Aankomst in Jeruzalem

Lezingen:
Exodus 3: 1-5
Lucas 19:41-48




Preek:
Lezend in de evangeliën rijst altijd weer de vraag: wie is toch die Jezus? En wat heeft hem bezield? Hoe is hij 'Gods Woord'? Ja, wat is zijn boodschap?

De laatste jaren lijken deze vragen weer volop in de belangstelling te staan, gezien het grote aantal boeken dat over Jezus is verschenen. Eén ding wordt steeds duidelijker: dat de historische gestalte van Jezus niet meer te achterhalen is. We zien, al lezend in het Nieuwe Testament, Jezus gekleed gaan in beelden van hen die over hem hebben geschreven: steeds op andere wijzen. Paulus, de evangelisten, de schrijver van Hebreëen, de schrijver van de Jacobusbrief en zoveel anderen: elk van deze bijbelboeken biedt ons een ander Jezusbeeld. Je zou daarom kunnen zeggen, dat Gods woord op verschillende wijzen gestalte heeft gekregen in alles wat over Jezus wordt gezegd.

Lucas beschrijft het leven van Jezus als een reis van Galilea naar Jeruzalem. Het gedeelte, dat wij vanochtend met elkaar hebben gelezen, betreft het einde van die reis: de aankomst op zijn bestemming. Lucas laat zien hoe heel anders die is dan die had moeten zijn. Want, hoe de reis eigenlijk had moeten aflopen lezen we in psalm 118; die psalm is een danklied, waarin bezongen wordt hoe iemand aan het einde van de tocht zegt: "Ik wil niet sterven maar leven en de daden van de Heer bezingen." Dat zouden we toch eigenlijk allemaal willen: een leven dat uitloopt op diepe dankbaarheid. En reis waarop je met voldoening terugkijkt. Een aankomst bij de meet waar je, moegestreden maar voldaan, wordt overladen met bloemen. Bewonderd om wat je deed. Wie zou niet gekend willen zijn, begrepen zijn en gewaardeerd? Wie heeft daar niet ooit van gedroomd?

Maar Lucas beschrijft het heel andere einde van Jezus: wanneer Jezus zijn bestemming bereikt wellen er tranen in zijn ogen bij het zien van Jeruzalem. Jeruzalem, de stad die zou moeten zingen: "Gezegend wie komt in de Naam van de Heer, uit Zijn woning wensen wij u zegen" is zo heel anders, ontvangt hem ook zo heel anders; van de tempel is een rovershol gemaakt; de plaats die een bron van vrede en vreugde zou moeten zijn is geworden tot broedplaats van intriges, van politiek, van dood en van verderf.

Je kunt zo'n tekst op verschillende manieren lezen. Maar niet alle manieren zijn even inspirerend.

1. Het meest voor de hand liggend voor ons lijkt misschien om er vanuit een historisch perspectief naar kijken. De kernvraag is dan steeds: hoe is het gebeurd? Hoe heeft het zover kunnen komen? Het kenmerkende van geschiedschrijving is, dat achteraf naar verklaringen wordt gezocht. Hoe heeft het met Jeruzalem zover kunnen komen?

Met het oog op onze actualiteit zouden wij ons de vraag kunnen stellen: hoe heeft het zover kunnen komen met de kerk, die voor velen niet meer geloofwaardig is? Hoe heeft het zover kunnen komen met Europa, dat in de twintigste eeuw maar liefst 40 miljoen doden heeft moeten tellen als gevolg van bruut geweld? Hoe kan het dat we dagelijks geconfronteerd worden met 'etnische zuiveringen', met terreur, criminaliteit, en toenemend zinloos geweld op straat? Wat is er met onze samenleing aan de hand? Hoe heeft het kunnen gebeuren dat er nu sprake is van zo'n overmacht van het kapitaal, van zo'n opeenhoping van mensen in stedelijke gebieden, van zoveel onderdrukking en eenzaamheid? Een wereld om van te huilen. Hoe kan dat?

Zo'n benadering past wel in ons causale denken. Dagelijks worden we overspoeld met nieuwsanalyses. Wie zo leest ontdekt in het verhaal van Lucas vooral de intriges: hogepriesters, schriftgeleerden en leiders van het volk die uit zijn op aanzien en die in Jezus een bedreiging zien; die zinnen op zijn ondergang; en die tegelijkertijd bang zijn voor de gevolgen, omdat hij toch wel heel wat aanhang heeft. Toch is het nog maar de vraag of deze manier van kijken, dit analyseren, dit "willen leren uit de geschiedenis" ons wel iets oplevert.

Misschien zijn het wel louter wetmatigheden, die je op het spoor komt: de opkomst, de bloei, het machtsmisbruik, en de ondergang van een cultuur. Maar de ervaring leert, dat we uit dergelijke analyses doorgaans niet veel leren.

Het is dan ook niet toevallig dat het Nieuwe Testament doorgaans niet is gericht op wat er was, maar meer op wat er gaat komen. Geloof is eigenlijk altijd toekomstgericht. God gaat voor ons uit.

2. Zo komen we bij een andere manier om te proberen de tekst te begrijpen: vanuit een binnenperspectief. Hoe zijn wij zelf gericht? Hoe staan wij tegenover het kwaad in de wereld en om ons heen? Hoe gaan wij om met het gegeven dat de werkelijkheid waarin we zijn geplaatst feitelijk anders is dan we zouden willen? Zo gecompliceerd, en vol valstrikken? Want: hebben ook wij niet altijd gehoopt en gedacht en beleden en geleefd uit de verwachting dat de wereld toch in wezen "goed" is? Dat de werkelijkheid "anders was" dan die zich vaak laat aanzien? Stellen we er niet een zekere eer in om ervan uit te gaan, dat mensen "te vertrouwen zijn" en dat de toekomst in wezen zegenrijk is, goed, heilzaam. Dat er uiteindelijk aan zegen zal zijn, heil, geluk?

Juist wie daaruit probeert te leven kent ook de desillusies: met je kinderen, met een relatie, het je eigen leven, de dromen over bestemming,... De werkelijkheid is goed en kwaad dooreen! Voor wie zo leest verschuift al lezend de aandacht naar de tranen van Jezus.
Waarom huilt Jezus? Wat betekenen deze tranen? Wat was de betekenis van onze eigen tranen, toen we ooit gedesillusioneerd waren? Ik denk dat wij vaak huilen uit medelijden met onszelf. Meer dan uit diepe bewogenheid met de wereld? Misschien is dat wel het bijzondere van het verhaal dat Lucas ons vertelt: volgens Lukas huilt Jezus om Jeruzalem. Om die wereld, die niet inziet wat haar tot vrede strekt. Zou je in zijn tranen niet de Heilige Geest kunnen herkennen? Dat roept de vraag op of wij werkelijk in staat zijn om bewogen te zijn om de wereld.

3. Dit brengt ons bij nog een andere manier van kijken naar de tekst. Stel dat de verscheurdheid van de wereld ook ons werkelijk raakt. Dan stelt ons dat onmiddellijk voor de indringende vraag naar onze eigen rol op het wereldtoneel. Wat is onze positie? Zijn wij niet mede oorzaak van die verscheurdheid.
Wie vanuit dit perspectief naar de tekst kijkt ontkomt niet aan de vraag in hoeverre we ons zouden moeten vereenzelvigen met het tempelpersoneel: wat hebben wij van het kerkelijk erf gemaakt? In hoeverre zijn wij - door ons patroon van leven/ door onze cultuur - mee verantwoordelijk voor wat er gebeurt in de wereld? Wat valt ons te verwijten? In hoeverre zijn al die oorlogen en spanningen in de wereld een uitvloeisel van onze cultuur? Zou het kunnen zijn dat we ons meer hebben toegeëigend dan ons toekomt? Goederen? Macht? Veiligheid? Dezer dagen zag ik een TV-uitzending waarop iemand verteld, dat hij ooit op zijn 26ste de erfenis die hij had gekregen, weggaf met als motivatie dat een mens geen recht heeft op méér dan wat hij met zijn eigen handen heeft verdiend. Hoe denken wij eigenlijk over eigendom en eigendomsrecht? En wat zijn daarvan de consequenties?

4. Tot slot: je kunt het verhaal van Lucas ook lezen vanuit de opdracht die in de tekst schuilt. Ook dit huis hier is tempel, een huis van gebed. Het gaat erom dat we de ogen sluiten, en - zoals de openingstekst van vanochtend het zo kernachtig uitdrukte - dat we zijn naam noemen. Bidden veronderstelt de bereidheid om te erkennen dat heel ons leven louter op genade berust. Een biddend mens zijn is een levenshouding. Wie zo leeft mag verwachten dat de stilte zich opent en dat God Zijn stem zal laten horen - zoals tot Mozes: "De plaats waarop jij nu staat, - heilige grond is dat!" De ruimte waarin wij mogen bestaan is heilig.

Wie de tekst zo leest komt uit bij de woorden over de mensen die de tijd, waarin barmhartig op hen werd neergezien, niet hebben erkend. Want wanneer we werkelijk zouden leven uit die erkenning, zou dat ons tot vrede zou strekken. Biddend mens zijn is een levenshouding, waardoor je God vermoed in alles: " ....want wij vermoeden en geloven, dat Gij ons draagt, dat Gij ons dient." Kunnen wij zo leven?

DE LEZINGEN: preek nr. 27 Exodus 3: 1-5
(Vert. Pieter Oussoren: De stem uit het vuur)

Mozes is herder geworden over het wolvee van Jitro, zijn schoonvader, priester van Midian; hij drijft het wolvee tot achter de woestijn en komt aan bij de berg van God, op Horeb aan.
Dan laat zich aan hem zien: de engel van de AANWEZIGE in een vuurvlam uit het midden van de Sinaïdoorn; hij ziet het aan: ziedaar, de Sinaïdoorn gloeit in het vuur maar de Sinaïdoorn wordt niet verteerd! Dan zegt Mozes: nu moet ik van mijn weg afwijken, - ik ga het zien, dit grootse gezicht: waarom verbrandt hij niet, de Sinaïdoorn? Dan ziet de AANWEZIGE dat hij van zijn weg is afgeweken om het te zien; God roept hem uit het midden van de Sinaïdoorn en zegt: Mozes!@, Mozes!, en die zegt: hier ben ik! Hij zegt: treedt niet nader hierheen; trek je schoenen van je voeten, want de plaats waarop jij nu staat, - heilige grond is dat!


Lucas 19:41-48

En toen hij naderbij kwam liet hij zijn blik over de stad gaan en weende over haar, terwijl hij zei: 'Mocht gij op deze dag inzien wat u tot vrede strekt! Maar nu is dat voor uw ogen verborgen. Er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden een wal tegen u opwerpen, u omsingelen en u van alle kanten insluiten. Zij zullen u met uw kinderen die in u wonen, neersmakken en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd, waarin barmhartig op u werd neergezien, niet hebt erkend.'
Toen hij de tempel binnenging begon hij de verkopers er uit te jagen, terwijl hij tot hen zei: 'Er staat geschreven: Mijn huis moet een huis van gebed zijn, maar gij hebt er een rovershol van gemaakt. Dagelijks gaf hij in de tempel onderricht. De hogepriesters, de schriftgeleerden en de vooraanstaanden van het volk zochten een gelegenheid om hem ter dood te brengen, maar zij zagen geen kans om wat dan ook te doen, want al het volk hing aan zijn lippen.

Terug naar het begin van deze pagina

Reactie? Zend een E-mail

Terug naar de REGISTERS

© A.E.J. Kaal, 2003.