De "etimasia" - een lege troon met het kruis en de zweetdoek van Christus, het symbool van zijn afwezige maar toch ook zo aanwezige tegenwoordigheid in de wereld, detail van het koepelmozaïek in de Orthodoxe doopkapel te Ravenna, 5de eeuw. | ![]() |
De lezingen waren:
* Preek: "Jezus in ons midden"(?)
DE LEZINGEN:
Terug naar het begin van deze pagina
I Petrus 1: 3-9
Johannes 20:19-31
Hoe moeten we dit verhaal, dit slot van het evangelie volgens
Johannes begrijpen? Er is wel gezegd: wat hier wordt verteld
is om mensen die - net als Tomas - er geen spaan van geloven
dat er leven is uit de dood - ondubbelzinnig te laten weten
dat je je de opstanding van Christus niet concreet genoeg kunt
voorstellen. Christus is opgestaan! En daarmee uit. Daar hoef
je niet aan te twijfelen. Dat staat vast.
Deze interpretatie lijkt mij niet goed passen bij de schrijver
van het vierde evangelie: er is immers geen ander evangelie,
dat zó doordrongen is van het mysterie, van het raadselachtige
geheim rond lijden, dood en opstanding als het evangelie van
Johannes.
Het slot dat wij lazen beschrijft dan ook veeleer hoe moeilijk
het voor mensen kan zijn om het geloof in het leven vast te
houden. En dat is ook niet zo vreemd. Immers: altijd zijn er
die lastige nuchtere vragen, die je maar beter niet te snel
kunt vergeten. Wat te denken van zo'n Tsunami, die zomaar in
één klap duizenden mensen wegvaagt. Spoorloos maakt. Wat te
denken van het zinloos geweld: de moorden, die zomaar zonder
enig pardon worden gepleegd? Wat te denken van ziekte en dood,
die dierbaren troffen, terwijl we ze toch iets anders hadden
gegund? En wat als het noodlot jou treft: zou je geloof
daartegen bestand zijn? Hoe groot zou de kans zijn dat een
mens dan zijn geloof kwijtraakt? Wat is ervoor nodig om
fiducie hebben in een bestaan, dat vaak tragisch - zo wreed
is?
Tomas heeft daar moeite mee. Tomas denkt er zo het zijne van
wanneer hem wordt verteld dat Jezus leeft: in hun midden is
verschenen! Wie zou niet sceptisch zijn na alles wat er is
gebeurd wanneer mensen toch blijven spreken over hun geloof in
een God die van mensen houdt; over een mens die meent dat je de
moordenaars te moeten vergeven. Bestaat er dan niet zoiets als
gerechtigheid, vergelding en 'het verdiende loon'?
===
Tomas was er niet bij toen de Heer verscheen. Waar was hij?
Wat deed hij? Was hij nog gedompeld in rouw? Toefde hij nog
bij het graf? Hij wordt de 'tweeling' genoemd: Tomas Dydimus.
Waarom zou Johannes dat erbij zetten? Gewoon maar als
mededeling: Tomas betekent tweeling? Of met een bedoeling?
Vanuit de gedachte dat een naam nooit toevallig is. Ik houd
het op dat laatste: kijk maar naar de slotzin, waarin de naam
van Jezus wordt genoemd als bron om uit te leven.
Tomas/tweeling: zou het niet verwijzen naar zijn dubbelheid? Naar
de dialectiek die vaak karakteristiek is voor het geloof? Een
gelovige blijft met zichzelf in gesprek? Wie leven zegt, kan
de dood en het kwaad niet vergeten. Wie over vergeving spreekt
kan onmogelijk de schuld buiten beschouwing laten; en vergeven
kan misschien wel alleen als je zelf ook weet hebt van schuld.
Om nog maar van verzoenen te zwijgen! Verzoenen kan misschien
wel alleen als je hebt ervaren wat het is zelf om verguisd te
worden, als nietswaardig behandeld te worden.
Tomas, de tweeling: altijd in dubio. Hij komt bij Johannes al
eerder in het evangelie voor: in het verhaal over de opwekking
van Lazarus. Als Jezus naar het graf van Lazarus gaat om hem
op te wekken zegt Tomas: "Laten ook wij maar gaan om met hem
te sterven". (Joh. 11:16). En had hij op de avond voor het
sterven van Jezus niet gezegd: "Wij weten niet eens waar u
naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen
weten?" (Joh. 14:5). Klaarblijkelijk is hij iemand die het
leven ziet als een ellips, met twee brandpunten. de twee
brandpunten van de ellips. Levens zijn niet mooi of afgerond
maar vol breuken en scherven, tragische gebeurtenissen,
opvattingen waar men in geloofde maar in de steek liet of
vergat of verving door iets anders. Een mens gelooft niet
altijd met even veel overtuiging. Soms wint het ongeloof het.
Ongeloof, zoals dat van Tomas, is niet alleen herkenbaar: het
is misschien ook wel onmisbaar als correctie op een al te hoog
gestemd geloof. Het mag dan ook een wonder heten, dat deze
Tomas uiteindelijk toch weer gelovig wordt. Misschien is dat
wel zo'n wonder zijn waar de evangelist op doelt wanneer hij
schrijft dat Jezus nog veel meer wonderen gedaan, die niet in
dit boek staan.
Wat is ervoor nodig om een scepticus, die de weg kwijt is deze
weer te laten hervinden? Suggereert de evangelist dat het de
anderen waren: degenen zijn die door Jezus tot leven zijn
gekomen (wat dat dan ook betekent) - dat die Tomas in staat
hebben gesteld om zijn twijfels af te leggen? Dat mensen, die
uit ervaring weten dat alle pijn - als gevolg van de tragiek,
het lijden, het onrecht, het verraad ook - kan worden
overwonnen omdat ze de waarheid hebben zien oplichten met
betrekking tot de vraag wat waarachtig mens-zijn inhoudt? Zou
zo iemand in staat zijn om dat door te geven?
De leerlingen in wier leven Jezus als bevrijder is verschenen,
doen zelfs geen poging om Tomas tot andere gedachten te
brengen. Misschien ondat ze ook heel goed beseffen, dat iemand
die in de put zit niet gebaat is met al die vaak zo
goedbedoelde, maar te gemakkelijke raadgevingen: in de trant
van: 'probeer het ook eens anders te zien'; 'er is nog altijd
zoveel over aan mooie herinneringen'; of: 'tel toch je
zegeningen en wees dankbaar dat je er zelf goed vanaf bent
gekomen'.
"Als ik niet zèlf zie', zegt Tomas, 'de wonden; als ik niet
zèlf voel de littekens: kan ik niet geloven." Zou het dan waar
zijn, wat er in die Petrusbrief staat: dat alleen pijn, die we
zelf ervaren, ons kan zuiveren; dat alleen onze eigen
verlieservaringen ons de ogen kunnen openen voor Gods
barmhartigheid?
Zou alleen God zèlf ons kunnen bevrijden: en is geloof een
gave? Het liefst geloven we in autonomie, in zelfredzaamheid,
in een geloof dat strookt met onze eigen gedachtengangen en
plannen. Wie niet helemaal blind is laat zich maar moeilijk
leiden door een blindengeleider. En zolang we ook nog maar
enigszins vertrouwen op ons eigen kompas, is het ons wellicht
onmogelijk om te leven op grond van Godsvertrouwen.
Is dat misschien ook wat een scepticus zoals Tomas parten
speelt? Verwijst zijn 'de tweeling' zijn naar de mens, die
steeds weer hinkt op twee gedachten?
Dat zou betekenen dat we terug moeten, naar het begin, de
oerervaring: naar het besef dat we schepsel zijn; en dat
daaraan inherent is dat we vergankelijk zijn. Ons leven is
ingebed tussen geboorte en dood. En - ook al hebben we de
neiging om daaraan voorbij te zien - je kunt pas echt van
LEVEN spreken wanneer die twee verdisconteerd zijn in ons
bestaan. Wie geboren wordt geacht zich uitgenodigd te weten om
het leven te aanvaarden: om er te zijn, voluit. "Adam, kom
tevoorschijn!" Wees er.
En wat het einde van ons bestaan betreft: Iemand zei ooit: "Ik
kan nog niet sterven, want ik weet niet waartoe ik geleefd
heb". Dat had hij nog steeds niet ontdekt: misschien wel omdat
hij een leven lang een verkeerde vragen had gesteld; vragen,
die het hem onmogelijk hadden gemaakt om op te staan, het
leven te aanvaarden, en te ontdekken dat leven tegelijkertijd
een opdracht, een mysterie en een geschenk is.
Dat betekent dan ook niet dat het in het leven altijd zo loopt
als een mens het zich zou wensen. Er is veel tragiek waar
niemand schuld aan heeft. Niettemin worden we uitgenodigd om
te leven, toegewijd en vol aandacht:
op weg te gaan,
te luisteren naar wat spreekt
vanuit een verborgenheid
uit te zien naar wat nog niet is
te gaan waar nog geen weg is -
gelokt door de wind
die ons tegemoet komt
vanuit ons onbekende doel.
Zo kunnen we iets nieuws beginnen
bouwen aan een stad
waar iedereen betrouwbaar is.
Dat is geen fantasie
maar de vrucht die besloten ligt
in het bestaan van mensen.
Herken je het zaad
waar Jezus over sprak?
Hoe het zich ontvouwt?
Vrucht draagt?
AMEN.
I Petrus 1:3-9
3 Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus:
in zijn grote barmhartigheid heeft hij ons opnieuw geboren
doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood,
waardoor wij leven in hoop. 4 Er wacht u, die door Gods kracht
wordt beschermd omdat u gelooft, in de hemel een
onvergankelijke, ongerepte erfenis 5 die nooit verwelkt. U
ziet de redding tegemoet, die aan het einde van de tijd zeker
geopenbaard zal worden. 6 Verheug u hierover, ook al moet u nu
tot uw verdriet nog een korte tijd allerlei beproevingen
verduren. 7 Zo kan de echtheid blijken van uw geloof - zoveel
kostbaarder dan vergankelijk goud, dat toch ook in het vuur
wordt getoetst - en zo verwerft u lof, eer en roem wanneer
Jezus Christus zich zal openbaren. 8 U hebt hem lief zonder
hem ooit gezien te hebben; en zonder hem nu te zien gelooft u
in hem en ervaart u een onuitsprekelijke, hemelse vreugde, 9
omdat u het einddoel van uw geloof bereikt: uw redding.
* Johannes 20:19-31
19 Op de avond van die eerste dag van de week waren de
leerlingen bij elkaar; ze hadden de deuren afgesloten, omdat
ze bang waren voor de Joden. Jezus kwam in hun midden staan en
zei: 'Ik wens jullie vrede!' 20 Na deze woorden toonde hij hun
zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren blij omdat ze
de Heer zagen. 21 Nog eens zei Jezus: 'Ik wens jullie vrede!
Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.'
22 Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: 'Ontvang de
heilige Geest. 23 Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn
ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet
vergeven.'
24 Een van de twaalf, Tomas (dat betekent 'tweeling'), was er
niet bij toen Jezus kwam. 25 Toen de andere leerlingen hem
vertelden: 'Wij hebben de Heer gezien!' zei hij: 'Alleen als
ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn
vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan
leggen, zal ik het geloven.' 26 Een week later waren de
leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl
de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. 'Ik
wens jullie vrede!' zei hij, 27 en daarna richtte hij zich tot
Tomas: 'Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg
je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.'
28 Tomas antwoordde: 'Mijn Heer, mijn God!' 29 Jezus zei tegen
hem: 'Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij
die niet zien en toch geloven.'
30 Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn
leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, 31 maar deze
zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de
Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2011.