Christus en de Kanaänitische vrouw,
olieverf op paneel,
Pieter Lastman,
Rijksmuseum Amsterdam.

Preek gehouden in de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Zwolle op zondag, 14 augustus 2011.

De lezingen waren:
Jesaja 56:1-7
Matteüs 15:21-28

DE KANANIETISCHE VROUW
Jezus trok vandaar weg: zo begint het verhaal dat we zojuist lazen. Dit wegtrekken volgt op een serie ontluisterende ervaringen. Johannes de Doper wordt vermoord. Grote scharen mensen, afkomstig uit de steden, zijn er erbarmelijk aan toe. Twistgesprekken met Farizeeën en schriftgeleerden over voorschriften en leefregels ontlokken Jezus een citaat uit Jesaja: "Dit volk eert GOD met de lippen, maar hun hart is verre van GOD". En als het gaat over spijsvoorschriften zegt Jezus: "Niet wat de mond ingaat, maar wat uit de mond komt is onrein."

Na dit alles trekt Jezus vandaar weg; zoals eens, lang geleden, Elia deed: naar de omgeving van Tyrus en Sidon, twee Phoenicische steden aan zee; Tyrus ligt op een rots, zo'n 500 meter vóór de kust. De grote profeten uit het OT hadden voor die steden geen goed woord over. Het was heidens gebied. Een soort Sodom en Gomorra. Volgens Marcus zoekt Jezus er de anonimiteit op. Misschien wel om zich te bezinnen op de situatie, die is ontstaan; op de vraag: is dit nou mijn levensopdracht?

Maar helaas: als het was om er rust te vinden dan komt hij bedrogen uit; want al snel blijkt dat hij ook daar al geen onbekende meer is. Hij wordt nageroepen door een Kanaänitische vrouw, die klaarblijkelijk over hem heeft horen spreken en die dus weet wie hij is.

De woorden 'Kanaän' en 'Kanaänitisch' waren in die tijd al niet meer in gebruik; klaarblijkelijk zijn die in dit verband dan ook bedoeld als een verwijzing naar het OT, naar het land Kanaän: het beloofde land. De oorspronkelijke bewoners, de Kanaänieten, moesten daar gewoon maar weg wezen. Plaats maken voor Israël.

Dit lijkt actueel: het doet wat denken aan wat er op dit moment gebeurt met de Palestijnen: wegwezen jullie; want in de hemel is besloten, dat dit gebied vanaf nu opnieuw ons land is! Wij hebben de oudste rechten!

Over het verhaal, dat we vanochtend lazen, zijn dan ook nogal wat preken te vinden waarin wordt bepleit dat de aanspraken van de bevoorrechte positie van het huidige Israël moeten worden erkend: zoals dat destijds ook door deze Kanaänitische vrouw gebeurde. Dit laat ik nu verder maar rusten: omdat het te zot is voor woorden.
===

Dit neemt overigens niet weg, dat het verhaal - ook los van deze verwerpelijke interpretatie - ons niet sympathiek in de oren klinkt. Dat zit met name in hetgeen verteld wordt over Jezus. Een vrouw roept: ja, ze schreeuwt het uit. De nood is hoog, en bestaat daaruit dat ze een dochter heeft die gedemoniseerd wordt.

En Jezus? Jezus reageert niet op het schreeuwen van de vrouw. Hij zwijgt. Negeert haar. Dat zouden we toch niet verwachten!
We willen Jezus toch graag zien als een goede herder, met een warm hart voor mensen in nood, altijd bereid om zich tot het uiterste voor hen in te zetten. Hier wordt dit beeld verstoord!

"Heer, erbarm U", roept de vrouw, met de woorden van wat misschien wel het oudste gebed is van de kerk. Maar het antwoord van Jezus bestaat uit zwijgen. In plaats van tot haar richt hij zich tot zijn leerlingen. Alsof zij lucht is. Voor haar is dat net zoiets als wanneer de dokter zegt: "Mevrouw, ik kan niets voor u doen. Val me toch niet langer lastig! Ik heb wel wat anders aan mijn hoofd!" Botter kan het bijna niet.

Waarom is deze traditie in de bijbel blijven staan? Er is zoveel aan teksten geschaafd; er is zoveel glad gestreken; er zijn zoveel ongerechtigheden weggemoffeld! Men had toch ook dit verhaal wel zodanig kunnen manipuleren dat het meer aanvaardbaar, geloofwaardig zou zijn? Meer in overeenstemming met het beeld van Jezus als een goede herder? Nota bene: net hieraan vooraf lees je nog over Jezus die met ontferming is bewogen om die grote groepen mensen zonder herder! En is er sprake van een wonderbaarlijke spijziging en de genezing van alle zieken. Waarom dan nu dit verhaal?
===

De vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden. Men heeft dat wel geprobeerd, op verschillende manieren.
1. Men heeft gezegd: het verhaal is een leergesprek. Het draait in feite om een boodschap voor de leerlingen.
2. Men heeft gezegd: Jezus is moe en ontgoocheld - na de moord op Johannes en al die tegenkrachten en negatieve ervaringen. Het verhaal laat zien dat Jezus ook maar een mens is, die worstelt met het geloof en met vragen rond zijn levensopdracht. Vandaar ook die wat vragend bedoelde uitspraak 'Ik ben toch gekomen voor de verdwaalde schapen van het volk Israël?'
3. Men heeft gezegd: het verhaal weerspiegelt een dilemma uit latere tijd toen de eerste Joods-Christelijke gemeenten zich afvroegen of het evangelie ook bestemd was voor de heidenen! 4. Men heeft gezegd: het verhaal is illustratief voor wat Jezus even tevoren heeft gezegd toen het over onreinheid ging en hij tegen de schriftgeleerden zei dat niet wat de mond ingaat onrein is, maar wat er uit de mond komt. Dat zou zijn zwijgen verklaren.

Geen van deze verklaringen is bevredigend. Misschien is er ook wel niet een verklaring, die geheel bevredigend is. Maar ik denk toch dat - wil een verklaring enigszins acceptabel zijn - die zal moeten uitgaan van de gedachte dat het in dit verhaal toch gaat om de vrouw, van wie Jezus zegt dat zij zo'n groot geloof heeft. Zij is de hoofdpersoon.
===

Zo ziet ook Luther dat - getuige een preek die hij eens over dit verhaal hield: het geloof van de vrouw wordt, zo stelt Luther, wordt op de proef gesteld. Zij gelooft klaarblijkelijk in Jezus. Dat staat voorop. En dat blijkt ook wel uit de wijze waarop zij Jezus aanspreekt: als Meester; en Zoon van David. Daarmee erkent zij zijn Messianiteit. Terwijl ze toch alleen maar bij geruchte over hem vernomen heeft: over zijn waarheid, die te maken heeft met het rijk van God, waarin plaats is voor iedereen. Dat beweegt haar om zich tot hem te wenden om een uitweg uit de nood.

Maar op het moment dat ze dat doet overkomt haar van alles wat ze totaal niet had verwacht: haar geloof wordt drie maal op de proef gesteld. Net als destijds Jezus in de woestijn. De eerste beproeving bestaat daaruit dat Jezus niet reageert. Vervolgens zijn daar de leerlingen: "Stuur haar toch weg, die lastpak". Maar zij geeft het niet op; in plaats van ineen te krimpen en weg te gaan werpt zij zich voor Jezus' voeten. Hij kan nu letterlijk niet meer om haar heen. En dan ontspint zich het gesprek met hem: over het brood en de hondjes. "Je pakt je kinderen toch ook niet het brood af dat zij nodig hebben om dat aan de hondjes te geven? Opvallend is dat in het grieks het verkleinwoord staat: hondjes. Dat kan ons behoeden voor foute vooronderstellingen! Er is hier geen sprake van een scheldwoord. De vrouw pakt het gesprek dan ook op en begint een redenering over de kruimels die onder tafel vallen. Kortom: ze laat zich niet van haar stuk brengen en blijft vasthouden aan haar overtuiging dat Jezus messias is: een gezondene. Haar vertrouwen in Jezus wordt door de hele gang van zaken niet aangetast!
===

Het is alsof Matteüs wil zeggen: het valt mensen niet zo moeilijk om vertrouwen te hebben in het leven zolang het ons goed gaat. En zelfs als het wat minder gaat zijn we dikwijls nog wel een tijd lang in staat om te hopen op betere tijden en trouw te blijven aan onze overtuiging. Maar wat - als het geloof in de goede God echt op de proef wordt gesteld? Als we het gevoel hebben dat ons dingen overkomen die totaal haaks staan op wat datgene waarop we dachten te mogen vertrouwen? Dat God met ons strijdt? Zoals het Job overkwam. Of zoals het Jacob overkwam, toen hij een nacht lang worstelde met een vijand, die hij aanzag voor God. Het verhaal vertelt dat Jacob zijn vijand om diens naam vroeg. Maar in plaats daarvan kreeg hij zelf een andere naam. Klaarblijkelijk veranderde er tijdens het worstelen iets in hem. Zoals ook bij Job, die uiteindelijk de hand op zijn mond legt en van verdere grootspraak afziet.
Klaarblijkelijk is dat soms nodig alvorens een mens gezegend verder kan gaan. De nieuwe naam die Jacob kreeg - Israël - betekent 'God strijdt'; onder die naam kon hij verder. De vrouw uit het verhaal van vanochtend is naamloos. We zullen nooit weten hoe ze heette. Maar wat ons wel verteld wordt is, dat ze dankzij haar vasthoudendheid, al vechtend, uiteindelijk kreeg waar zij naar verlangde: haar gedemoniseerde dochtertje werd genezen.
===

Wat dit verhaal ons zou kunnen leren gaat niet in de eerste plaats over Jezus; en al evenmin over de leerlingen; maar over een moeder die niet kan accepteren wat haar overkomt: dat haar dochter gedemoniseerd is. Wat moet je je daarbij voorstellen? In de bijbel betekent dat dat het beeld verstoord wordt. De traditie leert dat de mens geschapen is naar Gods beeld. Maar soms valt dat maar moeilijk te herkennen. In het geval van dat dochtertje wijst alles erop de omgeving het goddelijke, of moet ik zeggen 'het menselijke', in het dochtertje niet meer herkent. En dan wordt zoiemand afgeschreven.

Het verhaal over de Samaritaanse laat zien hoe zoiets in zijn werk kan gaan: ook het beeld dat de vrouw zich van Jezus heeft gemaakt, dreigt te worden verstoord, nu zij geconfronteerd wordt met een Jezus en een groep leerlingen die zo totaal in tegenspraak lijkt te zijn met het beeld dat zij zich van hen had gemaakt. Ze voert het gevecht van haar leven en blijft ondanks alles vasthouden aan haar overtuiging. Die laat ze zich niet afnemen. Wat een sterke vrouw! Of liever: wat een sterk geloof heeft deze vrouw!

Geloof? Maar wat is dat dan precies? Je zou kunnen zeggen: dat is een bepaalde manier van in het leven staan; vasthoudend aan de gedachte dat elk mens deelt in het goddelijke licht.

Jezus zei eens "Ik ben de waarheid; ik ben het licht"; Pilatus zal daar later met enige scepsis op reageren en zeggen: 'Wat is waarheid?'

De hoogste waarheid komt in deze wereld niet aan het licht. Dat komt omdat we allemaal de neiging hebben wat kortzichtig te zijn en opportunistisch. Maar de wereld is waar voorzover die de scheppende krachten laat zien, waar die wereld ook uit is voortgekomen.

De mens wordt waar voorzover die tot zijn eigen wezen komt en beelddrager wordt van God en de scheppende zin weerspiegelt die toekomst heeft. Voorzover de mens in die waarheid staat is er uit elk dal een uitweg. En is er in elke duisternis de gerechtvaardigde hoop dat die duisternis slechts tijdelijk is. Dat is het hart van het evangelie.

Het wonderlijke van veel genezingsverhalen is, dat Jezus doorgaans eigenlijk niet zoveel doet. Klaarblijkelijk hangt de genezing samen met de enorme krachten die in mensen schuilen wanneer ze vertrouwen op deze goddelijke waarheid. Wie gelooft kan bergen verzetten. Of, zoals het in gezang 1 wordt verwoord:

God heeft het eerste woord
Hij heeft in den beginne
het licht doen overwinnen.
Hij spreekt nog altijd voort.

Ook in het leven van elk van ons. De vraag is alleen of we dat gewaarworden. AMEN.


DE LEZINGEN:

Jesaja 56:
1 Dit zegt de HEER:
Handel rechtvaardig, handhaaf het recht;
de redding die ik breng is nabij,
en weldra openbaar ik mijn gerechtigheid.
2 Gelukkig de mens die zo handelt,
het mensenkind dat hieraan vasthoudt;
hij neemt de sabbat in acht en ontwijdt hem niet,
hij weerhoudt zijn hand van het kwaad.
3 De vreemdeling die zich met de HEER heeft verbonden,
laat hij niet zeggen:
'De HEER zondert mij zeker af van zijn volk.'
En laat de eunuch niet zeggen:
'Ik ben maar een dorre boom.'
4 Want dit zegt de HEER:
De eunuch die mijn sabbat in acht neemt,
die keuzes maakt naar mijn wil,
die vasthoudt aan mijn verbond,
5 hem geef ik iets beters dan zonen en dochters:
een gedenkteken en een naam in mijn tempel
en binnen de muren van mijn stad.
Ik geef hem een eeuwige naam,
een naam die onvergankelijk is.
6 En de vreemdeling die zich met de HEER heeft verbonden
om hem te dienen en zijn naam lief te hebben,
om dienaar van de HEER te zijn
- ieder die de sabbat in acht neemt en niet ontwijdt,
ieder die vasthoudt aan mijn verbond -,
7 hem breng ik naar mijn heilige berg,
hem schenk ik vreugde in mijn huis van gebed;
zijn offers zijn welkom op mijn altaar.
Mijn tempel zal heten 'Huis van gebed voor alle volken'.

Matteüs 15:
21 En weer vertrok Jezus; hij week uit naar het gebied van Tyrus en Sidon. 22 Plotseling klonk de roep van een Kanaänitische vrouw die uit die streek afkomstig was: 'Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David! Mijn dochter wordt vreselijk gekweld door een demon.' 23 Maar hij keurde haar geen woord waardig. Zijn leerlingen kwamen naar hem toe en vroegen hem dringend: 'Stuur haar toch weg, anders blijft ze maar achter ons aan schreeuwen.' 24 Hij antwoordde: 'Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van het volk van Israël.' 25 Maar zij kwam dichterbij, wierp zich voor hem neer en zei: 'Heer, help mij!' 26 Hij antwoordde: 'Het is niet goed om de kinderen hun brood af te nemen en het aan de honden te voeren.' 27 Ze zei: 'Zeker, Heer, maar de honden eten toch de kruimels op die van de tafel van hun baas vallen.' 28 Toen antwoordde Jezus haar: 'U hebt een groot geloof! Wat u verlangt, zal ook gebeuren.' En vanaf dat moment was haar dochter genezen.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2011.