'Het blijvende boek', olie op doek, Henk Valstar. |
![]() |
PREEK: "... zo te leven dat u God eer bewijst". (I Thess. 2:12)
Zolang er mensen zijn hebben ze gedroomd: over
een betere wereld; een zonniger bestaan; een
verdiepen en verbeteren van onderlinge
relaties; het bestrijden van onrecht. Zolang er
mensen zijn hebben ze doordacht wat het is: om
menswaardig te leven.
Wat is dat: menswaardig leven? Wat is zinvol?
Uit het stellen van zulke vragen en het eeuwig
zoeken naar antwoorden blijkt wel dat het niet
eenvoudig is om daarop een antwoord te vinden
waar je houvast aan hebt. We praten vaak over
mensenrechten, misschien wel omdat we bijna
dagelijks worden geconfronteerd met een
werkelijkheid die heel anders is dan we zouden
wensen. Ondanks alle leuzen zoals 'de honger de
wereld uit' en 'onderwijs voor ieder kind' zien
we dat de verschillen tussen rijk en arm alleen
maar toenemen - met alle gevolgen van dien. En
dat de levensverwachting van mensen in Afrika
duidelijk lager ligt dan hier in het westen.
En we realiseren ons, dat er ook hier - in het
welvarende westen - nog zoveel is wat ons
opstandig kan maken. In wezen nemen we dan ook
geen genoegen met de realiteit; met het feit
dat er onrecht is, dat we kwetsbaar zijn, en
ook sterfelijk. Het ziet ernaar uit dat
opstandigheid een grondgevoel is van de mens.
In het licht van de evolutie is de mens een
unicum: materie, planten en dieren lijken
veroordeeld tot de gegeven werkelijkheid. Maar
mensen kunnen terugkijken en vooruit. Mensen
kunnen plannen maken en leren van wat verkeerd
ging. Mensen hebben geschiedenis; en maken ook
geschiedenis. Mensen beschikken over
instrumenten en technieken waarmee ze tot op
zekere hoogte in staat zijn om de natuur te
bedwingen en gebeurtenissen te manipuleren.
Mensen kunnen de wereld veranderen. Misschien
zelfs wel verbeteren. Is 'menswaardig leven'
dan misschien: je inzetten voor een betere
wereld?
Of zou je - luisterend naar de oude bijbelse
wijsheid - moeten zeggen dat dat die
opstandigheid toch wat misplaatst is? Dat het
juist een teken van wijsheid en levenskunst is
om de begrensdheid van de menselijke
mogelijkheden onder ogen te zien en te
aanvaarden? Te leven vanuit het vermoeden, dat
wat wij voor kwaad houden nog niet altijd zo
slecht hoeft te zijn? Ja, zijn we eigenlijk wel
altijd in staat om goed en kwaad van elkaar te
onderscheiden? Dat zijn ingewikkelde vragen.
Paulus raadt de Christenen in Saloniki aan
"...zo te leven dat je God eer bewijst". Maar:
hoe doe je dat? Waar bestaat dat uit? Geldt dat
ook vandaag nog, voor ons?
Wie of wat is God? We weten natuurlijk wel dat
Paulus in een andere tijd leefde, waarin mensen
leefden met een totaal andere voorstelling van
de werkelijkheid dan die van ons. Plato had het
al niet zo op goden; en hij projecteerde het
goede en het ware dan ook in een werkelijkheid
buiten de mens - in een abstracte wereld van
ideeën. De kern van het Christendom is de
incarnatie van de goede God: de God van het
Verbond die ooit hoog en ver weg was is mens
geworden; daarmee werd de weg geopend voor een
humanitaire samenleving, waarin de mens moest
streven om het goede in zichzelf te ontdekken
en naar boven te halen. Betekent dit dat
daarmee voor God geen plaats meer is? Is
menswaardigheid dan niet: beseffen dat de mens
is in diepste wezen goed is? En dat de mens
beter af is zonder God? Autonoom?
Paulus gaat niet zover: hij spreekt weliswaar
over zijn bekering waardoor hij niet meer
dezelfde is die hij ooit was: "niet ik,
Paulus,", zo schrijft hij, "maar Christus in
mij is het die mij dit doet zeggen".
Klaarblijkelijk is zijn mensbeeld radicaal
veranderd. Maar tegelijkertijd spreekt hij over
herschepping, een nieuwe Adam en ziet hij in
deze ommekeer de hand van God in zijn leven.
Hij kan zich er niet op beroemen: het is hem
overkomen.
De vraag die je bij dit alles kunt stellen is
of dan 'God buiten ons' niet een achterhaald
concept is. Dat hangt er maar vanaf - denk ik
dan. Dat hangt af van wat je 'werkelijkheid'
noemt. Er zijn twee methoden om naar de
werkelijkheid te kijken. De ene methode is
objectiverend: je vat de werkelijkheid op als
een soort blokkendoos, een doos met twee
honderd miljard bouwstenen, die met elkaar de
werkelijkheid vormen. Je kunt die bouwstenen
stuk voor stuk bekijken en onderzoeken. Zo kun
je ook naar jezelf kijken: wie ben ik? Hoe zit
ik in elkaar? Wat zijn mijn mijn eigenschappen?
Mijn sterke en zwakke kanten? Mens spreekt in
dit verband wel over objectieve kennis.
De andere methode berust op introspectie en
gewaarwording: hoe ervaar ik het leven? Wat
doet de werkelijkheid met mij? Hoe word ik
geraakt door wat ik zie, hoor en meemaak? Wat
is voor mij van betekenis? Hoe ben ik gevormd,
geworden wie ik ben? Zulke kennis heet
subjectieve kennis. Dat is een ander weten,
maar daarom nog niet minder werkelijk.
Zelf denk ik dat mensen, die - zoals Paulus -
spreken over 'de hand van God in hun leven',
over 'wonderen', over een 'schepsel zijn' en
'herschapen worden' mensen zijn die spreken
vanuit dit subjectieve weten; 'vermoeden' is
misschien een beter woord omdat het een spreken
is dat voortkomt uit het besef, dat het leven
een mysterie is. Omdat ons inzicht in wie wij
eigenlijk zijn berust op iets wat buiten hun
bereik ligt en wat ook niet in woorden en
objectieve kennis kan worden gevangen.
Naar het onzegbare, waar we geen woorden voor
hebben - kunnen we alleen verwijzen met behulp
van mythen. De mythe haalt als het ware binnen
onze horizon wat buiten ons bereik ligt. Veel
misverstanden ontstaan dan ook doordat mensen
niet beseffen wat mythische taal is. Wanneer
gesproken wordt over een God, aan wie we eer
moeten bewijzen, over een paradijselijke wereld
die er ooit was maar verloren ging of die juist
nog voor ons uit ligt in de verborgenheid van
de toekomst, dan is dat mythische taal die een
vermoeden uitdrukt. Maar niet zomaar een
vermoeden: het zijn vermoedens waar je ook uit
kunt leven; en waar je je naar kunt ricten.
Wie de openheid hebben om te ontdekken, dat er
onzichtbare krachten zijn die ons dragen,
momenten die richting geven aan ons leven en
stemmen die ons aanspreken - die weten ook dat
er reden is tot bescheidenheid. En dat het
eigenlijk niet aangaat om te spreken over God,
maar wel om ons luisterend of sprekend te
wenden tot God - een God die weliswaar
verborgen is maar niettemin ervaarbaar: als een
God die bevrijdt en toekomst schept.
Misschien is verlost worden dan ook wel:
enerzijds beseffen wat het is om mens te zijn
met alle onvolmaaktheid die daarbij hoort; en
tegelijkertijd begenadigd te zijn door wat ons
van dag tot dag in ons leven en in ons mens-zijn
geschonken wordt.
We leven in een cultuur waarin nogal eens
laatdunkend gesproken wordt over God - alsof
het iemand zou zijn op een wolk die aan de
touwtjes trekt. Maar zou zulk spreken zou wel
is het gevolg kunnen zijn van iets wat we zijn
kwijtgeraakt in een cultuur waarin alles lijkt
te draaien om objectieve waarheid. En waarin
het diepe subjectieve ervaren niet meer wordt
herkend als de grond van een ander weten.
"...zo te leven dat u God eer bewijst": zou dat
niet zijn 'leven in dialoog met de Onzichtbare'?
Er is al veel gebeurd
wanneer je leven begint
de wereld is al gevormd
er is al een hele cultuur
Je begint niet aan het begin
je leert en je wordt gevormd
je doet wat anderen voordoen
je spreekt hun taal die zij weer
van anderen hebben geleerd
je denkt en het zijn niet
je eigen gedachten je hebt ze
aan je omgeving ontleend.
En toch komt er een moment
waarop je zelf moet beslissen
en jij alleen geeft het antwoord
op de vraag naar de zin van het leven
AMEN.
I Thessalonicenzen 2:9-13
9 U herinnert u, broeders en zusters, hoe we
ons hebben ingezet en ingespannen, hoe we dag
en nacht hebben gewerkt om niemand van u tot
last te zijn. Op die manier hebben we u het
evangelie van God verkondigd. 10 U kunt
getuigen, en God zelf, hoe toegewijd, hoe
oprecht en zuiver we bij u, die tot geloof
gekomen bent, hebben geleefd. 11 U weet dat we
voor ieder van u waren als een vader voor zijn
kinderen. 12 We hebben u aangespoord en
bemoedigd en u op het hart gedrukt zo te leven
dat u God eer bewijst. Hij roept u tot zijn
koninkrijk en luister.
13 Wij danken God dan ook onophoudelijk dat u
zijn woord, dat u van ons ontvangen hebt, niet
hebt aangenomen als een boodschap van mensen,
maar als wat het werkelijk is: als het woord
van God dat ook werkzaam is in u, die gelooft.
Matteüs 25:1-13
1 Dan zal het met het koninkrijk van de hemel
zijn als met tien meisjes die hun olielampen
hadden gepakt en eropuit trokken, de bruidegom
tegemoet. 2 Vijf van hen waren dwaas, de andere
vijf waren wijs. 3 De dwaze meisjes hadden wel
hun lampen gepakt, maar geen extra olie. 4 De
wijze meisjes hadden behalve hun lampen ook
olie in kruiken bij zich. 5 Omdat de bruidegom
op zich liet wachten, werden ze allemaal
slaperig en dommelden ze in. 6 Midden in de
nacht klonk er luid geroep: "Daar is de
bruidegom! Kom, ga hem tegemoet." 7 Dat wekte
de meisjes en ze brachten hun olielampen in
orde. 8 De dwaze meisjes zeiden tegen de wijze:
"Geef ons wat van jullie olie, want onze lampen
gaan al uit." 9 De wijze meisjes antwoordden:
"Nee, straks is er nog te weinig voor ons en
jullie samen. Zoek liever een verkoper en koop
zelf olie." 10 Terwijl zij op olie uit waren,
arriveerde de bruidegom, en zij die
klaarstonden gingen met hem naar binnen voor
het bruiloftsfeest, waarna de deur gesloten
werd. 11 Enige tijd later kwamen ook de andere
meisjes. Ze riepen: "Heer, heer, laat ons
binnen!" 12 Maar hij antwoordde: "Ik ken jullie
werkelijk niet." 13 Wees dus waakzaam, want
jullie weten niet op welke dag en op welk
tijdstip hij komt.
Terug naar het begin van deze pagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2011.