De wonderbare spijziging

De lezingen:
Jesaja 55:1-3
Mattheus 14:13-21

PREEK

Vandaag lazen we het verhaal dat bekend staat als "de wonderbare spijziging". Wat is dit voor een verhaal? Waar gaat het over?

Toen Jezus de menigten zag werd hij om hen bewogen. Dat woord menigte/menigten is voor de schrijver van het Mattheusevangelie heel belangrijk; het komt bij Mattheus vaak voor. Hij laat in zijn evangelie het woord 'ochloi' (menigten) maar liefst 31 keer horen, en het woord 'ochlos' (het enkelvoud) nog eens 18 keer. Alles wat Jezus zegt en doet komt, volgens Mattheus, voort uit zijn bewogenheid om die menigten.

De menigten
Wie zijn deze 'menigten'? In Mattheus 9 wordt iets meer over hen gezegd. Daar staat: Toen Jezus de menigten zag werd hij om hen bewogen, - omdat ze waren zoals ze waren: " voortgejaagd, afgemat als schapen die geen herder hebben."
En in Mattheus 4 - het hoofdstuk dat voorafgaat aan de bergrede - zegt de evangelist dat 'vele scharen Jezus volgden: uit Galilea en Decapolis, uit Jeruzalem en Judea, en het uit Overjordaanse.' Het gaat Mattheus klaarblijkelijk om mensen, die kwamen uit de gebieden die van oorsprong werden gerekend tot de woongebieden van het volk Israël. De bewogenheid van Jezus heeft dus te maken met het lot van Israël. Het volk, dat al eens veertig jaar in de woestijn verbleef, en nu opnieuw op zoek is en terecht komt in de verlatenheid, waar niets te koop is. Vandaar, dat de leerlingen er bij Jezus op aandringen om hen terug te sturen naar de dorpen.

Apostolaat
En dan volgt een bijna absurde opdracht: 'Geef jullie hen maar te eten'! De apostelen worden uitgenodigd om deze verdwaalde menigte 'te eten te geven'. Het verhaal roept een belangwekkende vraag op: WAARAAN ONTBREEKT HET HEN? Je dacht misschien nog even dat het in dit verhaal ging om het diaconaat - om de materiële nood van deze mensen. Maar wie goed leest moet wel tot de conclusie komen, dat het in dit verhaal niet gaat om het diaconaat maar om het apostolaat.
Dat roept opnieuw een paar belangrijke vragen op: hoe zien we onszelf? Herkennen we ons in de leerlingen, die worden uitgenodigd om de menigten te voeden? Of rekenen we onszelf tot die menigten - voortgejaagd en afgemat - in hun zoektocht naar heil en verlossing?

Vragen
Eigenlijk zouden we nu voor onszelf in stilte deze vragen, die door het verhaal, zoals Mattheus dat vertelt, worden opgeroepen moeten overdenken:
- zou Jezus ook geëmotioneerd raken als hij ons hier zag? En waarom?
- waaraan ontbreekt het ons?
- kunnen we iets navoelen van de bewogenheid van Jezus, die wordt gewekt bij het zien van die "menigten" en zoals ze zijn - voortgejaagd en afgemat? En waar denken we dan aan?
Zou het temaken hebben met de onvolkomenheid van het bestaan? Er zijn zoveel dingen waar je waarschijnlijk nooit vrede mee vindt: het onrecht, de oorlog, de discriminatie, de hardheid van het lot....:
Wat moet ik met alles wat er tijdens mijn leven verloren ging? Wat moet ik met alles wat er onder mijn eigen handen verkeerd ging? Met het verdriet dat ik mensen aandeed - soms verwijtbaar maar soms ook onbedoeld? Wat moet je met zulke dingen?
Een heel andere vraag, die het verhaal van Mattheus oproept is die naar het pastoraat: voelen wij ons mee aangesproken als Jezus tot zijn leerlingen zegt "Geven jullie hen maar te eten"? Wat hebben wij aan "broden en vissen" te bieden? Of wekt die vraag weerstand in ons op: omdat iets onmogelijks van ons wordt gevraagd?

Drie opmerking ter overweging
1. Sedert de Verlichting kunnen velen van ons niet meer geloven in een werkelijkheid, die buiten of boven deze werkelijkheid bestaat. Er is maar één werkelijkheid: en dat is de werkelijkheid waarvan wij deel uit maken. Dat maakt het moeilijk om te geloven in wonderen, of in een God die uiteindelijk alles recht zal trekken.
We maken deel uit van een werkelijkheid die soms betrekkelijk overzichtelijk lijkt: maar is dat ook zo? Kennen we de hoogten en diepten van ons bestaan? Hebben we weet van de waarheid omtrent onze eigen mogelijkheden? Dat is nog maar de vraag. Wat wij "waar-nemen" (voor waar houden) is daarom nog niet per se waar. Een mens kan zich van alles gaan verbeelden: bijvoorbeeld kun je je gaan verbeelden, dat je het in het leven maar slecht getroffen hebt; of je kunt je gaan verbeelden dat mensen je niet begrijpen; je kunt je zelfs gaan verbeelden, dat je alle reden hebt om een hekel te hebben aan jezelf.
Zou de bewogenheid van Jezus met de schare van mensen die hem volgen, misschien te maken hebben met de wijze waarop ze hun werkelijkheid waarnemen? Met het feit dat ze geen oog hebben voor het "goddelijke" in het bestaan?
Dat is de gedachte die Jesaja ons aanreikt: het heil is onder handbereik, ook al verbeelden we ons vaak dat dit niet zo is.
2. De gedachte die Mattheus ons aanreikt is nog weer een andere: hij corrigeert het godsbeeld. Het hele evangelie volgens Mattheus is doordrongen van de gedachte dat Jezus in zijn manier van zijn weerspiegelt wie God eigenlijk is:
* God is niet de god die we dachten dat hij was * God is niet een koning op een troon, hoog verheven, uit op erkenning van zijn macht, streng, handhavend, vindicerend, rechtsprekend......
Het verhaal, dat vandaag heeft geklonken getuigt van een God, die bewogen is en betrokken; die begaan is met ons mensen, en de wijze waarop we (soms) lijden aan deze wereld en dit leven, en die troostend nabij wil zijn.
En komt niet de grootste troost, die een mens kan ontvangen voort uit begrip? Uit invoelingsvermogen? Uit bewogenheid om de pijn, die een ander ervaart aan het leven. Dat is precies wat het evangelie van Mattheus aanzegt: dat de God van Jezus ons menselijk nabij is.
Dat het heil onder handbereik is, moge zo zijn. En je kunt elkaar, zoals Jesaja dat doet, daar natuurlijk aan herinneren. Maar juist de mensen, die dit niet zo kunnen zien (omdat het zicht daarop door wat voor een reden dan ook is geblokkeerd) zijn daar niet mee geholpen.
3. Tot slot: vanochtend hebben we eigenlijk niet veel anders gedaan dan aandachtig en zorgvuldig lezen en overdenken wat Mattheus schreef. De preek is dus feitelijk van hem. Is dat misschien ook het "brood" waarover het in het verhaal van de wonderbare spijziging gaat? Gebeurt het wonder niet steeds daar, waar mensen met elkaar nadenken, zichzelf onderzoeken, en "kauwen" op zo'n evangelietekst?

Zo komen we dan toch weer bij Jesaja, die ooit schreef:
Zo spreekt de Heer: Luistert, luistert naar mij: dan eet ge wat goed is, dan verzadigt ge u aan heerlijke spijs. Neig uw oor en kom naar mij, en luistert: dan zult ge leven."

DE LEZINGEN:
Jesaja 55:1-3

Zo spreekt God de Heer:
"Komt naar het water, gij - allen die dorst lijdt. Ook gij, die geen geld hebt, komt toch! Komt kopen, geniet zonder te betalen. Komt kopen wijn en melk. Wat geeft gij uw geld voor iets dat geen brood is? Wat geeft gij uw arbeid voor iets dat niet voedt?
Luistert, luistert naar mij: dan eet ge wat goed is, dan verzadigt ge u aan heerlijke spijs. Neig uw oor en kom naar mij, en luistert: dan zult ge leven."

Mattheus 14:13-21

In die tijd voer Jezus in een boot naar een eenzame plek om alleen te zijn. Maar het volk kwam dit te weten en zij gingen hem vanuit hun steden te voet achterna.
Toen hij bij zijn landing dan ook een grote menigte zag kreeg hij diep medelijden met hen en hij genas hun zieken. Tegen het vallen van de avond kwamen zijn leerlingen naar hem toe en zeiden: "Deze plek is eenzaam en het is al laat op de dag. Stuur dus het volk weg om in de dorpen eten te gaan kopen." "Het is niet nodig dat zij weggaan", zei Jezus hun, "geeft gij hun maar te eten." Doch zij antwoordden: "Wij hebben hier niet meer dan vijf broden en twee vissen." Waarop Jezus sprak: "Breng die dan hier." En hij gaf opdracht dat het volk zich zou neerzetten op het gras. Hij nam de vijf broden en de twee vissen, sloeg de ogen ten hemel, en nadat hij de zegen had uitgesproken, brak hij de broden die hij aan zijn leerlingen gaf en de leerlingen gaven ze weer aan het volk. Allen aten tot ze verzadigd waren en aan overgebleven brokken haalde men nog twaalf volle korven op. Het waren ongeveer vijfduizend mannen die hadden gegeten, vrouwen en kinderen niet meegerekend.

Terug naar het begin van deze pagina

Reactie? Zend een E-mail

Terug naar de REGISTERS

© A.E.J. Kaal, 2003.