Lezingen:
2 Koningen 17:24.29-34
Lucas 17:11-19
OVERWEGING
In het boek Koningen lezen we over de perikelen van een wereldleider: in dit
geval de vorst van Assyrië, een wereldmacht in opkomst. Zijn machtige legers
hebben zojuist Samaria verwoest met veel machtsvertoon. En daarmee heeft
hij een einde gemaakt aan het bestaan van Israël, deze lastige onbetrouwbare
vazalstaat. De vraag na zo'n oorlog is altijd: hoe nu verder? Want je
kunt een oorlog winnen, je kunt een gebied veroveren, je kunt de
strijdbare mannen vermoorden, maar wat dan? Het verzet is meestal
niet gebroken, en de bestaande cultuur leeft voort, en mensen
proberen om zich te hergroeperen. De Assyrische vorst bedenkt een
geweldige oplossing: hij besluit om het gebied opnieuw te bevolken.
Daartoe brengt hij onderworpenen, afkomstig uit andere streken en
andere culturen naar het gebied van Samaria.
DE LEZINGEN:
2 Koningen 17:24.29-34
Terug naar het begin van deze pagina
Reactie? Zend een E-mail
Terug naar de REGISTERS
© A.E.J. Kaal, 2003.
Dit nu is een prachtig voorbeeld van wat Paul Watzlawick een "superoplossing"
noemt. Paul Watzlawick heeft ooit een indringend boekje geschreven onder de
titel "Superoplossingen". Dat woord is cynisch bedoeld: het gaat om
oplossingen die niets oplossen. Integendeel: achteraf blijkt dat de
rampspoed, die je met deze oplossingen over jezelf afroept nog vele
malen groter is dan de moeilijkheid waarvoor je een oplossing zocht.
Zijn vuistregel is: "Als je slecht omgaat met moeilijkheden kom je pas
echt in de problemen!"
Wie van ons heeft daar geen ervaring mee. We werken onszelf vaak in de
nesten door op een verkeerde manier met moeilijkheden om te gaan. Al snel
denk je hierbij ook aan wat zich ook dit moment op het wereldtoneel afspeelt:
al het (super)machtsvertoon tegen de Talibandieten - gelegitimeerd met "het
recht om terug te slaan".
Mijn gedachten gaan onwillekeurig terug in de tijd:
- naar de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki
- naar de 1.000.000 mensen die door het Suharto-regime (met steun van het
westen en met name van Engeland) de dood vonden in Indonesie
- naar Vietnam met die afgrijselijke beelden van de effecten van de
fragmentatiebommen en ontbladeringsmiddelen
- naar de superprecisiebombardementen uit de jaren '90 in Irak die, naar
achteraf duidelijk werd, zo'n 200.000 Iraqi's het leven heeft gekost
- naar de 29.000 doden in Libanon als gevolg van het machtsvertoon van de kant
van Israël
- naar de beelden van de strijd nu tussen Israël en de Palestijnen; en er zou
nog veel meer te noemen zijn. Het lost allemaal niets op, integendeel.
Dikwijls wordt zo'n oplossing gelegitimeerd met het "recht om terug te slaan".
Want het zijn altijd de anderen die begonnen....
Ik voel me niet gemakkelijk als ik zulke dingen zeg: al was het maar omdat
ook ikzelf hier niet zou hebben gestaan, als de bommen op Hiroshima en
Nagasaki niet waren gevallen. Waaraan ontleen ik überhaupt het recht om er
te zijn? Waaraan ontleen ik het recht om in welvaart te kunnen leven?
Waaraan ontlenen we het recht het woord gerechtigheid in de mond te nemen,
wanneer we ons eigen bestaan danken aan verstoorde machtsverhoudingen?
Prof. Quispel heeft ooit gezegd dat de geschiedenis altijd wordt geschreven
door de overwinnaars. Want de verliezers komen doorgaans niet meer aan het
woord. Zij zwijgen als het graf. En de overwinnaars hebben het recht aan hun
kant. Door dit aan de orde te stellen voel ik me daar niet gemakkelijk bij:
onze christelijke cultuur is een cultuur van overwinnaars. Ik realiseer me
ineens wat profeten zijn. Een profeet is immers iemand, die eigenlijk niet
goed durft om bepaalde zaken te zeggen maar dan toch vindt dat die wel gezegd
moeten worden...? Het is veel gemakkelijker om te zwijgen.
Het machtsvertoon staat in het teken van de gerechtigheid, van de strijd
tegen het kwaad. Maar weten we wel zeker, dat het gaat om gerechtigheid?
Maar liefst 80% van 's werelds inkomsten vloeit naar wat wij "de vrije
wereld" noemen, het liberale, democratische westen. Onze wereld. Tegen
die achtergrond lees ik het verhaal van Lucas, over die melaatsen: tien
melaatsen. In de geloofstaal van de bijbel staat het getal tien voor het
totaal: God moest tienmaal zeggen "er zij..." om deze wereld te scheppen;
er zijn 10 geboden nodig om te kunnen weten wat God van mensen verlangt;
tien plagen om de farao tot inkeer te brengen; het waren tien geslachten
van mensen, de generaties tussen Adam en Noach, die God er bijna toe te
brachten om door de zondvloed de schepping weer ongedaan te maken. De
tien melaatsen zijn het beeld van een zieke wereld.
Wat is er met de wereld aan de hand? En: hoe worden die melaatsen gereinigd?
Het is een heel merkwaardig verhaal, dat Lukas ons vertelt: je zou verwachten
dat Jezus, net als in sommige andere genezingsverhalen, de rol vervult van
wonderdokter. Maar eigenlijk doet Jezus niets. "Ga en laat u zien aan de
priesters...", zegt hij. Je laten zien, impliceert dat niet ook: jezelf
onder ogen komen? De pijn ervaren, en de tranen voelen wellen: om al het
leed waar je in het beste geval ongewild, onbedoeld, maar soms ook door
welbegrepen eigenbelang mede de oorzaak van bent?
Wanneer je de moed vindt om jezelf te laten zien zoals je 'er aan toe bent'
kan dat klaarblijkelijk het begin zijn van een proces, waarin er heel wat
met je kan gebeuren. Zou het daarom zijn dat er niet staat dat zij genezen
werden, maar dat zij gereinigd werden? Je laten zien zoals je 'er aan toe
bent': daar begint de ziel in zichzelf te keren, en te raken aan de
werkelijke dimensies van het bestaan: de duur van ons leven, de lengte
van de weg, de kwaliteit van ons bestaan, en de diepte van de afgronden en
de hoogten van de topervaringen. Juist daar begint de ziel bescheiden te
worden en besef te krijgen van de plaats in het grote geheel.
Inkeren en gaan beseffen is één ding. Maar dan is er ook nog zoiets als het
bekennen: "Eng is het huis van mijn ziel: laat het door U verruimd worden.
Bouwvallig is het: herstel het toch. Het verbergt dingen die uw ogen kunnen
kwetsen: ik beken het en ik weet het. Maar wie zal het schoonmaken?" Dit
zijn woorden uit de confessie van Augustinus. We moeten ervoor waken, dat
het verhaal van Lucas niet louter en alleen betrekken op ons persoonlijke
leven. Niet voor niets gaat het verhaal van Lucas nog verder: er is er maar
één die terugkeert en bij Jezus komt terwijl hij God looft en prijst. Waar
is het collectief? Het gaat toch duidelijk om een groep die ziek was, 10
melaatsen; het gaat om de ziekte van de cultuur waar ook wij deel van zijn.
Wat is er dan toch mis met de wereld? En wat is er mis met onze cultuur?
Het boek Koningen is daar helder over: "Zij vereren Jahwe wel, maar dienen
ook hun eigen goden volgens het gebruik van de volken waaruit men hen had
weggevoerd." Anders gezegd: we zijn dan wel gelovig, maar zijn we ook bereid
en in staat om onszelf onder ogen te zien hoe het met ons staat met onze eigen
goden? En om te bekennen dat wij medeoorzaak zijn en bron van de scheve
verhoudingen in de wereld? Kunnen wij, althans binnen de muren van deze
heilige ruimte, onder ogen zien hoe het met ons staat, en nagaan wat we
moeten bekennen...., kunnen belijden?
"Laat je zien zoals je er aan toe bent." Dat is de weg die Jezus wijst:
voor het persoonlijk leven, maar niet minder voor de samenlevingsverbanden
waarvan we deel uitmaken. Wie bereid zijn om deze weg te gaan - zullen komen
bij de bronnen van levend water: zo luidt de belofte. De tuin zal weer gaan
bloeien, wat dood was zal herleven, en als vanzelf zal de lofzang opklinken
voor de Herschepper, die trouw is en nabij, en die nooit laat varen wat zijn
hand, ook aan elk van ons begon. Durven we uit dat vertrouwen te leven?
.
Uit Babel, Kuta, Awwa, Hammat en Sefarwaïm voerde de koning
van Assur toen mensen aan en liet die wonen in de steden van
Samaria, in plaats van de Israëlieten. (..)
Maar de verschillende bevolkingsgroepen bleven hun eigen
godenbeelden maken en plaatsten die in de tempels die de
Samaritanen op de offerhoogten gebouwd hadden. Zo deed iedere
groep in de stad waar zij woonden. De Babyloniërs maakten een
beeld van Sukkot-Benot, die van Kuta een van Nergal, die van
Hamat een van Asima. De Awwieten maakten een Nibchaz en een
Tartak, en de Sefarwieten verbrandden hun zonen ter ere van
Adrammelek en Anammelek, de goden van de Sefarwaïm.
Tegelijkertijd vereerden zij ook Jahwe en stelden zij uit hun
midden priesters aan om voor hen dienst te doen in de tempels
op de offerhoogten.
Zij vereerden Jahwe wel, maar dienden ook hun eigen goden
volgens het gebruik van de volken waaruit men hen had
weggevoerd. Tot op heden gaan zij voort met die oude
praktijken: ze hebben geen ontzag voor Jahwe en handelen niet
naar de hun gegeven voorschriften en bepalingen, naar de wet
en de geboden door Jahwe gegeven aan de zonen van Jacob, die
van Jahwe de naam Israël heeft gekregen.
Lucas 17:11-19
Op zijn reis naar Jeruzalem trok hij (Jezus) door het
grensgebied van Samaria en Galilea. Toen hij een dorp
binnenging, kwamen hem tien melaatsen tegemoet; zij bleven op
een grote afstand staan en riepen luidkeels: "Jezus, Meester,
ontferm u over ons!" Hij zag hen en sprak: "Gaat u laten zien
aan de priesters". En onderweg werden zij gereinigd. Eén van
hen keerde terug, toen hij zag dat hij genezen was, en
verheerlijkte God met luider stem. Vol dankbaarheid wierp hij
zich voor Jezus' voeten neer, en deze man was een Samaritaan.
Hierop vroeg Jezus: "Zijn niet alle tien gereinigd? Waar zijn
dan de negen anderen? Is er niemand teruggekeerd om aan God
eer te brengen dan alleen deze vreemdeling?" En hij sprak tot
hem: "Sta op en ga heen; uw vertrouwen heeft u gered."