De 'etimasia' - een lege troon met het kruis en de
zweetdoek van Christus, het symbool van zijn afwezige maar toch
ook zo aanwezige tegenwoordigheid in de wereld, detail van het koepelmozaïek in de Orthodoxe doopkapel te Ravenna, 5de eeuw. |
![]() |
De lezingen waren:
Preek: 'Jezus in ons midden' (?)
DE LEZINGEN:
LEZINGEN:
Efeziers 5:13-16
Terug naar het begin van deze pagina
Efeziers 5:13-16
Jesaja 43:8-13
Johannes 21:1-14
Een hele nacht vissen en dan toch met lege handen staan:
Zonder enige twijfel verwijst dit naar de ontreddering, die
bij de leerlingen is ontstaan door de gebeurtenissen in
Jeruzalem. Je leest dat ook in het verhaal over de
Emmaùsgangers. Misschien kun je daar ook je eigen ervaringen
naast leggen: waar zijn we eigenlijk mee bezig? Waar winden we
ons over op? In de kerk? In ons leven? In ons gezin? En levert
het wat op? Vis als toespijs?
Hoe zou je moeten leven wil jouw leven van betekenis zijn? Wie
kent niet de twijfel: of je bestaan niet leeg is en van geen
betekenis? Ook de leerlingen van Jezus zullen zich hebben
afgevraagd: wat was mijn rol? Heb ik ook verraad gepleegd? Ben
ik mede schuldig? En: wat kwam er terecht van alle dromen en
idealen? En wat is er over van datgene waar ik in geloofde,
waar ik voor stond?
"Laat dit volk naar voren treden,
een blind volk, ook al heeft het ogen,
doof, ook al heeft het oren."
Een profetische oproep van alle tijden: om te getuigen. Maar
wat valt er te getuigen? Wat valt er te zeggen over Pasen,
over opstanding, over Jezus in ons midden?
In de kerkelijke traditie zijn er met name twee opvattingen
rond Pasen: een orthodoxe, die de opstanding letterlijk neemt
- vaak ingegeven door wat Paulus daarover schrijft in I
Corinthe 15; en een stroming die het Paasverhaal symbolisch
opvat. Het opstandingsverhaal wordt dan begrepen als een
ethisch appèl: zit niet bij de pakken neer, maar steek de
handen uit de mouwen, en zorg dat zoiets niet nog eens
gebeurt! Dit nooit meer! Juist in deze mei-dagen klinken zulke
woorden nogal eens bij het herdenken van de gruwelen uit de
tweede wereldoorlog. Wie niet opstandig wordt, geen verzet
pleegt, is mee verantwoordelijk: mede schuldig. Dat is ook de
kern van de zogenaamde bevrijdingstheologie: 'God heeft
mensenhanden nodig'. Daar is kritiek op gekomen: want hebben
we dan God nog wel nodig?
Zou er, naast deze twee visies, niet nog een derde visie op de
Paasverhalen denkbaar zijn? Het evangelieverhaal, dat we
vanochtend lazen, is duidelijk later aan het Johannesevangelie
toegevoegd. Misschien wel als een soort correctie op heersende
opvattingen. Het verhaal vertelt dat het nodig is om net het
over een andere boeg te gooien. Veel mensen staren zich blind
op het gegeven dat het leven zich afspeelt tussen de oevers
van geboorte en dood. Kan binnen die bedding ooit sprake zijn
van een zinvol leven?
Maar er is nog een andere oever. Mensen die oog hebben voor
die andere oever zijn blind en gedoemd om in duisternis te
leven. Al in de proloog brengt de evangelist deze blindheid
ter sprake. Maar wie in het licht wandelen hebben deel aan een
leven zonder dood. Hij bezigt daarbij weliswaar ook de term
'eeuwig leven', maar dat is misleidend voor wie vertrouwd zijn
met het Grieks-Romeinse denken. Want het woord 'eeuwig' klinkt
dan als een tijdsaanduiding, terwijl het in de Hebreeuwse
traditie - en ook bij Johannes - een kwaliteitsaanduiding is.
In het verhaal over de opwekking van Lazarus, waarin ook Jezus
spreekt over 'eeuwig leven' zegt Marta: 'Ik weet heer dat ten
laatsten dage mijn broer zal opstaan...' Maar Jezus corrigeert
haar: "Niet ten laatsten dage want ik, ik ben het eeuwige
leven". Hoe zouden we het net over een andere boeg kunnen
uitwerpen?
Ons kijken is doorgaans gericht op de wereld buiten ons. Het
nieuws, de feiten, de gebeurtenissen veraf en dichtbij; en
niet te vergeten: op de ontwikkelingen waarover we ons zorgen
maken. De lonen en de pensioenen. Wat er van de kinderen moet
worden, Wat ons nog te wachten staat. Dat zijn de dingen waar
we doorgaans druk over maken. Waar we amper tijd voor hebben
is om naar binnen te kijken; ons los te maken van de
buitenwereld; ons leeg te maken voor de ontmoeting met God. We
gunnen ons daar geen tijd voor: we leven in een maatschappij
waarin de klok eigenlijk het hele leven beheerst. Zonder klok
valt onze samenleving uit elkaar. Niets dus ten nadele van de
klokken. Maar als we ons leven zo laten beheersen door de klok
lopen we de kans dat we feitelijk steeds achter de dingen
aanlopen. Dat is geen leven. Dat maakt ons ook blind voor waar
het misschien werkelijk om gaat. Het gevaar bestaat dat we zo
ons 'zelf' kwijt raken, onze ziel - dat mysterieuze woord dat
verwijst naar ons innerlijk, onze individualiteit, het
landschap waarin de volle rijkdom van onze levensweg wordt
bewaard - en het wonder Gods schenkende liefde wordt ervaren.
De fundamentele ervaring van de werkelijkheid.
Eeuwig leven, zoals Johannes daarover schrijft, een leven
zonder dood, opent zich als mogelijkheid wanneer we de oever
ontwaren waarop Jezus verschijnt: waarop we Jezus ontwaren als
de mens die ons wijst op de leliën van het veld; op de
overvloed die ons ten deel valt - zonder dat we daarvoor ook
maar iets hoeven te doen: de vis staat al klaar; het brood is
voorhanden; en het vuur brandt al volop! We worden uitgenodigd
aan de maaltijd. Van een afstand herkennen de leerlingen niet
meteen wie hen wenkt. Is dat Jezus?
Hammarskjòld schrijft in zijn dagboek: "Het licht in je op: je
kon er net zo goed nooit zijn geweest. Met een vast loon,
bankboekje en portefeuille onder je arm, wordt evenwel
verondersteld, dat je jezelf als vanzelfsprekend beschouwt.
Wat je bent kan interesse wekken, niet dat je bent. Het
pensioen - niet de dood - is de beweeggrond van je denken
terwijl de dag duurt'. Suggereert hij hiermee, dat we veel
kostbare tijd verdoen door zo pragmatisch, zakelijk, efficient
en zorgelijk bezig te zijn?
Het verhaal van vanochtend houdt ons voor dat de zgn. autonome
mens niet snel tot het inzicht kan komen dat het ware geluk
doorgaans niet de vrucht is van je eigen inspanningen. Er is
veel tragiek waar niemand schuld aan heeft. En er is ook veel
ellende, die we over onszelf afroepen of die we elkaar
aandoen. En het geluk? Blijft de bron van het levensgeluk
doorgaans niet onzichtbaar juist door alle drukte en gedoe van
een samenleving, die zich geen tijd gunt voor inkeer. Is het
kenmerk van gelukservaringen niet vaak juist, dat we op iets
stuiten wat niet uit onszelf voortkomt? Maar wat voortkomt uit
het intensief ervaren van het mysterie van het 'er zijn'? Zou
het niet zo kunnen zijn dat we pas, wanneer we onze ware
rijkdom ontdekken, we ook pas dan God gaan herkennen als de
gastheer aan de overkant?
Leven zonder dood: daarvan kan alleen sprake zijn wanneer we
in staat zijn om het het leven, zoals het ons gegeven is, te
aanvaarden: geborgen in de tijd, tussen geboorte en
levenseinde. Want in de goddelijke genade ligt ook die
geborgenheid besloten. Wie geboren wordt weet zich daarmee
uitgenodigd om er te zijn. "Adam, kom tevoorschijn!" Wees er!
En als het levenseinde zich aandient? Iemand zei ooit: "Ik kan
nog niet sterven, want ik weet niet waartoe ik geleefd heb".
Hij had het wellicht nog steeds niet ontdekt omdat hij het net
over de verkeerde boeg had uitgeworpen; omdat hij altijd
verkeerde vragen had gesteld. Want is leven in het licht niet
juist leven vanuit het besef dat de mens genodigd is; te gast;
zich mag verheugen in Gods weldaden?
Dat betekent overigens niet dat het in het leven altijd zo
loopt als een mens het zich zou wensen. Er is, zoals gezegd,
veel tragiek waar niemand schuld aan heeft. Maar dat neemt
niet weg dat leven is:
op weg gaan
luisteren naar wat spreekt
vanuit een verborgenheid
uitzien naar wat nog niet is
gaan waar nog geen weg is -
gelokt door de wind
die ons tegemoet komt
vanuit ons onbekende doel,
de grond waarop wij staan
vertrouwen.
Zo kun je bouwen aan een stad
waar iedereen oprecht is
en betrouwbaar.
Dat is geen rijk van fantasie
maar de vrucht die besloten ligt
in het bestaan van mensen.
Herken je hoe het zaad
waar Jezus over sprak
zich ontvouwt?
Opbloeit?
Vrucht draagt?
AMEN.
Alles wat door het licht ontmaskerd wordt wordt openbaar.
Daarom staat er: 'Ontwaak uit uw slaap, sta op uit de dood, en
Christus zal over u stralen'. Gebruik uw dagen goed, want we
leven in een slechte tijd.
Jesaja 43: 8-13
8 Laat dit volk naar voren treden,
een blind volk, ook al heeft het ogen,
doof, ook al heeft het oren.
9 Alle volken zullen zich verzamelen,
alle naties komen bijeen.
Wie van hun goden heeft aangekondigd
wat eertijds nog te gebeuren stond?
Laten zij getuigen leveren om hun gelijk te bewijzen,
opdat ieder die hen hoort zal zeggen: 'Het is zo!'
10 Mijn getuige zijn jullie - spreekt de HEER -,
mijn dienaar, die ik uitgekozen heb
opdat jullie mij zouden kennen en vertrouwen,
en zouden inzien dat ik het ben.
Vóór mij is er geen god gevormd,
en na mij zal er geen zijn.
11 Ik, ík ben de HEER!
Buiten mij is er niemand die redt.
12 Ik heb redding aangekondigd en redding gebracht,
jullie hoorden het van mij, niet van een vreemde.
Jullie zijn mijn getuige - spreekt de HEER -,
dat ik werkelijk God ben
13 en dat ik blijf wat ik ben.
Johannes 21:1-14
1 Hierna verscheen Jezus weer aan de leerlingen, nu bij het
Meer van Tiberias. Dat gebeurde als volgt. 2 Bij het meer
waren Simon Petrus en Tomas (dat betekent 'tweeling'),
Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeùs en nog
twee andere leerlingen. 3 Petrus zei: 'Ik ga vissen.' 'Wij
gaan met je mee,' zeiden de anderen. Ze stapten in de boot,
maar de hele nacht vingen ze niets. 4 Toen het al ochtend
werd, stond Jezus op de oever, al wisten de leerlingen niet
dat het Jezus was. 5 Hij riep: 'Hebben jullie soms iets te
eten?' 'Nee,' antwoordden ze. 6 'Gooi het net aan stuurboord
uit,' riep Jezus, 'dan lukt het wel.' Ze wierpen het net uit
en er zat zo veel vis in dat ze het niet omhoog konden
trekken. 7 De leerling van wie Jezus hield zei tegen Petrus:
'Het is de Heer!' Zodra Simon Petrus dat hoorde, schortte hij
zijn bovenkleed op - meer had hij niet aan - en sprong in het
water. 8 De andere leerlingen kwamen met de boot en sleepten
het net vol vis achter zich aan. Ze waren niet ver van de
oever, ongeveer tweehonderd el. 9 Toen ze aan land kwamen
zagen ze een vuurtje met vis erop en brood. 10 Jezus zei:
'Breng ook wat van de vis die jullie net gevangen hebben.' 11
Simon Petrus ging weer aan boord en trok het net aan land. Het
zat vol grote vissen, welgeteld honderddrieënvijftig, en toch
scheurde het niet. 12 Jezus zei tegen hen: 'Kom, eet iets.'
Geen van de leerlingen durfde hem te vragen wie hij was, ze
begrepen dat het de Heer was. 13 Jezus nam het brood en gaf
hun ervan, en hij gaf hun ook vis. 14 Dit was al de derde keer
dat Jezus aan de leerlingen verscheen nadat hij uit de dood
was opgestaan.
Reactie? Zend een E-mail