HET GELAAT |
![]() |
Wanneer je lang kijkt naar een gelaat, kan het gebeuren dat er
zoiets als een blikomslag komt: het gaat dan niet meer om wat
ik zie; het gaat om hoe ik gezien word. Niet ik kijk naar dat
gelaat, maar die ogen kijken mij aan.
Hoe word ik gezien? Zijn er ogen die beter zien wie ik ben dan
mijn eigen ogen? Zijn er ogen die zien, wat ik nodig heb?
Ogen die mij peilend aankijken: een belangrijk moment in je
groei is, dat het onderscheid tot je doordringt tussen de
oppervlakte en de kern; tussen de veelheid en dat, wat er
werkelijk toe doet; tussen de facade en je werkelijke wezen.
Het gelaat dat je aankijkt nodigt je uit om helder te gaan
zien, wat er verborgen ligt - misschien onder het stof van
jaren - wie je werkelijk bent.
Door onze oppervlakte heenkijken: dat is niet altijd een
aangename bezigheid. Want naarmate we ons meer vereenzelvigd
hebben met ons buitenkant-verhaal en dat ook naar anderen toe
demonstreren, naar die mate is het pijnlijker als iemand door
deze schone schijn heenkijkt. Anderzijds: een mens kan ook
worden ontdekt, als een dierbare, in zijn/haar ontroerende
schoonheid, uniciteit.
Ps. 139 slot
Peil nu mijn hart, o God, en ken mij,
toets mij en weet wat er in mij omgaat.
Ik ben toch niet op een doodlopende weg?
Leid mij voort op de weg naar mijn bestemming.
DE OPWEKKING VAN LAZARUS |
![]() |
We zien een ruimte, omgrensd door bergen, stadsmuren en architectonische elementen. Een vreemde werkelijkheid. Wat zijn dit
voor een bergen, die daar machtig oprijzen - bedekt met het
wit van de stilte? Wat zijn het voor een plaatsen, waar al die
mensen vandaan komen? Het zwart doet vermoeden, dat zij in
duisternis leven?
Het licht valt op de gestalte, in de opening van een grot. Van
links komt een stoet mensen - volgelingen van Jezus. In het
midden zien we een andere stoet: toeschouwers, een beetje
terzijde. Jezus wordt begroet door twee vrouwen, die hem
binnenhalen als een vorst: de ene smekend op haar knieën; de
andere voorover in het stof, in aanbidding. Zij hebben in
Jezus de Christus, de bevrijder herkend.
Waar zie jij jezelf staan: onder de volgelingen van Jezus?
Onder de mensen terzijde? Of bij de vrouwen in aanbidding?
Of herken jij jezelf in Lazarus: zó ingekapseld en gebonden,
dat hij geen kant meer op kan? Dat is geen leven. Ze hebben
Lazarus gebracht naar de plaats van zijn onmacht - de plaats
waar je, menselijkerwijze gesproken - alle hoop moet laten
varen.
Jezus kijkt geschokt: "Kom daaruit!", roept hij. "Maak zijn
windsels los!" Dat is de roep om op te staan, levend te worden, uít te komen.
Waar een mens de plaats van zijn onmacht bereikt, zal blijken
of er zoiets bestaat als bevrijding, verlichting, genezing,
een andere manier van kijken naar jezelf, naar de anderen,
naar Christus - en wie hij was, wie hij is, wat hij doet:
zegenen - hen, die geen kant meer opkunnen.
Vooraan op de ikoon zien we twee harde werkers: zij lijken
niet onder de indruk van het wonder. Ze doen wat gedaan moet
worden: open dat graf. Weg met die steen. Is dat: geloven op
gezag? De armen uit de mouwen: gewoon doen wat gedaan moet
worden?
Psalm 4.
Bij tijden dacht ik mij door u bevrijd.
Sta hoop wéér toe: weer in nood
beroep ik mij, en zeg dat u er bent.
U moet mij willen, zeg ik
want ik ben. Ik zeg dat u mij wilt
en in de kamers van mijn hart word ik gehoord.
Dat ik mij met u samen noem
blijft mij tot teken: ik heb u vermoed.
Niet ik leg mij neer:
u laat mij hier
alleen en in uw stilte.
Als u er bent, is stilte mij genoeg.
(Bewerking door Lloyd Haft)
DE ZEEREIS VAN PAULUS |
![]() |
Een schip met daarin een aantal reizigers: Paulus in het
midden - naast de mast - met de kerk in top. Een soort ark,
die ons draagt over de wateren des doods. Want wat is het
leven anders, dan een drijven op een kwetsbaar, gammel schip
dat het op elk moment kan begeven.
Zo wordt de levensweg van Paulus verbeeld. Hij tuurt naar de
wonderlijke gestalte aan het roer: de ochtendster. Is het
Jezus incognito? Wie/wat bepaalt de koers in jouw leven? Waar
leidt de tocht heen? Wat is "aankomen"?
Zoals het geloven in God een weg is, zo is ook het geloven in
jezelf een weg. Jij mag jouw weg gaan, in het spoor van jouw
verlangen dat diep in je leeft. Wie met God op weg gaat, mag
erop vertrouwen dat er een aankomst is, in dit leven.
Psalm 8 (Lloyd Haft):
Mijn heerlijkheid is
dat ik u mag noemen.
Heeft de aarde een stem? De hemel?
Mijn heerlijkheid is
dat ik het ben die zegt:
u leidt mij!
Ik, geen ijle engel:
bij vleze in staat aan u te denken,
het werk uwer handen te noemen
over velden, door zeeën.
Mijn weg een weg naar u te noemen:
vinden.
DE ZEGENENDE CHRISTUS |
![]() |
Als wij mensen zijn geschapen naar Gods beeld: zou dat dan om
ons uiterlijk gaan? Of gaat het om wat diep in ons verborgen -
tot leven gewekt kan worden: Gods Geest.
Jezus is gekomen voor allen, heeft geleefd voor allen en is
gestorven voor allen: persoonlijk begrijp ik uit die oeroude
woorden, dat de Geest die Jezus bezielt ook ons kan bezielen.
Zijn zegenend gebaar is een uitnodigend gebaar: "Ik wil jou te
gast aan mijn tafel; ik wil jouw vrijheid respecteren." Dat is
pas gastvrijheid?
Je mag er zijn, zonder voorwaarden vooraf: kom aan mijn tafel.
Dan kunnen we het over alles hebben. Weet je welkom zoals je
bent.
Ik weet niet of je in jezelf gelooft. Ik ken je twijfels en je
angsten niet. Ik weet niet wat er in de kelders van jouw ziel
verborgen ligt onder het stof van jaren: welke belemmeringen
in jou het vertrouwen in het leven in de weg staan. Maar ik
geef je alle ruimte. Kom aan tafel, die ook de tafel is van
mijn Vader. Dit is zijn gemeente. Wij zijn gelijken: kinderen
van dezelfde Vader.
* Slotbede en zegen:
Moge de wind, die waait waarheen hij wil,
genezing over ons ademen, en over heel deze wereld;
moge ze ons leven schenken, en troost aan allen die
gebukt gaan onder leed.
O wind, gij zijt ons een Vader, een Moeder,
een vriend en broeder:
adem in ons en wek ons tot leven!
AMEN.
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2004.