen, sta hem dan ook je bovenkleed af. 41 En als iemand je
dwingt één mijl met hem mee te gaan, loop er dan twee met hem
op. 42 Geef aan wie iets van je vraagt, en keer je niet af van
wie geld van je wil lenen.
43 Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: "Je moet je naaste
liefhebben en je vijand haten." 44 En ik zeg jullie: heb je
vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, 45 alleen dan
zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. Hij
laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en
laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. 46
Is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen
de tollenaars niet net zo? 47 En als jullie alleen je broeders
en zusters vriendelijk bejegenen, wat voor uitzonderlijks doe
je dan? Doen de heidenen niet net zo? 48 Wees dus volmaakt,
zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2011.