De "etimasia" - een lege troon met het kruis en de zweetdoek van Christus, het symbool van zijn afwezige maar toch ook zo aanwezige tegenwoordigheid in de wereld, detail van het koepelmozaïek in de Orthodoxe doopkapel te Ravenna, 5de eeuw.

Preek gehouden tijdens de dienst van de Parkstraatgemeente te Arnhem op zondag, 1 mei 2011.

De lezingen waren:
I Petrus 1: 3-9
Johannes 20:19-31

* Preek: "Jezus in ons midden"(?)

Hoe moeten we dit verhaal, dit slot van het evangelie volgens Johannes begrijpen? Er is wel gezegd: wat hier wordt verteld is om mensen die - net als Tomas - er geen spaan van geloven dat er leven is uit de dood - ondubbelzinnig te laten weten dat je je de opstanding van Christus niet concreet genoeg kunt voorstellen. Christus is opgestaan! En daarmee uit. Daar hoef je niet aan te twijfelen. Dat staat vast.

Deze interpretatie lijkt mij niet goed passen bij de schrijver van het vierde evangelie: er is immers geen ander evangelie, dat zó doordrongen is van het mysterie, van het raadselachtige geheim rond lijden, dood en opstanding als het evangelie van Johannes.

Het slot dat wij lazen beschrijft dan ook veeleer hoe moeilijk het voor mensen kan zijn om het geloof in het leven vast te houden. En dat is ook niet zo vreemd. Immers: altijd zijn er die lastige nuchtere vragen, die je maar beter niet te snel kunt vergeten. Wat te denken van zo'n Tsunami, die zomaar in één klap duizenden mensen wegvaagt. Spoorloos maakt. Wat te denken van het zinloos geweld: de moorden, die zomaar zonder enig pardon worden gepleegd? Wat te denken van ziekte en dood, die dierbaren troffen, terwijl we ze toch iets anders hadden gegund? En wat als het noodlot jou treft: zou je geloof daartegen bestand zijn? Hoe groot zou de kans zijn dat een mens dan zijn geloof kwijtraakt? Wat is ervoor nodig om fiducie hebben in een bestaan, dat vaak tragisch - zo wreed is?

Tomas heeft daar moeite mee. Tomas denkt er zo het zijne van wanneer hem wordt verteld dat Jezus leeft: in hun midden is verschenen! Wie zou niet sceptisch zijn na alles wat er is gebeurd wanneer mensen toch blijven spreken over hun geloof in een God die van mensen houdt; over een mens die meent dat je de moordenaars te moeten vergeven. Bestaat er dan niet zoiets als gerechtigheid, vergelding en 'het verdiende loon'?

===

Tomas was er niet bij toen de Heer verscheen. Waar was hij? Wat deed hij? Was hij nog gedompeld in rouw? Toefde hij nog bij het graf? Hij wordt de 'tweeling' genoemd: Tomas Dydimus. Waarom zou Johannes dat erbij zetten? Gewoon maar als mededeling: Tomas betekent tweeling? Of met een bedoeling? Vanuit de gedachte dat een naam nooit toevallig is. Ik houd het op dat laatste: kijk maar naar de slotzin, waarin de naam van Jezus wordt genoemd als bron om uit te leven.

Tomas/tweeling: zou het niet verwijzen naar zijn dubbelheid? Naar de dialectiek die vaak karakteristiek is voor het geloof? Een gelovige blijft met zichzelf in gesprek? Wie leven zegt, kan de dood en het kwaad niet vergeten. Wie over vergeving spreekt kan onmogelijk de schuld buiten beschouwing laten; en vergeven kan misschien wel alleen als je zelf ook weet hebt van schuld. Om nog maar van verzoenen te zwijgen! Verzoenen kan misschien wel alleen als je hebt ervaren wat het is zelf om verguisd te worden, als nietswaardig behandeld te worden.

Tomas, de tweeling: altijd in dubio. Hij komt bij Johannes al eerder in het evangelie voor: in het verhaal over de opwekking van Lazarus. Als Jezus naar het graf van Lazarus gaat om hem op te wekken zegt Tomas: "Laten ook wij maar gaan om met hem te sterven". (Joh. 11:16). En had hij op de avond voor het sterven van Jezus niet gezegd: "Wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?" (Joh. 14:5). Klaarblijkelijk is hij iemand die het leven ziet als een ellips, met twee brandpunten. de twee brandpunten van de ellips. Levens zijn niet mooi of afgerond maar vol breuken en scherven, tragische gebeurtenissen, opvattingen waar men in geloofde maar in de steek liet of vergat of verving door iets anders. Een mens gelooft niet altijd met even veel overtuiging. Soms wint het ongeloof het.

Ongeloof, zoals dat van Tomas, is niet alleen herkenbaar: het is misschien ook wel onmisbaar als correctie op een al te hoog gestemd geloof. Het mag dan ook een wonder heten, dat deze Tomas uiteindelijk toch weer gelovig wordt. Misschien is dat wel zo'n wonder zijn waar de evangelist op doelt wanneer hij schrijft dat Jezus nog veel meer wonderen gedaan, die niet in dit boek staan.

Wat is ervoor nodig om een scepticus, die de weg kwijt is deze weer te laten hervinden? Suggereert de evangelist dat het de anderen waren: degenen zijn die door Jezus tot leven zijn gekomen (wat dat dan ook betekent) - dat die Tomas in staat hebben gesteld om zijn twijfels af te leggen? Dat mensen, die uit ervaring weten dat alle pijn - als gevolg van de tragiek, het lijden, het onrecht, het verraad ook - kan worden overwonnen omdat ze de waarheid hebben zien oplichten met betrekking tot de vraag wat waarachtig mens-zijn inhoudt? Zou zo iemand in staat zijn om dat door te geven?

De leerlingen in wier leven Jezus als bevrijder is verschenen, doen zelfs geen poging om Tomas tot andere gedachten te brengen. Misschien ondat ze ook heel goed beseffen, dat iemand die in de put zit niet gebaat is met al die vaak zo goedbedoelde, maar te gemakkelijke raadgevingen: in de trant van: 'probeer het ook eens anders te zien'; 'er is nog altijd zoveel over aan mooie herinneringen'; of: 'tel toch je zegeningen en wees dankbaar dat je er zelf goed vanaf bent gekomen'.

"Als ik niet zèlf zie', zegt Tomas, 'de wonden; als ik niet zèlf voel de littekens: kan ik niet geloven." Zou het dan waar zijn, wat er in die Petrusbrief staat: dat alleen pijn, die we zelf ervaren, ons kan zuiveren; dat alleen onze eigen verlieservaringen ons de ogen kunnen openen voor Gods barmhartigheid?

Zou alleen God zèlf ons kunnen bevrijden: en is geloof een gave? Het liefst geloven we in autonomie, in zelfredzaamheid, in een geloof dat strookt met onze eigen gedachtengangen en plannen. Wie niet helemaal blind is laat zich maar moeilijk leiden door een blindengeleider. En zolang we ook nog maar enigszins vertrouwen op ons eigen kompas, is het ons wellicht onmogelijk om te leven op grond van Godsvertrouwen.

Is dat misschien ook wat een scepticus zoals Tomas parten speelt? Verwijst zijn 'de tweeling' zijn naar de mens, die steeds weer hinkt op twee gedachten?

Dat zou betekenen dat we terug moeten, naar het begin, de oerervaring: naar het besef dat we schepsel zijn; en dat daaraan inherent is dat we vergankelijk zijn. Ons leven is ingebed tussen geboorte en dood. En - ook al hebben we de neiging om daaraan voorbij te zien - je kunt pas echt van LEVEN spreken wanneer die twee verdisconteerd zijn in ons bestaan. Wie geboren wordt geacht zich uitgenodigd te weten om het leven te aanvaarden: om er te zijn, voluit. "Adam, kom tevoorschijn!" Wees er.
En wat het einde van ons bestaan betreft: Iemand zei ooit: "Ik kan nog niet sterven, want ik weet niet waartoe ik geleefd heb". Dat had hij nog steeds niet ontdekt: misschien wel omdat hij een leven lang een verkeerde vragen had gesteld; vragen, die het hem onmogelijk hadden gemaakt om op te staan, het leven te aanvaarden, en te ontdekken dat leven tegelijkertijd een opdracht, een mysterie en een geschenk is.

Dat betekent dan ook niet dat het in het leven altijd zo loopt als een mens het zich zou wensen. Er is veel tragiek waar niemand schuld aan heeft. Niettemin worden we uitgenodigd om te leven, toegewijd en vol aandacht:

op weg te gaan,
te luisteren naar wat spreekt
    vanuit een verborgenheid
uit te zien naar wat nog niet is
te gaan waar nog geen weg is -
gelokt door de wind
die ons tegemoet komt
vanuit ons onbekende doel.

Zo kunnen we iets nieuws beginnen
bouwen aan een stad
waar iedereen betrouwbaar is.
Dat is geen fantasie
maar de vrucht die besloten ligt
in het bestaan van mensen.

Herken je het zaad
waar Jezus over sprak?
Hoe het zich ontvouwt?
Vrucht draagt?

AMEN.


DE LEZINGEN:

I Petrus 1:3-9
3 Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop. 4 Er wacht u, die door Gods kracht wordt beschermd omdat u gelooft, in de hemel een onvergankelijke, ongerepte erfenis 5 die nooit verwelkt. U ziet de redding tegemoet, die aan het einde van de tijd zeker geopenbaard zal worden. 6 Verheug u hierover, ook al moet u nu tot uw verdriet nog een korte tijd allerlei beproevingen verduren. 7 Zo kan de echtheid blijken van uw geloof - zoveel kostbaarder dan vergankelijk goud, dat toch ook in het vuur wordt getoetst - en zo verwerft u lof, eer en roem wanneer Jezus Christus zich zal openbaren. 8 U hebt hem lief zonder hem ooit gezien te hebben; en zonder hem nu te zien gelooft u in hem en ervaart u een onuitsprekelijke, hemelse vreugde, 9 omdat u het einddoel van uw geloof bereikt: uw redding.

* Johannes 20:19-31

19 Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; ze hadden de deuren afgesloten, omdat ze bang waren voor de Joden. Jezus kwam in hun midden staan en zei: 'Ik wens jullie vrede!' 20 Na deze woorden toonde hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren blij omdat ze de Heer zagen. 21 Nog eens zei Jezus: 'Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.' 22 Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: 'Ontvang de heilige Geest. 23 Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.'
24 Een van de twaalf, Tomas (dat betekent 'tweeling'), was er niet bij toen Jezus kwam. 25 Toen de andere leerlingen hem vertelden: 'Wij hebben de Heer gezien!' zei hij: 'Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.' 26 Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. 'Ik wens jullie vrede!' zei hij, 27 en daarna richtte hij zich tot Tomas: 'Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.' 28 Tomas antwoordde: 'Mijn Heer, mijn God!' 29 Jezus zei tegen hem: 'Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.'
30 Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, 31 maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2011.