De genezing van de blindgeborene,
detail van een sarcofaag,
Thermenmuseum, Rome.

Preek gehouden op zondag, 3 april 2011, in de dienst van de Parkstraatgemeente te Arnhem

De lezing was uit Johannes 9:1-13.26-39

"Zien" (niet zien; niet willen zien; niet kunnen zien)

Wat is er met "zien" aan de hand? Heel wat: we spreken over mensen met oogkleppen op, over mensen met blinde vlekken, over mensen die iets door de vingers zien, over mensen die ergens geen oog voor hebben, over mensen die iets niet willen zien en mensen die iets niet onder ogen durven zien.

Het verhaal dat Johannes vertelt is een gecompliceerd verhaal over zien, blind zijn en genezen worden. Wat er ooit precies is gebeurd is in het verhaal niet terzake. De evangelist wil een thematiek aan de orde stellen die ook al onmiddellijk aan het begin van het evangelie is geagendeerd: de duisternis die het licht niet aanvaardt. Het gaat over een dwalend volk, dat wandelt in duisternis. En bovenal ook: over de geestelijk leiders.
En het gaat natuurlijk ook over Jezus, de gezondene (dat is in het Hebreeuws 'de messias'), die het licht is van de wereld. Je kunt het verhaal eigenlijk niet begrijpen wanneer je de rest van het evangelie en allerlei beelden die daarin worden gebruikt er niet bij betrekt.

Jezus ziet in het voorbijgaan een blinde vanuit de geboorte. Hem is onmiddellijk duidelijk wat er met deze zwartkijker bij de tempelpoort aan de hand is. Om de betekenis van die uitdrukking - blind vanuit de geboorte - te kunnen begrijpen moeten we teruggrijpen naar het verhaal over Nicodemus - de Farizeëer die in de nacht bij Jezus kwam. Tegen Nicodemus zegt Jezus: "Als een mens niet opnieuw geboren wordt - uit water en uit geest - dan kan hij het koninkrijk van God niet zien". Nicodemus, die daar niets van begrijpt, vraagt dan: "Hoe kan nou iemand die al oud is opnieuw geboren worden? Een mens kan toch niet opnieuw in de moederschoot terugkeren?" Dat kan natuurlijk ook niet: een mens moet opnieuw geschapen worden. En dat is dan ook precies wat er in het verhaal verderop wordt verteld: Jezus neemt van het stof en slijm - zoals in Genesis God stof nam en met adem de mens tot leven wekte. Jezus smeert het op de ogen van de blinde, en toen was er licht. De schepping opnieuw. Wat hier verteld wordt is natuurlijk afgeleid van het oude doopritueel, waarbij de dopeling op de oren getikt werd om die te openen, waarbij de ogen werden gezalfd opdat ze zouden zien, waarbij er wat zout op de tong werd gedaan om die rein te maken, en waarbij de dopeling in levenswater werd gedompeld om hem te verzekeren van een leven zonder dood.

Als we zó nu een beetje aan de taal van het verhaal gewend geraakt zijn kunnen we ook de vragen herkennen waar het verhaal ons mee confronteert: Hoe is het met ons? Met onze cultuur? Zijn wij misschien ook blind? Maken ook wij deel uit van een volk dat zinloos ronddwaalt in het donker? Zijn er dingen die waar we geen weet van hebben en waar we ons misschien ook maar liever niet in verdiepen?

Onlangs was in het boekenprogramma voor de televisie op zondagochtend Umberto Eco te gast. Het gesprek kwam op het belang van lijstjes. Lijstjes die mensen maken. Welke boeken lees je? Wat vind je mooie muziek? Wat wil je voor je verjaardag hebben? Wat zijn je sterke kanten? De lijstjes die op grond van zulke vragen ontstaan eindigen - aldus Umberto Eco - doorgaans met enzovoort. Wat betekent dat? Dat betekent dat we zo steeds juist datgene, waar geen helderheid over bestaat, onbenoemd laten. Dat doen we ook als we ons ergens over verwonderen: We hebben de neiging om datgene waarover we ons verwonderen van etiketten te voorzien die ontleend zijn aan wat al bekend is. Maar raken zo niet juist het meest specifieke, het ongrijpbare, het mysterieuze kwijt? Om de eenvoudige reden dat we daar geen woorden voor hebben?

Feitelijk is de hele wetenschap gebaseerd op lijstjes: we leven in een cultuur die ertoe neigt ervan uit te gaan dat alles in principe kan worden ondergebracht binnen het kader van wat bekend is. De wetenschap wil dan ook niets weten van metafysica. Meten is weten. En alles wat we niet kunnen meten is niets.

"Mamma: wat is een tijger?" "Een tijger, mijn kind is een groot dier; wel drie keer zo groot als jij; geel; en een tijger heeft donkere strepen; hij heeft altijd honger; eet het liefst rauw vlees; lust ook mensen; kan bijna onhoorbaar lopen, zo zacht dat je hem niet hoort aankomen; en ook in het donker kan hij heel goed zien." Voor het kind is deze informatie voldoende om - in geval hij een tijger tegenkomt - het onmiddellijk op een hollen te zetten. Heel praktische kennis dus. Zo is ook wetenschap heel bruikbaar.

Maar om God ter sprake te brengen: daarvoor moet je bij voorkeur niet bij een wetenschapper zijn. Een wetenschapper die op zoek gaat naar God zoekt waarschijnlijk naar een factor tussen andere factoren. Maar dat kan nooit God zijn. Toch verwachten we zo ongeveer alles van de wetenschap. Is dat terecht? Of zien we misschien iets wezenlijks over het hoofd? Zijn we misschien blind voor God?

Want ook God is een metafysisch begrip. Dat betekent dat dit begrip weliswaar stoelt op alledaagse ervaringen van mensen, maar dan wel ervaringen van dien aard dat daar maar moeilijk over te praten is. Er zijn nu eenmaal tal van ervaringen en gewaarwordingen die zich niet goed laten benoemen, maar die onmiskenbaar heel werkelijk zijn en van grote betekenis.

Het verhaal van Johannes over een mens die gaat zien heeft dan ook betrekking op krachten en mogelijkheden waar je niet al teveel over kunt zeggen. De evangelist spreekt van 'tekenen'. Niet van wonderen: een teken heeft iets geheimzinnigs: het manifesteert zich maar het is ongrijpbaar. Er ritselt iets. Je hoort het wel maar hebt geen idee wat het is. Maar het is wel duidelijk dat er iets is. Je zou eens bij jezelf kunnen nagaan of er in jouw leven ontwikkelingen, gewaarwordingen, ontmoetingen waren, die ongrijpbaar waren maar toch zó indringend en betekenisvol dat ze je leven hebben veranderd. Heb je ooit gedacht: "Inderdaad: dit is een teken; de wereld waarin wij leven is een werkplaats van God; maar dat heb ik lang niet onderkend. En misschien ben ik zelf wel een instrument van God; maar daar heb ik eigenlijk nooit bij stil gestaan. "Door deze blinde moest Gods werk zichtbaar worden", schrijft Johannes. En dan vertelt hij dat diens ontmoeting met Jezus een ommekeer in zijn leven betekende: in zijn duister bestaan kwam licht en zo kwam er lijn in zijn leven. Ook in de ogen van anderen was hij een heel ander mens geworden: bijna onherkenbaar. En het meest bijzondere was misschien nog wel dat hij niet zichzelf heeft genezen, maar dat hij is genezen door Jezus.

Hoe kan dat? "Wat heeft Jezus met je gedaan?" Dat is ook de vraag van de wetgeleerden. Het antwoord is verrassend: jullie zouden dat toch moeten weten! "Dat is toch wel wonderlijk, dat jullie niet weten waarvandaan deze is?" Van mensen, die hun leven lang al bezig zijn met de bestudering van de oude verhalen zou je toch verwachten, dat die dan ook wel weten, hoe een mens leert onderkennen hoe de wereld er in een hemels licht uitziet. En hoe een mens verlost kan worden van zijn onzekerheid, zijn richtingloosheid en levensangsten. Nu hij genezen is vindt hij het feit dat die mensen uit de tempel niet weten hoe iemand 'ziende wordt' wel heel wonderlijk.

Wat heeft Jezus met deze blinde gedaan? Misschien eigenlijk wel niet zoveel: niet veel meer dan er te zijn op zijn heel eigen manier: onbekommerd, betrokken, betrouwbaar, en zeker van zijn zaak: vanuit die vanzelfsprekende zekerheid die je soms kunt aflezen van het gelaat van kinderen: de zekerheid dat de wereld goed is; dat het leven een geschenk is; dat de toekomst vol geheimen zit; en dat de vraag naar zin en betekenis niet hoeft te worden beantwoord; om de eenvoudige reden dat die vraag helemaal niet hoeft te worden gesteld. Een overbodige vraag als het leven je toelacht.

Uit dezelfde tijd als die waarin het Johannesevangelie is ontstaan dateert een ander geschrift: de zogenaamde "Oden van Salomo". Die hebben niets met Salomo te maken. Je zou kunnen zeggen dat dit geschrift de oudste Christelijke liedbundel is die we bezitten. Waarschijnlijk is dit geschrift ontstaan aan het einde van de eerste eeuw van onze jaartelling. De bundel bevat 42 liederen, die allen eindigen met 'halleluja' - 'God zij geloofd'. Graag wil ik besluiten met de lezing van een fragment van de 6de ode, omdat die op een prachtige manier beschrijft hoe mensen die zich bewust zijn van hun onwetendheid juist daardoor gewaar kunnen worden dat zij zelf fungeren als instrument van de Geest. In deze ode wordt de dienst aan God bezongen als het uiteindelijke doel van ons bestaan.

Zoals de wind speelt door een harp
en de snaren spreken,
zo spreekt nu door mijn leden
de Geest van de Heer
en spreek ook ik
door zijn liefde.

Dat vernietigt alles wat vreemd is en bitter;
Zo was het vanaf den beginne,
en zo is het tot het einde toe
dat niets hem weerspreekt,
niets zich tegen hem verzet.

Hij heeft zich steeds meer bekend gemaakt,
is erop uit dat bekend is
wat hij ons in zijn goedheid heeft gegeven.

Een beek ontsprong en werd een brede,
machtige rivier; gezegend zij,
aan wie hij dit water toevertrouwde:
verdroogde lippen hebben zij verfrist;
verlamden weer opgericht.
Zij gaven hun de kracht
benodigd voor hun tocht,
en het licht, benodigd voor hun ogen.

Iedereen onderkende dat zij toebehoorden
aan de Heer en leefden door het levend water,
dat blijft in eeuwigheid.

Halleluja.
AMEN.


DE LEZING:

Lezing uit Johannes 9: 1-13.26-39

1 In het voorbijgaan zag Jezus iemand die al vanaf zijn geboorte blind was. 2 Zijn leerlingen vroegen: 'Rabbi, hoe komt het dat hij blind was toen hij geboren werd? Heeft hij zelf gezondigd of zijn ouders?' 3 'Hij niet en zijn ouders ook niet,' was het antwoord van Jezus, 'maar Gods werk moet door hem zichtbaar worden. 4 Zolang het dag is, moeten we het werk doen van hem die mij gezonden heeft; straks komt de nacht en dan kan niemand iets doen. 5 Zolang ik in de wereld ben, ben ik het licht voor de wereld.' 6 Na deze woorden spuwde hij op de grond. Met het speeksel maakte hij wat modder, hij streek die op de ogen van de blinde 7 en zei tegen hem: 'Ga naar het badhuis van Siloam en was u daar.'
De man ging weg, waste zich, en toen hij terugkwam kon hij zien.
8 Zijn buren en de mensen die hem kenden als bedelaar zeiden: 'Is dat niet de man die altijd zat te bedelen?' 9 De een zei: 'Ja, die is het,' en de ander: 'Nee, maar hij lijkt er wel op.' De man zelf zei: 'Ik ben het echt.' 10 Toen vroegen ze: 'Hoe zijn je ogen opengegaan?' 11 Hij zei: 'Iemand die Jezus heet, maakte wat modder, streek die op mijn ogen en zei: "Ga naar Siloam om u te wassen." Ik ging erheen, en toen ik me gewassen had kon ik zien.' 12 Ze vroegen: 'Waar is die man?' 'Dat weet ik niet,' zei hij.
13 Toen namen ze de man die blind geweest was mee naar de farizeeën. (............................................)
26 Ze drongen aan: 'Wat heeft hij met je gedaan? Hoe heeft hij je ogen geopend?' 27 'Dat heb ik u toch al verteld,' zei hij, 'maar u luistert niet! Wat wilt u nog meer horen? Wilt u soms leerling van hem worden?' 28 Nu vielen ze tegen hem uit: 'Je bent zelf een leerling van hem! Wij zijn leerlingen van Mozes. 29 Van Mozes weten we dat God met hem gesproken heeft, maar van deze man weten we niet waar hij vandaan komt.' 30 De man antwoordde: 'Wat vreemd dat u niet begrijpt waar hij vandaan komt, terwijl hij mijn ogen geopend heeft. 31 We weten dat God niet naar zondaars luistert, maar wel naar iemand die vroom is en zijn wil doet. 32 Dat de ogen van iemand die blind geboren is geopend worden - dat is nog nooit vertoond! 33 Als die man niet van God kwam, zou hij dit toch niet hebben kunnen doen?' 34 Toen riepen ze: 'Jij, sinds je geboorte een en al zonde, wil jij ons de les lezen?' En ze joegen hem weg. 35 Jezus hoorde dat en zocht hem op. Hij vroeg: 'Gelooft u in de Mensenzoon?' 36 'Als ik wist wie het was, heer, zou ik in hem geloven,' zei hij. 37 'U kijkt naar hem en u spreekt met hem,' zei Jezus. 38 Toen zei de man: 'Ik geloof, Heer,' en hij boog zich voor Jezus neer. 39 Jezus zei: 'Ik ben in de wereld gekomen om het oordeel te vellen. Dan zullen zij die niet zien, zien en zij die zien, zullen blind worden.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2011.