De "etimasia" - een lege troon met het kruis en de zweetdoek van Christus, een symbool van zijn afwezige maar toch ook zo aanwezige tegenwoordigheid in de wereld, detail van het koepelmozaïek in de Orthodoxe doopkapel te Ravenna, 5de eeuw. | ![]() |
De lezingen waren:
"Wanneer de mensenzoon komt..."
DE LEZINGEN:
Lezingen:
Terug naar het begin van deze pagina
Ezechiël 34: 11-17
Matteüs 25: 31-40
(Matteüs 25:31)
De lezing uit het evangelie volgens Matteùs gaat over het
laatste oordeel. Het is een tekst die juist in vrijzinnige
kringen niet erg populair is. Dat komt niet in de laatste
plaats omdat er over dit bijbelgedeelte veel misverstanden
bestaan. Want wat we lezen gaat niet over wat er aan het einde
van de tijd zal gebeuren: Matteùs plaatst dit verhaal in zijn
evangelie als een soort afsluiting en samenvatting van het
openbare leven van Jezus. Met het leven van Jezus is in feite
vervuld wat de profeet Ezechiël ooit heeft geproclameerd. God
zelf is, in de gestalte van een mens, de verdwaalde en
verstrooid geraakte schapen komen opzoeken om hen te verlossen
uit hun benarde situatie. En dat impliceert een oordeel over
deze wereld.
"Wanneer de mensenzoon komt...": dat zinnetje verwijst naar de
incarnatie: de komst van 'de gezalfde', van Christus; en naar
het openbaar worden van het koninkrijk van God - dater altijd
al geweest is, zij het dan ook in het verborgene.
Zolang er mensen zijn hebben zij zich afgevraagd hoe het toch
komt dat er zoveel ellende is: geweld, ziekte, eenzaamheid,
miskenning, onrecht, onzekerheid, angst en 'dreigende wolken'
- zoals Ezechiël schrijft. In OT-ische tijden waren veel
mensen van oordeel dat het lijden een straf is voor de
misstappen van de mens.
Tegen die achtergrond is het bijzonder dat Ezechiël profeteert
dat God, zijn God, niet zo'n straffende God is; maar een
herder die weet wat gerechtigheid is en die het beste voor
heeft met zijn kudde. En Matteùs? Matteùs heeft in Jezus die
herder herkend. Hij zou nooit hebben kunnen opschrijven wat
wij vanochtend hebben gelezen, als hij geen weet had gehad van
de visie van Ezechiël. Het koninkrijk van God wordt daar
zichtbaar waar 'de Mensenzoon' - dat is de mens zoals die in
de persoon van Jezus gestalte heeft gekregen - zijn intrede
doet: als een goede herder die oog heeft voor de benarde
situatie waarin de verstreooide schaapen verkeren.
De kerkelijke traditie heeft het verlossingswerk van Jezus
dikwijls vooral verbonden met het kruis en de opstanding. Maar
Mattheùs lijkt met zijn evangelie toch in een andere richting
te wijzen: het leven van Jezus - zoals hij met mensen omging,
met name met hen die tussen wal en schip vielen - dat leven
heeft gemaakt dat men hem die eretitels heeft toegekend, zoals
Zoon des Mensen, nieuwe Adam, Messias, Verlosser, Genezer en
Redder. Dat ook heeft gemaakt dat men na de dood van Jezus
ging spreken over 'het laatste oordeel'. Want in zijn aandacht
en liefde voor mensen ligt het oordeel besloten over 'die
vette en sterke dieren' waarover Ezechiël spreekt: de mensen
die alleen maar oog hebben voor hun eigen welzijn en geluk.
Je zou kunnen zeggen dat er in onze wereld drie vormen van
lijden zijn: er is 'onschuldig lijden' en 'schuldig lijden'.
Het 'onschuldige lijden' is het lijden van de mensen die in
verdrukking komen; het 'schuldige lijden' is het lijden van
mensen, die het slachtoffer worden van hun eigen verblindheid.
En dan is er nog - als derde - het lijden als gegeven: gevolg
van het lot. Daaronder valt bijvoorbeeld het lijden aan onze
sterfelijkheid.
Het lijden van Jezus is enerzijds het onschuldige lijden: het
messiaaanse lijden. Dat dit lijden de schuld is van anderen
aanvaardt hij: zelfs met de schuldigen heeft hij mededogen:
'Heer, vergeef het hun want zij weten niet wat ze doen'.
Anderzijds is zijn lijden het lijden van elk mens: het lijden
dat gegeven is met mens-zijn. Dat aanvaardt hij als een
gegeven. De mens moet zijn plaats weten: "Kijk naar de leliën,
hoe zij bekleedt zijn; en naar de vogels". Onze hemelse Vader
doet ons in niets tekort. Ons past slechts eerbied en
dankbaarheid voor wat ons in ons leven wordt geschonken. Van
schuldig lijden is bij Jezus geen sprake: zijn levenshouding
zou je kunnen samenvatten in de woorden van Dag Hammarskjòld:
"Het leven heeft alleen waarde door de inhoud die het heeft
voor anderen". Daar leefde hij uit: er zijn voor anderen.
Leven voor onszelf is sterven nog voor we geboren zijn.
Daarmee vergeleken is de dood aan het einde onbetekenend.
De eretitel 'Zoon van God' is wellicht aan Jezus toegekend
door mensen die geloofden in een God, die beseft dat mensen
doorgaans verre van volmaakt zijn; maar die dat geen reden is
om hen te straffen. Misschien wel omdat dit kwaad zichzelf
straft. Zo ziet in elk geval de schrijver het van psalm 37
(35vv.). Hij schrijft:
"Ik heb iemand gekend
die zich van God niets aantrok.
Hij schoot omhoog
als een stralende woekerplant,
maar even snel
was hij weer verdwenen.
Ik zocht hem,
maar kon hem niet terugvinden.
Hij had geen toekomst."
Amen.
"Ezechiël 34
11 Dit zegt God, de HEER: Ik zal zelf naar mijn schapen omzien
en zelf voor ze zorgen. 12 Zoals een herder naar zijn kudde op
zoek gaat als zijn dieren verstrooid zijn geraakt, zo zal ik
naar mijn schapen op zoek gaan en ze redden, uit alle plaatsen
waarheen ze zijn verdreven op een dag van dreigende, donkere
wolken. 13 Ik zal ze uit alle volken terughalen en uit alle
landen bijeenbrengen, ik zal ze naar hun eigen land laten
terugkeren. Op de bergen van Israël en bij de waterstromen zal
ik ze weiden, overal in het land waar mensen wonen. 14 Ik zal
ze laten grazen op een goede weide, ook hoog in de bergen van
Israël zullen ze gras vinden; op Israëls bergen zullen ze
rusten op groen grasland en in een grazige weide. 15 Ikzelf
zal mijn schapen weiden en ze laten rusten - spreekt God, de
HEER. 16 Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde
dieren terughalen, gewonde dieren verbinden, zieke dieren
gezond maken - maar de vette en sterke dieren zal ik doden. Ik
zal ze weiden zoals het moet.
17 Wat jullie betreft, mijn schapen, dit zegt God, de HEER: Ik
zal rechtspreken tussen het ene schaap en het andere, tussen
rammen en bokken.
Matteüs 25:
31 Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in
gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn
glorierijke troon. 32 Dan zullen alle volken voor hem worden
samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals
een herder de schapen van de bokken scheidt; 33 de schapen zal
hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. 34 Dan zal de
koning tegen de groep rechts van zich zeggen: "Jullie zijn
door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk
dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd
is. 35 Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had
dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling,
en jullie namen mij op, 36 ik was naakt, en jullie kleedden
mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en
jullie kwamen naar mij toe." 37 Dan zullen de rechtvaardigen
hem antwoorden: "Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en
te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? 38 Wanneer
hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt
gezien en gekleed? 39 Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was
of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?" 40 En
de koning zal hun antwoorden: "Ik verzeker jullie: alles wat
jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van
mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2011.