'Het blijvende boek',
olie op doek,
Henk Valstar.

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Oosterbeek op zondag, 30 oktober 2011
De lezingen waren:
I Thessalonicenzen 2:9-13
Matteüs 25:1-13

PREEK: "... zo te leven dat u God eer bewijst". (I Thess. 2:12)

Zolang er mensen zijn hebben ze gedroomd: over een betere wereld; een zonniger bestaan; een verdiepen en verbeteren van onderlinge relaties; het bestrijden van onrecht. Zolang er mensen zijn hebben ze doordacht wat het is: om menswaardig te leven.

Wat is dat: menswaardig leven? Wat is zinvol? Uit het stellen van zulke vragen en het eeuwig zoeken naar antwoorden blijkt wel dat het niet eenvoudig is om daarop een antwoord te vinden waar je houvast aan hebt. We praten vaak over mensenrechten, misschien wel omdat we bijna dagelijks worden geconfronteerd met een werkelijkheid die heel anders is dan we zouden wensen. Ondanks alle leuzen zoals 'de honger de wereld uit' en 'onderwijs voor ieder kind' zien we dat de verschillen tussen rijk en arm alleen maar toenemen - met alle gevolgen van dien. En dat de levensverwachting van mensen in Afrika duidelijk lager ligt dan hier in het westen.
En we realiseren ons, dat er ook hier - in het welvarende westen - nog zoveel is wat ons opstandig kan maken. In wezen nemen we dan ook geen genoegen met de realiteit; met het feit dat er onrecht is, dat we kwetsbaar zijn, en ook sterfelijk. Het ziet ernaar uit dat opstandigheid een grondgevoel is van de mens.

In het licht van de evolutie is de mens een unicum: materie, planten en dieren lijken veroordeeld tot de gegeven werkelijkheid. Maar mensen kunnen terugkijken en vooruit. Mensen kunnen plannen maken en leren van wat verkeerd ging. Mensen hebben geschiedenis; en maken ook geschiedenis. Mensen beschikken over instrumenten en technieken waarmee ze tot op zekere hoogte in staat zijn om de natuur te bedwingen en gebeurtenissen te manipuleren. Mensen kunnen de wereld veranderen. Misschien zelfs wel verbeteren. Is 'menswaardig leven' dan misschien: je inzetten voor een betere wereld?

Of zou je - luisterend naar de oude bijbelse wijsheid - moeten zeggen dat dat die opstandigheid toch wat misplaatst is? Dat het juist een teken van wijsheid en levenskunst is om de begrensdheid van de menselijke mogelijkheden onder ogen te zien en te aanvaarden? Te leven vanuit het vermoeden, dat wat wij voor kwaad houden nog niet altijd zo slecht hoeft te zijn? Ja, zijn we eigenlijk wel altijd in staat om goed en kwaad van elkaar te onderscheiden? Dat zijn ingewikkelde vragen.

Paulus raadt de Christenen in Saloniki aan "...zo te leven dat je God eer bewijst". Maar: hoe doe je dat? Waar bestaat dat uit? Geldt dat ook vandaag nog, voor ons?

Wie of wat is God? We weten natuurlijk wel dat Paulus in een andere tijd leefde, waarin mensen leefden met een totaal andere voorstelling van de werkelijkheid dan die van ons. Plato had het al niet zo op goden; en hij projecteerde het goede en het ware dan ook in een werkelijkheid buiten de mens - in een abstracte wereld van ideeën. De kern van het Christendom is de incarnatie van de goede God: de God van het Verbond die ooit hoog en ver weg was is mens geworden; daarmee werd de weg geopend voor een humanitaire samenleving, waarin de mens moest streven om het goede in zichzelf te ontdekken en naar boven te halen. Betekent dit dat daarmee voor God geen plaats meer is? Is menswaardigheid dan niet: beseffen dat de mens is in diepste wezen goed is? En dat de mens beter af is zonder God? Autonoom?

Paulus gaat niet zover: hij spreekt weliswaar over zijn bekering waardoor hij niet meer dezelfde is die hij ooit was: "niet ik, Paulus,", zo schrijft hij, "maar Christus in mij is het die mij dit doet zeggen". Klaarblijkelijk is zijn mensbeeld radicaal veranderd. Maar tegelijkertijd spreekt hij over herschepping, een nieuwe Adam en ziet hij in deze ommekeer de hand van God in zijn leven. Hij kan zich er niet op beroemen: het is hem overkomen.

De vraag die je bij dit alles kunt stellen is of dan 'God buiten ons' niet een achterhaald concept is. Dat hangt er maar vanaf - denk ik dan. Dat hangt af van wat je 'werkelijkheid' noemt. Er zijn twee methoden om naar de werkelijkheid te kijken. De ene methode is objectiverend: je vat de werkelijkheid op als een soort blokkendoos, een doos met twee honderd miljard bouwstenen, die met elkaar de werkelijkheid vormen. Je kunt die bouwstenen stuk voor stuk bekijken en onderzoeken. Zo kun je ook naar jezelf kijken: wie ben ik? Hoe zit ik in elkaar? Wat zijn mijn mijn eigenschappen? Mijn sterke en zwakke kanten? Mens spreekt in dit verband wel over objectieve kennis.

De andere methode berust op introspectie en gewaarwording: hoe ervaar ik het leven? Wat doet de werkelijkheid met mij? Hoe word ik geraakt door wat ik zie, hoor en meemaak? Wat is voor mij van betekenis? Hoe ben ik gevormd, geworden wie ik ben? Zulke kennis heet subjectieve kennis. Dat is een ander weten, maar daarom nog niet minder werkelijk.

Zelf denk ik dat mensen, die - zoals Paulus - spreken over 'de hand van God in hun leven', over 'wonderen', over een 'schepsel zijn' en 'herschapen worden' mensen zijn die spreken vanuit dit subjectieve weten; 'vermoeden' is misschien een beter woord omdat het een spreken is dat voortkomt uit het besef, dat het leven een mysterie is. Omdat ons inzicht in wie wij eigenlijk zijn berust op iets wat buiten hun bereik ligt en wat ook niet in woorden en objectieve kennis kan worden gevangen.

Naar het onzegbare, waar we geen woorden voor hebben - kunnen we alleen verwijzen met behulp van mythen. De mythe haalt als het ware binnen onze horizon wat buiten ons bereik ligt. Veel misverstanden ontstaan dan ook doordat mensen niet beseffen wat mythische taal is. Wanneer gesproken wordt over een God, aan wie we eer moeten bewijzen, over een paradijselijke wereld die er ooit was maar verloren ging of die juist nog voor ons uit ligt in de verborgenheid van de toekomst, dan is dat mythische taal die een vermoeden uitdrukt. Maar niet zomaar een vermoeden: het zijn vermoedens waar je ook uit kunt leven; en waar je je naar kunt ricten.

Wie de openheid hebben om te ontdekken, dat er onzichtbare krachten zijn die ons dragen, momenten die richting geven aan ons leven en stemmen die ons aanspreken - die weten ook dat er reden is tot bescheidenheid. En dat het eigenlijk niet aangaat om te spreken over God, maar wel om ons luisterend of sprekend te wenden tot God - een God die weliswaar verborgen is maar niettemin ervaarbaar: als een God die bevrijdt en toekomst schept.

Misschien is verlost worden dan ook wel: enerzijds beseffen wat het is om mens te zijn met alle onvolmaaktheid die daarbij hoort; en tegelijkertijd begenadigd te zijn door wat ons van dag tot dag in ons leven en in ons mens-zijn geschonken wordt.

We leven in een cultuur waarin nogal eens laatdunkend gesproken wordt over God - alsof het iemand zou zijn op een wolk die aan de touwtjes trekt. Maar zou zulk spreken zou wel is het gevolg kunnen zijn van iets wat we zijn kwijtgeraakt in een cultuur waarin alles lijkt te draaien om objectieve waarheid. En waarin het diepe subjectieve ervaren niet meer wordt herkend als de grond van een ander weten.

"...zo te leven dat u God eer bewijst": zou dat niet zijn 'leven in dialoog met de Onzichtbare'?

Er is al veel gebeurd
wanneer je leven begint
de wereld is al gevormd
er is al een hele cultuur

Je begint niet aan het begin
je leert en je wordt gevormd
je doet wat anderen voordoen
je spreekt hun taal die zij weer
van anderen hebben geleerd
je denkt en het zijn niet
je eigen gedachten je hebt ze
aan je omgeving ontleend.

En toch komt er een moment
waarop je zelf moet beslissen
en jij alleen geeft het antwoord
op de vraag naar de zin van het leven

AMEN.



DE LEZINGEN:

I Thessalonicenzen 2:9-13

9 U herinnert u, broeders en zusters, hoe we ons hebben ingezet en ingespannen, hoe we dag en nacht hebben gewerkt om niemand van u tot last te zijn. Op die manier hebben we u het evangelie van God verkondigd. 10 U kunt getuigen, en God zelf, hoe toegewijd, hoe oprecht en zuiver we bij u, die tot geloof gekomen bent, hebben geleefd. 11 U weet dat we voor ieder van u waren als een vader voor zijn kinderen. 12 We hebben u aangespoord en bemoedigd en u op het hart gedrukt zo te leven dat u God eer bewijst. Hij roept u tot zijn koninkrijk en luister.
13 Wij danken God dan ook onophoudelijk dat u zijn woord, dat u van ons ontvangen hebt, niet hebt aangenomen als een boodschap van mensen, maar als wat het werkelijk is: als het woord van God dat ook werkzaam is in u, die gelooft.

Matteüs 25:1-13
1 Dan zal het met het koninkrijk van de hemel zijn als met tien meisjes die hun olielampen hadden gepakt en eropuit trokken, de bruidegom tegemoet. 2 Vijf van hen waren dwaas, de andere vijf waren wijs. 3 De dwaze meisjes hadden wel hun lampen gepakt, maar geen extra olie. 4 De wijze meisjes hadden behalve hun lampen ook olie in kruiken bij zich. 5 Omdat de bruidegom op zich liet wachten, werden ze allemaal slaperig en dommelden ze in. 6 Midden in de nacht klonk er luid geroep: "Daar is de bruidegom! Kom, ga hem tegemoet." 7 Dat wekte de meisjes en ze brachten hun olielampen in orde. 8 De dwaze meisjes zeiden tegen de wijze: "Geef ons wat van jullie olie, want onze lampen gaan al uit." 9 De wijze meisjes antwoordden: "Nee, straks is er nog te weinig voor ons en jullie samen. Zoek liever een verkoper en koop zelf olie." 10 Terwijl zij op olie uit waren, arriveerde de bruidegom, en zij die klaarstonden gingen met hem naar binnen voor het bruiloftsfeest, waarna de deur gesloten werd. 11 Enige tijd later kwamen ook de andere meisjes. Ze riepen: "Heer, heer, laat ons binnen!" 12 Maar hij antwoordde: "Ik ken jullie werkelijk niet." 13 Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en op welk tijdstip hij komt.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2011.