De "etimasia" - een lege troon met het kruis en de zweetdoek van Christus, een symbool van zijn afwezige maar toch ook zo aanwezige tegenwoordigheid in de wereld, detail van het koepelmozaïek in de Orthodoxe doopkapel te Ravenna, 5de eeuw.

Preek gehouden voorafgaand aan de viering van het vreugdemaal in de Remonstrantse Gemeente te Hoogeveen op zondag, 13 november 2011

De lezingen waren:
Ezechiël 34: 11-17
Matteüs 25: 31-40

"Wanneer de mensenzoon komt..."
                         (Matteüs 25:31)

De lezing uit het evangelie volgens Matteùs gaat over het laatste oordeel. Het is een tekst die juist in vrijzinnige kringen niet erg populair is. Dat komt niet in de laatste plaats omdat er over dit bijbelgedeelte veel misverstanden bestaan. Want wat we lezen gaat niet over wat er aan het einde van de tijd zal gebeuren: Matteùs plaatst dit verhaal in zijn evangelie als een soort afsluiting en samenvatting van het openbare leven van Jezus. Met het leven van Jezus is in feite vervuld wat de profeet Ezechiël ooit heeft geproclameerd. God zelf is, in de gestalte van een mens, de verdwaalde en verstrooid geraakte schapen komen opzoeken om hen te verlossen uit hun benarde situatie. En dat impliceert een oordeel over deze wereld.

"Wanneer de mensenzoon komt...": dat zinnetje verwijst naar de incarnatie: de komst van 'de gezalfde', van Christus; en naar het openbaar worden van het koninkrijk van God - dater altijd al geweest is, zij het dan ook in het verborgene.

Zolang er mensen zijn hebben zij zich afgevraagd hoe het toch komt dat er zoveel ellende is: geweld, ziekte, eenzaamheid, miskenning, onrecht, onzekerheid, angst en 'dreigende wolken' - zoals Ezechiël schrijft. In OT-ische tijden waren veel mensen van oordeel dat het lijden een straf is voor de misstappen van de mens.
Tegen die achtergrond is het bijzonder dat Ezechiël profeteert dat God, zijn God, niet zo'n straffende God is; maar een herder die weet wat gerechtigheid is en die het beste voor heeft met zijn kudde. En Matteùs? Matteùs heeft in Jezus die herder herkend. Hij zou nooit hebben kunnen opschrijven wat wij vanochtend hebben gelezen, als hij geen weet had gehad van de visie van Ezechiël. Het koninkrijk van God wordt daar zichtbaar waar 'de Mensenzoon' - dat is de mens zoals die in de persoon van Jezus gestalte heeft gekregen - zijn intrede doet: als een goede herder die oog heeft voor de benarde situatie waarin de verstreooide schaapen verkeren.

De kerkelijke traditie heeft het verlossingswerk van Jezus dikwijls vooral verbonden met het kruis en de opstanding. Maar Mattheùs lijkt met zijn evangelie toch in een andere richting te wijzen: het leven van Jezus - zoals hij met mensen omging, met name met hen die tussen wal en schip vielen - dat leven heeft gemaakt dat men hem die eretitels heeft toegekend, zoals Zoon des Mensen, nieuwe Adam, Messias, Verlosser, Genezer en Redder. Dat ook heeft gemaakt dat men na de dood van Jezus ging spreken over 'het laatste oordeel'. Want in zijn aandacht en liefde voor mensen ligt het oordeel besloten over 'die vette en sterke dieren' waarover Ezechiël spreekt: de mensen die alleen maar oog hebben voor hun eigen welzijn en geluk.

Je zou kunnen zeggen dat er in onze wereld drie vormen van lijden zijn: er is 'onschuldig lijden' en 'schuldig lijden'. Het 'onschuldige lijden' is het lijden van de mensen die in verdrukking komen; het 'schuldige lijden' is het lijden van mensen, die het slachtoffer worden van hun eigen verblindheid. En dan is er nog - als derde - het lijden als gegeven: gevolg van het lot. Daaronder valt bijvoorbeeld het lijden aan onze sterfelijkheid.
Het lijden van Jezus is enerzijds het onschuldige lijden: het messiaaanse lijden. Dat dit lijden de schuld is van anderen aanvaardt hij: zelfs met de schuldigen heeft hij mededogen: 'Heer, vergeef het hun want zij weten niet wat ze doen'. Anderzijds is zijn lijden het lijden van elk mens: het lijden dat gegeven is met mens-zijn. Dat aanvaardt hij als een gegeven. De mens moet zijn plaats weten: "Kijk naar de leliën, hoe zij bekleedt zijn; en naar de vogels". Onze hemelse Vader doet ons in niets tekort. Ons past slechts eerbied en dankbaarheid voor wat ons in ons leven wordt geschonken. Van schuldig lijden is bij Jezus geen sprake: zijn levenshouding zou je kunnen samenvatten in de woorden van Dag Hammarskjòld: "Het leven heeft alleen waarde door de inhoud die het heeft voor anderen". Daar leefde hij uit: er zijn voor anderen. Leven voor onszelf is sterven nog voor we geboren zijn. Daarmee vergeleken is de dood aan het einde onbetekenend.

De eretitel 'Zoon van God' is wellicht aan Jezus toegekend door mensen die geloofden in een God, die beseft dat mensen doorgaans verre van volmaakt zijn; maar die dat geen reden is om hen te straffen. Misschien wel omdat dit kwaad zichzelf straft. Zo ziet in elk geval de schrijver het van psalm 37 (35vv.). Hij schrijft:

"Ik heb iemand gekend
die zich van God niets aantrok.
Hij schoot omhoog
als een stralende woekerplant,
maar even snel
was hij weer verdwenen.
Ik zocht hem,
maar kon hem niet terugvinden.
Hij had geen toekomst."
Amen.


DE LEZINGEN: Lezingen:

"Ezechiël 34
11 Dit zegt God, de HEER: Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen. 12 Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat als zijn dieren verstrooid zijn geraakt, zo zal ik naar mijn schapen op zoek gaan en ze redden, uit alle plaatsen waarheen ze zijn verdreven op een dag van dreigende, donkere wolken. 13 Ik zal ze uit alle volken terughalen en uit alle landen bijeenbrengen, ik zal ze naar hun eigen land laten terugkeren. Op de bergen van Israël en bij de waterstromen zal ik ze weiden, overal in het land waar mensen wonen. 14 Ik zal ze laten grazen op een goede weide, ook hoog in de bergen van Israël zullen ze gras vinden; op Israëls bergen zullen ze rusten op groen grasland en in een grazige weide. 15 Ikzelf zal mijn schapen weiden en ze laten rusten - spreekt God, de HEER. 16 Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden, zieke dieren gezond maken - maar de vette en sterke dieren zal ik doden. Ik zal ze weiden zoals het moet.
17 Wat jullie betreft, mijn schapen, dit zegt God, de HEER: Ik zal rechtspreken tussen het ene schaap en het andere, tussen rammen en bokken.

Matteüs 25:
31 Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. 32 Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; 33 de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. 34 Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: "Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. 35 Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, 36 ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe." 37 Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: "Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? 38 Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? 39 Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?" 40 En de koning zal hun antwoorden: "Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2011.