Het "bloeiende" kruis van de Tomaschristenen; het kruis rust op een geopende lotus; India |
![]() |
De lezingen waren:
DE LEZINGEN:
Terug naar het begin van deze pagina
I Korintiërs 10:1-13
Johannes 4:5-26
Preek: "Zij dronken allemaal dezelfde geestelijke drank. Ze
dronken allemaal uit de geestelijke rots die hen volgde - dat
is Christus".
(I Korintiërs 10:4)
Wanneer je de lezing uit de brief van Paulus aan de Korintiërs
vergelijkt met het verhaal over de Samaritaanse vrouw dan valt
onmiddellijk één ding op: bij Paulus ligt alle nadruk op een
manier van leven; weliswaar is er niet zo duidelijk sprake van
een loon naar werken, maar dat wordt wel gesuggereerd; want in
de doop is ons weliswaar al verzekerd dat wij tot de
gerechtvaardigden worden gerekend; maar dat schept wel
verplichtingen: we zullen daar dan toch naar moeten leven. We
zijn mensen met een vrije wil en dat impliceert dat we Gods
genadeaanbod kunnen negeren. Zo wordt door hem toch weer een
verbinding gelegd tussen redding en leefwijze. Eigenlijk is
Paulus daarmee toch betrekkelijk moraliserend.
Van enig moralisme bij Johannes is geen spoor te bekennen. Bij
Johannes ligt alle nadruk op de ontmoeting met Jezus: Jezus is
het toonbeeld van de mens die leeft zonder zorg, zonder angst
voor de dood. Deze tijd van het jaar staat wel bekend als de
lijdenstijd. Een tijd om stil te staan bij het lijden. Het
griekse woord voor 'lijden' is 'paschein'. Nu heeft dat woord
in het Grieks een bredere betekenis dan bij ons: 'paschein'
betekent zoveel als 'ervaren', 'beleven'; het kunnen zowel
goede als kwade zaken zijn die ons ten deel vallen. Eu
paschein = geluk smaken; er goed aan toe zijn. Kakon paschein
= geraakt worden door het kwaad; er beroerd aan toe zijn. In
het Nederlands is het 'lijden' vooral bepaald door de gedachte
aan het kwaad, dat ons treft: zaken zoals armoede, dorst,
gebrek, honger, onrecht, pijn, schade, schipbreuk, smaad,
smart, verdrukking enz. Dingen die niet niet zouden moeten
zijn, maar ze zijn er! Met het oog daarop spreken we ook over
com-passie, in de zin van mede-lijden: begaan zijn met hen die
getroffen worden door wat er niet zou mogen zijn. Wat echter
opvalt in het evangelie van Johannes is dat het woord paschein
of een woord dat daarvan is afgeleid niet voorkomt. Nergens
wordt gesproken over het lijden van Christus. Dat is heel
opvallend.
Mogelijk wordt Paulus in zijn spreken nog erg beïnvloed door
de mensen uit de synagoge tot wie hij zich richt; door mensen
die in hun denken nog sterk bepaald zijn door het Joodse
erfgoed. In die Joodse denkwereld neemt de gedachte aan de
eindtijd, het kosmische eindgebeuren, een belangrijke plaats
in. Paulus waarschuwt de mensen dan ook met het oog op die
eindtijd: met het oog daarop moeten ze de les trekken uit de
woestijnverhalen: zoals destijds lang niet iedereen het
beloofde land bereikte, zo zal het ook niet met iedere
gerechtvaardige uiteindelijk goed aflopen! En zou dat dan niet
te maken kunnen hebben met hun onwil? Want aan God ligt het
niet. God heeft de mens geschapen met een vrije wil, zoals
duidelijk blijkt uit de Genesisverhalen. En God heeft ook
niemand zijn heilsaanbod onthouden: "Ze aten allemaal
hetzelfde geestelijke voedsel en dronken allemaal dezelfde
geestelijke drank". Anders gezegd: zij allen hadden weet weet
van Gods goedheid.
Het evangelie van Johannes is - in de vorm waarin wij dat
kennen - zo'n veertig jaar later geschreven dan de brief van
Paulus. En ook nog voor een andere gemeente. Het ziet ernaar
uit dat de Johanneïsche gemeente veel minder Joods
georiënteerd was en meer Hellenistisch was ingesteld. Vandaar
dat bij Johannes de nadruk ligt op vernieuwing, op mens-zijn
maar dan wel: anders dan voorheen; op een 'zien' met andere
ogen; niet het zien van een andere werkelijkheid, maar het
zien van de werkelijkheid in een ander licht. Maar zou het
niet zo zijn, dat je eerst het leven moet zien als rijk en
wonderschoon alvorens je daarachter Gods goedheid kunt
herkennen?
Johannes spreekt over 'van boven opnieuw geboren worden', van
blindheid genezen', van 'drinken uit de bron', dat is Jezus.
Dat maakt natuurlijk dat je ook anders gaat leven, net als
Jezus: onbekommerd, zonder angst en vervuld door dankbaarheid
Het uitgangspunt is bij Johannes dan ook totaal anders dan bij
Paulus. Terwijl Paulus de nadruk legt op de moraal, is bij
Johannes de ontmoeting met Jezus een bron van inspiratie.
"Wie mij gezien heeft heeft de Vader gezien" laat Johannes
Jezus zeggen. En: "Ik ben het levende brood: wie daarvan eet
zal eeuwig leven". Je zou bij de woorden 'eeuwig leven' nog
even op de gedachte kunnen komen dat ook door de evangelist
gedacht wordt aan de eindtijd, net al waar Paulus over
spreekt. Maar - hoewel die notie bij Johannes opengehouden
wordt - ligt alle nadruk op het woord 'eeuwig' in een andere
betekenis: 'eeuwig' is bij Johannes niet een tijdsbegrip maar
een kwaliteitsbegrip. Eeuwig leven is: een leven vanuit de
zekerheid dat God het van moment tot moment ons leven
vernieuwt, draagt en onderhoudt zolang het Hem behaagt. Het
ontbreekt ons aan niets, want alles wat we nodig hebben is
onder handbereik.
Die verkondiging ligt ook besloten in het verhaal over de
vrouw aan de bron, waarin gesproken wordt over water dat alle
dorst voor altijd lest.
===
Uit dezelfde tijd als die waarin het Johannesevangelie is
ontstaan dateert een ander geschrift: de zogenaamde "Oden van
Salomo". Die hebben niets met Salomo te maken. Je zou kunnen
zeggen dat dit geschrift de oudste Christelijke liedbundel is
die we bezitten. Waarschijnlijk is die ontstaan aan het einde
van de eerste eeuw van onze jaartelling. De bundel bevat 42
liederen, die allen eindigen met 'halleluja' - 'God zij
geloofd'. Graag wil ik besluiten met de lezing van een
fragment van de 6de ode, waarin sprake is van mensen die,
aangeraakt door de wind, als instrument fungeren van de Geest;
er wordt gesproken over een waterstroom die alles meevoert
naar de tempel en dus, anders dan in de profetieën van
Ezechiel, niet ontspringt in het heiligdom maar daar juist in
uitmondt. Zo wordt de dienst aan God aangewezen als hetuiteindelijke doel van ons bestaan.
Zoals de wind speelt door een harp
en de snaren spreken,
zo spreekt nu door mijn leden
de Geest van de Heer
en spreek ook ik
door zijn liefde.
Dat vernietigt alles wat vreemd is en bitter;
Zo was het vanaf den beginne,
en zo is het tot het einde toe
dat niets hem weerspreekt,
niets zich tegen hem verzet.
Hij heeft zich steeds meer bekend gemaakt,
is erop uit dat bekend is
wat hij ons in zijn goedheid heeft gegeven.
Een beek ontsprong en werd een brede,
machtige rivier; gezegend zij,
aan wie hij dit water toevertrouwde:
verdroogde lippen hebben zij verfrist;
verlamden weer opgericht.
Zij gaven hun de kracht
benodigd voor hun tocht,
en het licht, benodigd voor hun ogen.
Iedereen onderkende dat zij toebehoorden
aan de Heer en leefden door het levend water,
dat blijft in eeuwigheid.
Halleluja.
AMEN.
I Korintiërs 10:
1 Broeders en zusters, ik wil graag dat u weet dat onze
voorouders allemaal door de wolk werden beschermd en allemaal
door de zee trokken, 2 dat ze zich allemaal in de naam van
Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee. 3 En ze aten
allemaal hetzelfde geestelijke voedsel 4 en dronken allemaal
dezelfde geestelijke drank. Ze dronken uit de geestelijke rots
die hen volgde - en die rots was Christus. 5 Toch wees God de
meesten van hen af, want hij liet hen bezwijken in de
woestijn.
6 Dit alles strekt ons tot voorbeeld: wij moeten niet uit zijn
op het kwade, zoals zij. 7 Dien geen afgoden, zoals een deel
van hen, over wie geschreven staat: 'Het volk ging zitten om
te eten en te drinken en het stond op om te dansen.' 8 Laten
we geen ontucht plegen, zoals een aantal van hen, want
daardoor stierven er op één dag drieëntwintigduizend. 9 En
laten we Christus niet tarten, zoals anderen deden, want
daardoor werden ze door slangen doodgebeten. 10 En kom niet in
opstand, zoals weer anderen deden, want daardoor werden ze
door de doodsengel vernietigd. 11 Wat hun overkomen is, moet
ons tot voorbeeld strekken; het is geschreven om ons, voor wie
de tijd ten einde loopt, te waarschuwen. 12 Laat daarom
iedereen die denkt dat hij stevig overeind staat oppassen dat
hij niet valt. 13 U hebt geen beproevingen te doorstaan die
niet voor mensen te dragen zijn. God is trouw en zal niet
toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd: hij geeft u
mét de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt doorstaan.
Johannes 4:
5 Zo kwam hij bij de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het
stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven had, 6 waar
de Jakobsbron is. Jezus was vermoeid van de reis en ging bij
de bron zitten; het was rond het middaguur. 7 Toen kwam er een
Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: 'Geef
mij wat te drinken.' 8 Zijn leerlingen waren namelijk naar de
stad gegaan om eten te kopen. 9 De vrouw antwoordde: 'Hoe kunt
u, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een
Samaritaanse!' Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om. 10
Jezus zei tegen haar: 'Als u wist wat God wil geven, en wie
het is die u om water vraagt, zou u hém erom vragen en dan zou
hij u levend water geven.' 11 'Maar heer,' zei de vrouw, 'u
hebt geen emmer, en de put is diep - waar wilt u dan levend
water vandaan halen? 12 U kunt toch niet meer dan Jakob, onze
voorvader? Hij heeft ons die put gegeven en er zelf nog uit
gedronken, en ook zijn zonen en zijn vee.' 13 'Iedereen die
dit water drinkt zal weer dorst krijgen,' zei Jezus, 14 'maar
wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst
krijgen. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden
waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.' 15 'Geef mij dat
water, heer,' zei de vrouw, 'dan zal ik geen dorst meer hebben
en hoef ik ook niet meer hierheen te komen om water te
putten.' 16 Toen zei Jezus tegen haar: 'Ga uw man eens roepen
en kom dan weer terug.' 17 'Ik heb geen man,' zei de vrouw. 'U
hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt,' zei Jezus, 18 'u
hebt vijf mannen gehad, en degene die u nu hebt is uw man
niet. Wat u zegt is waar.' 19 Daarop zei de vrouw: 'Nu begrijp
ik, heer, dat u een profeet bent! 20 Onze voorouders vereerden
God op deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek
is waar God vereerd moet worden.' 21 'Geloof me,' zei Jezus,
'er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in
Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. 22 Jullie weten niet wat
je vereert, maar wij weten dat wel; de redding komt immers van
de Joden. 23 Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen,
dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in geest en in
waarheid. De Vader zoekt mensen die hem zo aanbidden, 24 want
God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in geest en
in waarheid.' 25 De vrouw zei: 'Ik weet wel dat de messias zal
komen' (dat betekent 'gezalfde'), 'wanneer hij komt zal hij
ons alles vertellen.' 26 Jezus zei tegen haar: 'Dat ben ik,
degene die met u spreekt.'
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2011.