Het kwaad,
decoratie van de Romaanse kerk in Aulney-de-Saintonge,
12de eeuw.

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse gemeente te Doesburg op zondag, 10 juli 2011

De lezingen waren:
Jesaja 55:6-11
Matteüs 13:1-3.18-23

De gelijkenis van de zaaier

Dikwijls is deze gelijkenis beluisterd als een gewetensvraag: hoe zit het eigenlijk met jou? Wortelt het evangelie wel in jouw leven? Krijgt het een kans? Krijgt het zaad de kans om te ontkiemen en uit te groeien en uiteindelijk vrucht te dragen?
Of speelt het in je leven amper een rol? Ben jij zo iemand die wel warm kan lopen voor de goede zaak, maar dan toch ook betrekkelijk snel al weer overgaat tot de orde van de dag?
Een pragmatisch ingesteld persoon?

Zo kun je inderdaad naar deze gelijkenis luisteren. Maar bij voorbaat staat dan al wel vast dat er iets niet deugt. In Calvinistische kringen is deze gelijkenis van het zaad vaak zo, op een dergelijke moralistiserende manier gelezen. Gebruikt - of zouden we moeten misbruikt? Want: op deze manier wordt van Jezus een zedenmeester gemaakt; en daarbij kun je je afvragen of dit niet op gespannen voet staat met het beeld dat hij een goede herder is, vervuld van liefdevolle aandacht voor mensen.

"Zie: een zaaier ging uit om te zaaien". Met die openingszin lijkt alle nadruk te liggen op de zaaier. Men heeft in het verleden dan wel vaak verondersteld dat met de zaaier Jezus is bedoeld, en met het zaad zijn boodschap van het Koninkrijk, maar je kunt ook anders lezen. Het niet heel goed zo kunnen zijn dat Jezus met die zaaier juist gewone mensen op het oog had (zoals u en ik) die niets liever willen dan een vruchtbaar en zinvol bestaan? Dat willen we toch allemaal? Aan goede wil ontbreekt het doorgaans niet. Je zet je in en doet er alles aan om van je leven iets goeds te maken. Van betekenis te zijn. Bijvoorbeeld door er te zijn voor anderen, hen bij te staan als dat nodig is, hen te troosten of een hart onder de riem te steken.

De tragiek van het leven is dat dit, ondanks alle goede wil, nogal eens mislukt. Vaak blijkt er geen zegen te rusten op wat je doet. Alle goede bedoelingen ten spijt moeten we dan constateren dat de dingen vaak heel anders uitpakken dan we het ons zouden wensen. Levens zijn doorgaans niet heel en gaaf; en verlopen niet volgens plan. Dikwijls hoeven we dat onszelf ook niet te verwijten: want er is nu eenmaal veel tragiek waar niemand wat aan kan doen, veroorzaakt door factoren, die we niet in de hand hebben.

Volgens de oude Grieken zijn het vaak de goden die de zaak bederven; uit jaloezie of uit wrok confronteren zij de mensen met ellende; alleen hun favorieten - de helden - willen ze nog wel eens bijstaan. Maar uit de oude mythen blijkt ook, dat zelfs de goden niet alles konden. Ook zij waren onderworpen aan het lot.

In de Christelijke theologie is sprake van Gods almacht. Maar de veronderstelling, dat God almachtig is, leidt tot welhaast onoplosbare problemen. Want hoe zit het dan met het kwaad dat mensen treft? Is God wel eerlijk? En is Gods liefde voor mensen wel geloofwaardig? Immers: als God almachtig zou zijn, dan zou Hij zoveel ellende toch niet toelaten? Met name na de tweede wereldoorlog heeft deze vraag een belangrijke rol gespeeld in het geloofsleven van mensen: waar was God bij de moord op die miljoenen mensen? En waarom kregen de moordenaars kans om te ontkomen? Voor veel mensen was, wat er in die jaren is gebeurd, een reden om de kerk de rug toe te keren. Wie dat niet deden beseften, dat we ons opnieuw dienen te bezinnen met betrekking tot de manier waarop je wel en niet over God kunt spreken.

De problematiek van het kwaad was overigens niet nieuw: ook in de bijbel vinden we tal van uitspraken waaruit blijkt, dat mensen zich het hoofd gebroken hebben over de wisselvalligheid van de geschiedenis. Vandaar dat er al in het Oude Testament regelmatig sprake is van God, die berouw heeft, spijt heeft, en soms ineens ontdekt dat er op aarde dingen gebeuren die Hij niet wil. Het beeld is dan, dat de God van het oude Israël een god is die dan ingrijpt, nieuwe kansen schept en zo uitkomst biedt uit de benarde situatie die is ontstaan. "Denk niet meer aan vroeger, want zie: Ik maak alle dingen nieuw!" - heet het, bij Jesaja.

"Een zaaier ging uit om te zaaien". Maar helaas: ook mensen van goede wil raken vaak gefrustreerd door alles wat er onder hun handen afbreekt.

Jezus zegt: er zijn vogels die het zaad opeten; je woorden worden vaak niet begrepen of verdraaid; je bedoelingen worden niet opgepikt; en je gebaren misverstaan; ja, zelfs aan je intenties wordt wel getwijfeld. Zou Jezus uit eigen ervaring spreken?

Jezus zegt: er is rotsbodem: veel mensen hebben vaak alleen belangstelling voor geld, goed en zekerheden. Zijn begerig naar macht, status en andere aardse zaken. Egocentrisch ook. En staan daarom niet open voor de diepere en hogere zaken: de vraag naar wat er 'heilig' is, wat er 'zuiver' is, wat wel of niet menswaardig, en wat er leeft aan noden en behoeften, aan diepe verlangens - bij anderen, maar ook bij henzelf: ze gunnen zich geen tijd om werkelijk na te denken over prioriteiten en op zoek te gaan naar wat nu feitelijk richting geeft aan hun leven.

Jezus zegt: er zijn distels die het zaad verstikken: mensen die jou overschaduwen, waar je niet tegenop kunt. Mensen die jou willen doen geloven dat je niets voorstelt en dat er van alles aan je mankeert; mensen die jou onmondig willen maken en maar het liefst je het zwijgen opleggen. Omdat je hen in de weg zit. De erkenning die je verdient krijg je van hen niet. Zo kan het gebeuren dat je gaat twijfelen aan jezelf.

Zo staat Jezus uitvoerig stil bij de mogelijke oorzaken van het mislukken van de oogst. Zo kun je de gelijkenis dus ook lezen: in de beelden, die Jezus ons aanreikt, zijn begrip herkennen voor de menselijke situatie. Misschien spreekt hij wel uit ervaring.

Je kunt die beelden op je laten inwerken en je afvragen: wat zijn in mijn eigen leven de vogels, de distels en de steenklompen en de vogels die mij frustreren? En hoe ga ik daarmee om? Je zult dan waarschijnlijk tot de conclusie komen dat het niet alleen anderen zijn, die de oogst vertrappen. Misschien is de bron, die moet voorkomen dat het zaad verdroogt, wel verstopt geraakt, toegedekt door steenklompen, of overwoekerd door distels. Zorgen we wel goed voor de akker van onze ziel?

Want één ding moge duidelijk zijn: het zaad dat zijn wij zelf. Waar het op aankomt is, dat we ons de tijd en de rust gunnen om de verborgenheid van waaruit ons leven wordt gevoed, terugvinden. Bij Jesaja heet het: "Zoek de HEER nu hij zich laat vinden, roep Hem terwijl Hij nabij is". Het devies zou dan ook kunnen zijn: "Trek je terug in stilte: dan zul je de Stem horen die vanuit de verborgenheid aan jouw leven richting geeft.

In dit verband wordt wel eens gesproeken over de levensweg en leiding: we zouden het beeld van de weg verkeerd begrijpen wanneer we zouden denken dat het een soort routekaart is. Het beeld van de weg verwijst vooral naar het levensproces: wegen gaan dwars door allerhande landschappen; het meest wonderbaarlijke van het leven is de ervaring dat je ergens doorheen kunt gaan. Het landschap schikt zich niet naar onze wensen; soms worden we verrast door onvermoede vergezichten, waarvan we kunnen genieten; maar soms ook voert de weg door een diep dal. Maar - hoe het ook zij - altijd worden we uitgenodigd om verder te gaan. Is dat niet waarnaar wordt verwezen wanneer gesproken wordt over een schepper-God?

"Leiding" in je leven betekent dan ook niet, dat de bestemming van tevoren vast ligt; maar wel dat we erop mogen vertrouwen dat er altijd weer nieuwe kansen en mogelijkheden zijn; maar dat we die alleen ontwaren, wanneer we oog hebben voor de de hand van de Schepper: God is van uur tot uur met ons bezig.
Misschien herken je dat pas bij het ouder worden:

Het voorrecht
van ouder worden
is
dat je dieper wortelt
als een boom aan een beek

je moet wel
als de bedding
droog valt
zoek je naar water

raak je dieper geworteld
meer verbonden
met de aarde
als een boom
aan een beek.

(L. Marijnissen)
AMEN.


DE LEZINGEN:

Jesaja 55:
6 Zoek de HEER nu hij zich laat vinden,
roep hem terwijl hij nabij is.
7 Laat de goddeloze zijn slechte weg verlaten,
laat de onrechtvaardige zijn snode plannen herzien.
Laat hij terugkeren naar de HEER,
die zich over hem zal ontfermen;
laat hij terugkeren naar onze God,
die hem ruimhartig zal vergeven.
8 Mijn plannen zijn niet jullie plannen,
en jullie wegen zijn niet mijn wegen spreekt de HEER.
9 Want zo hoog als de hemel is boven de aarde,
zo ver gaan mijn wegen jullie wegen te boven,
en mijn plannen jullie plannen.

10 Zoals regen of sneeuw neerdaalt uit de hemel
en daarheen niet terugkeert
zonder eerst de aarde te doordrenken,
haar te bevruchten en te laten gedijen,
zodat er zaad is om te zaaien en brood om te eten
11 zo geldt dit ook voor het woord
dat voortkomt uit mijn mond:
het keert niet vruchteloos naar mij terug,
niet zonder eerst te doen wat ik wil
en te volbrengen wat ik gebied.

Matteüs 13:
1 Op die dag ging Jezus het huis uit en Hij zat bij de zee. 2 Er kwam een grote mensenmassa om hem heenstaan, en daarom ging Hij in een boot zitten, terwijl de menigte op de oever bleef. 3 En Hij sprak tot hen vele dingen in gelijkenissen: 'Zie, een zaaier ging uit om te zaaien. En bij het zaaien viel een deel langs de weg en de vogels kwamen en aten het op. Een ander deel viel op de steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had, en terstond schoot het op, omdat het geen diepe aarde had, maar toen de zon opkwam verschroeide het en omdat het geen wortel had, verdorde het. Een ander deel viel op de dorens en de dorens kwamen op en verstikten het. Een ander deel viel in goede aarde en het gaf vrucht, deels honderd , deels zestig , deels dertigvoudig. Wie oren heeft, die hore!

18 Hoor en begrijp dan nu de gelijkenis van de zaaier. 19 Bij ieder die het woord van het koninkrijk hoort maar het niet verstaat, komt de boze en rooft wat in zijn hart is gezaaid; dat is de langs de weg gezaaide. 20 Het op rotsachtige grond gezaaide is hij, die het woord hoort en het meteen met vreugde in zich opneemt. 21 Maar hij heeft geen wortel in zich, want hij is iemand van het ogenblik. Wordt hij op de proef gesteld, vervolgd vanwege het woord, dan komt hij terstond ten val. 22 De in dorens gezaaide is hij die het woord hoort en bij wie de zorg om het dagelijkse bestaan en het bedrog van de rijkdom het woord verstikt, zodat het zonder vrucht blijft. 23 De in goede grond gezaaide is hij die het woord hoort en verstaat, en die dan ook rijkelijk vrucht draagt, deels honderd-, deels zestig- en deels dertigvoudig.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2011.