De 'etimasia' - een lege troon met het kruis en de zweetdoek van Christus, het symbool van zijn afwezige maar toch ook zo aanwezige tegenwoordigheid in de wereld,
detail van het koepelmozaïek in de Orthodoxe doopkapel te Ravenna,
5de eeuw.

Preek gehouden in de dienst van de Doopgezinde en Remonstrantse gemeente te Deventer, op zondag 8 mei 2011

De lezingen waren:
Efeziers 5:13-16
Jesaja 43:8-13
Johannes 21:1-14

Preek: 'Jezus in ons midden' (?)

Een hele nacht vissen en dan toch met lege handen staan: Zonder enige twijfel verwijst dit naar de ontreddering, die bij de leerlingen is ontstaan door de gebeurtenissen in Jeruzalem. Je leest dat ook in het verhaal over de Emmaùsgangers. Misschien kun je daar ook je eigen ervaringen naast leggen: waar zijn we eigenlijk mee bezig? Waar winden we ons over op? In de kerk? In ons leven? In ons gezin? En levert het wat op? Vis als toespijs?

Hoe zou je moeten leven wil jouw leven van betekenis zijn? Wie kent niet de twijfel: of je bestaan niet leeg is en van geen betekenis? Ook de leerlingen van Jezus zullen zich hebben afgevraagd: wat was mijn rol? Heb ik ook verraad gepleegd? Ben ik mede schuldig? En: wat kwam er terecht van alle dromen en idealen? En wat is er over van datgene waar ik in geloofde, waar ik voor stond?

"Laat dit volk naar voren treden,
een blind volk, ook al heeft het ogen,
doof, ook al heeft het oren."

Een profetische oproep van alle tijden: om te getuigen. Maar wat valt er te getuigen? Wat valt er te zeggen over Pasen, over opstanding, over Jezus in ons midden?

In de kerkelijke traditie zijn er met name twee opvattingen rond Pasen: een orthodoxe, die de opstanding letterlijk neemt - vaak ingegeven door wat Paulus daarover schrijft in I Corinthe 15; en een stroming die het Paasverhaal symbolisch opvat. Het opstandingsverhaal wordt dan begrepen als een ethisch appèl: zit niet bij de pakken neer, maar steek de handen uit de mouwen, en zorg dat zoiets niet nog eens gebeurt! Dit nooit meer! Juist in deze mei-dagen klinken zulke woorden nogal eens bij het herdenken van de gruwelen uit de tweede wereldoorlog. Wie niet opstandig wordt, geen verzet pleegt, is mee verantwoordelijk: mede schuldig. Dat is ook de kern van de zogenaamde bevrijdingstheologie: 'God heeft mensenhanden nodig'. Daar is kritiek op gekomen: want hebben we dan God nog wel nodig?

Zou er, naast deze twee visies, niet nog een derde visie op de Paasverhalen denkbaar zijn? Het evangelieverhaal, dat we vanochtend lazen, is duidelijk later aan het Johannesevangelie toegevoegd. Misschien wel als een soort correctie op heersende opvattingen. Het verhaal vertelt dat het nodig is om net het over een andere boeg te gooien. Veel mensen staren zich blind op het gegeven dat het leven zich afspeelt tussen de oevers van geboorte en dood. Kan binnen die bedding ooit sprake zijn van een zinvol leven?

Maar er is nog een andere oever. Mensen die oog hebben voor die andere oever zijn blind en gedoemd om in duisternis te leven. Al in de proloog brengt de evangelist deze blindheid ter sprake. Maar wie in het licht wandelen hebben deel aan een leven zonder dood. Hij bezigt daarbij weliswaar ook de term 'eeuwig leven', maar dat is misleidend voor wie vertrouwd zijn met het Grieks-Romeinse denken. Want het woord 'eeuwig' klinkt dan als een tijdsaanduiding, terwijl het in de Hebreeuwse traditie - en ook bij Johannes - een kwaliteitsaanduiding is.

In het verhaal over de opwekking van Lazarus, waarin ook Jezus spreekt over 'eeuwig leven' zegt Marta: 'Ik weet heer dat ten laatsten dage mijn broer zal opstaan...' Maar Jezus corrigeert haar: "Niet ten laatsten dage want ik, ik ben het eeuwige leven". Hoe zouden we het net over een andere boeg kunnen uitwerpen?

Ons kijken is doorgaans gericht op de wereld buiten ons. Het nieuws, de feiten, de gebeurtenissen veraf en dichtbij; en niet te vergeten: op de ontwikkelingen waarover we ons zorgen maken. De lonen en de pensioenen. Wat er van de kinderen moet worden, Wat ons nog te wachten staat. Dat zijn de dingen waar we doorgaans druk over maken. Waar we amper tijd voor hebben is om naar binnen te kijken; ons los te maken van de buitenwereld; ons leeg te maken voor de ontmoeting met God. We gunnen ons daar geen tijd voor: we leven in een maatschappij waarin de klok eigenlijk het hele leven beheerst. Zonder klok valt onze samenleving uit elkaar. Niets dus ten nadele van de klokken. Maar als we ons leven zo laten beheersen door de klok lopen we de kans dat we feitelijk steeds achter de dingen aanlopen. Dat is geen leven. Dat maakt ons ook blind voor waar het misschien werkelijk om gaat. Het gevaar bestaat dat we zo ons 'zelf' kwijt raken, onze ziel - dat mysterieuze woord dat verwijst naar ons innerlijk, onze individualiteit, het landschap waarin de volle rijkdom van onze levensweg wordt bewaard - en het wonder Gods schenkende liefde wordt ervaren. De fundamentele ervaring van de werkelijkheid.

Eeuwig leven, zoals Johannes daarover schrijft, een leven zonder dood, opent zich als mogelijkheid wanneer we de oever ontwaren waarop Jezus verschijnt: waarop we Jezus ontwaren als de mens die ons wijst op de leliën van het veld; op de overvloed die ons ten deel valt - zonder dat we daarvoor ook maar iets hoeven te doen: de vis staat al klaar; het brood is voorhanden; en het vuur brandt al volop! We worden uitgenodigd aan de maaltijd. Van een afstand herkennen de leerlingen niet meteen wie hen wenkt. Is dat Jezus?

Hammarskjòld schrijft in zijn dagboek: "Het licht in je op: je kon er net zo goed nooit zijn geweest. Met een vast loon, bankboekje en portefeuille onder je arm, wordt evenwel verondersteld, dat je jezelf als vanzelfsprekend beschouwt. Wat je bent kan interesse wekken, niet dat je bent. Het pensioen - niet de dood - is de beweeggrond van je denken terwijl de dag duurt'. Suggereert hij hiermee, dat we veel kostbare tijd verdoen door zo pragmatisch, zakelijk, efficient en zorgelijk bezig te zijn?

Het verhaal van vanochtend houdt ons voor dat de zgn. autonome mens niet snel tot het inzicht kan komen dat het ware geluk doorgaans niet de vrucht is van je eigen inspanningen. Er is veel tragiek waar niemand schuld aan heeft. En er is ook veel ellende, die we over onszelf afroepen of die we elkaar aandoen. En het geluk? Blijft de bron van het levensgeluk doorgaans niet onzichtbaar juist door alle drukte en gedoe van een samenleving, die zich geen tijd gunt voor inkeer. Is het kenmerk van gelukservaringen niet vaak juist, dat we op iets stuiten wat niet uit onszelf voortkomt? Maar wat voortkomt uit het intensief ervaren van het mysterie van het 'er zijn'? Zou het niet zo kunnen zijn dat we pas, wanneer we onze ware rijkdom ontdekken, we ook pas dan God gaan herkennen als de gastheer aan de overkant?

Leven zonder dood: daarvan kan alleen sprake zijn wanneer we in staat zijn om het het leven, zoals het ons gegeven is, te aanvaarden: geborgen in de tijd, tussen geboorte en levenseinde. Want in de goddelijke genade ligt ook die geborgenheid besloten. Wie geboren wordt weet zich daarmee uitgenodigd om er te zijn. "Adam, kom tevoorschijn!" Wees er!
En als het levenseinde zich aandient? Iemand zei ooit: "Ik kan nog niet sterven, want ik weet niet waartoe ik geleefd heb". Hij had het wellicht nog steeds niet ontdekt omdat hij het net over de verkeerde boeg had uitgeworpen; omdat hij altijd verkeerde vragen had gesteld. Want is leven in het licht niet juist leven vanuit het besef dat de mens genodigd is; te gast; zich mag verheugen in Gods weldaden?

Dat betekent overigens niet dat het in het leven altijd zo loopt als een mens het zich zou wensen. Er is, zoals gezegd, veel tragiek waar niemand schuld aan heeft. Maar dat neemt niet weg dat leven is:

op weg gaan
luisteren naar wat spreekt
vanuit een verborgenheid
uitzien naar wat nog niet is
gaan waar nog geen weg is -
gelokt door de wind
die ons tegemoet komt
vanuit ons onbekende doel,
de grond waarop wij staan
vertrouwen.

Zo kun je bouwen aan een stad
waar iedereen oprecht is
en betrouwbaar.

Dat is geen rijk van fantasie
maar de vrucht die besloten ligt
in het bestaan van mensen.

Herken je hoe het zaad
waar Jezus over sprak
zich ontvouwt?
Opbloeit?
Vrucht draagt?

AMEN.


DE LEZINGEN: LEZINGEN:

Efeziers 5:13-16
Alles wat door het licht ontmaskerd wordt wordt openbaar. Daarom staat er: 'Ontwaak uit uw slaap, sta op uit de dood, en Christus zal over u stralen'. Gebruik uw dagen goed, want we leven in een slechte tijd.

Jesaja 43: 8-13
8 Laat dit volk naar voren treden,
een blind volk, ook al heeft het ogen,
doof, ook al heeft het oren.
9 Alle volken zullen zich verzamelen,
alle naties komen bijeen.
Wie van hun goden heeft aangekondigd
wat eertijds nog te gebeuren stond?
Laten zij getuigen leveren om hun gelijk te bewijzen,
opdat ieder die hen hoort zal zeggen: 'Het is zo!'
10 Mijn getuige zijn jullie - spreekt de HEER -,
mijn dienaar, die ik uitgekozen heb
opdat jullie mij zouden kennen en vertrouwen,
en zouden inzien dat ik het ben.
Vóór mij is er geen god gevormd,
en na mij zal er geen zijn.
11 Ik, ík ben de HEER!
Buiten mij is er niemand die redt.
12 Ik heb redding aangekondigd en redding gebracht,
jullie hoorden het van mij, niet van een vreemde.
Jullie zijn mijn getuige - spreekt de HEER -,
dat ik werkelijk God ben
13 en dat ik blijf wat ik ben.

Johannes 21:1-14
1 Hierna verscheen Jezus weer aan de leerlingen, nu bij het Meer van Tiberias. Dat gebeurde als volgt. 2 Bij het meer waren Simon Petrus en Tomas (dat betekent 'tweeling'), Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeùs en nog twee andere leerlingen. 3 Petrus zei: 'Ik ga vissen.' 'Wij gaan met je mee,' zeiden de anderen. Ze stapten in de boot, maar de hele nacht vingen ze niets. 4 Toen het al ochtend werd, stond Jezus op de oever, al wisten de leerlingen niet dat het Jezus was. 5 Hij riep: 'Hebben jullie soms iets te eten?' 'Nee,' antwoordden ze. 6 'Gooi het net aan stuurboord uit,' riep Jezus, 'dan lukt het wel.' Ze wierpen het net uit en er zat zo veel vis in dat ze het niet omhoog konden trekken. 7 De leerling van wie Jezus hield zei tegen Petrus: 'Het is de Heer!' Zodra Simon Petrus dat hoorde, schortte hij zijn bovenkleed op - meer had hij niet aan - en sprong in het water. 8 De andere leerlingen kwamen met de boot en sleepten het net vol vis achter zich aan. Ze waren niet ver van de oever, ongeveer tweehonderd el. 9 Toen ze aan land kwamen zagen ze een vuurtje met vis erop en brood. 10 Jezus zei: 'Breng ook wat van de vis die jullie net gevangen hebben.' 11 Simon Petrus ging weer aan boord en trok het net aan land. Het zat vol grote vissen, welgeteld honderddrieënvijftig, en toch scheurde het niet. 12 Jezus zei tegen hen: 'Kom, eet iets.' Geen van de leerlingen durfde hem te vragen wie hij was, ze begrepen dat het de Heer was. 13 Jezus nam het brood en gaf hun ervan, en hij gaf hun ook vis. 14 Dit was al de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen nadat hij uit de dood was opgestaan.


Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail