Lezingen:
Jesaja 11:1-10
Micha 4:10
Mattheus 3:1-2.7-12
* Preek: "laat mij door..."
"Laat mij door!". Dat zijn de eerste woorden die Jezus spreekt
in het evangelie volgens Mattheus. Johannes, zo zegt Mattheus,
wil Jezus tegenhouden. En dat staat er niet zomaar: want wie het
evangelie van Mattheus bestudeert kan zien dat dit verhaal
onderdeel is van een drieluik: waarin steeds geprobeerd wordt om
Jezus te stuiten.
Eerst is het Herodes, de representant van de overheid in die
dagen, die probeert om Jezus tegen te houden. Vervolgens is het
Johannes. En tenslotte is het de duivel, die Jezus verzoekt: en
die hem probeert af te houden van verdere activiteit door hem de
heerschappij over al de rijken in deze wereld aan te bieden -
zij het dan onder ‚‚n conditie: dat hij
de personificatie van het kwaad erkent als de ultieme macht.
Op deze subtiele wijze wordt door Mattheus de vraag aan de orde
gesteld hoe onze wereld er feitelijk uitziet. En wat we mogen
verwachten. Heeft niet het kwaad, de duisternis het laatste
woord? Moet daarvoor uiteindelijk niet alles wijken?
Ook in de lezingen uit het Oude Testament spreekt deze vraag:
in het Jesaja-gedeelte wordt het ultieme vrederijk bezongen:
"De wolf en het lam wonen samen, de panter vlijt zich neer naast
het bokje, het kalf en de leeuw weiden samen: een kleine jongen
kan ze hoeden. De koe en de berin sluiten vriendschap, hun jongen
liggen bijeen." Maar Micha, een tijdgenoot van Jesaja, citeert
Jesaja, en profeteert dat het heil niet zo nabij is als we
waarschijnlijk allemaal hopen en willen. Want, voordat het heil
kan doorbreken, moet er nog heel wat gebeuren. Micha vormt de
tegenstem tegen een al te gemakkelijk optimistisch spreken over
heil, dat onder handbereik ligt: "Krimp ineen van pijn en
schreeuw het uit, dochter Sion, als een vrouw in barensnood, want
voorzeker, je zult de stad moeten uittrekken en op het veld
verkeren." In die dagen was er in Jeruzalem volgens Micha
klaarblijkelijk sprake van een cultuur waarvan niet veel goeds
te verwachten viel. Men zou eerst door een diep dal moeten voor
men heil mocht verwachten.
Zou het kunnen zijn, dat dit ook voor ons geldt?
[Je durft dat nauwelijks hardop te zeggen. Voor je het weet keert
iedereen zich af: mensen willen dat niet graag horen. Ze
luisteren liever naar heilsprofetieën.]
En toch kunnen we niet om de vraag heen: de vraag, of we het heil
niet in de weg staan. Of ook onze cultuur, zoals die zich heeft
ontwikkeld sedert de Verlichting - een periode uit onze
geschiedenis waarin het optimisme over onze mogelijkheden en over
toekomstig heil onbegrensd was - ... of ook onze cultuur niet
juist verhindert dat het heil doorbreekt.
Wat is er aan de hand met onze samenleving?
Zou het zo kunnen zijn, dat er ook binnen onze cultuur dingen
fundamenteel mis zijn? Zou het kunnen dat ook wij er vaak veel
te gemakkelijk vanuit gaan dat het wel goed zal komen? En dat we
ons dikwijls niet realiseren hoe ziek onze samenleving is?
Want hoe komt het toch dat juist op het grondgebied van ons
Europa in de afgelopen eeuw maar liefst 40 miljoen mensen het
slachtoffer zijn geworden van bruut geweld? Hoe komt het dat
juist in het welvarende westen zoveel mensen verslaafd zijn aan
drugs? Hoe kan het dat we ook in ons humane werelddeel nog zo
recent zijn geconfronteerd met zo bloedige etnische zuiveringen?
Ja hoe kan het dat we moeten leven met angst voor terreur, voor
hand over hand toenemende criminaliteit, en voor toenemend
zinloos geweld op straat en mogelijk zelfs voor bacteri‰le
besmetting? Wat is er met onze samenleving aan de hand?
Hoe heeft het zover kunnen komen, dat 1% van de mensen binnen
onze samenleving beschikt over de helft van het kapitaal?
"Laat mij door..." Houden ook wij Christus tegen?
Ik denk soms wel eens: het is alsof er in ons collectief
bewustzijn iets heel wezenlijks gaat ontbreken. Soms lijkt het
erop alsof we met mensen omgaan alsof het dieren zijn; en met
dieren alsof het planten zijn; en met planten alsof het dingen
zijn; en met dingen...: alsof het goden zijn. Laat ik dit wat
toelichten.
Denk eens aan de wereld van de sport: er wordt naar talent
gezocht; er worden mensen getraind en opgefokt; en voor de goede
exemplaren worden gigantische bedragen betaald. Is dat niet net
alsof het dieren zijn?
Denk eens aan arbeidsorganisaties: mensen worden in de watten
gelegd - als het zo uitkomt - , maar ook weer even gemakkelijk
op straat gezet en afgedankt als ze een hinderlijke kostenfactor
worden.. zoals we hier in Zwolle dezer dagen nog konden zien.
Mensen worden ge‹soleerd of monddood gemaakt, wanneer ze een
bedreiging gaan vormen voor de gevestigde posities ... zoals
onlangs in de 2de kamer nog maar al te duidelijk is geworden. Het
gebeurt in het groot en in het klein. Ja zelfs in relaties:
mensen moeten, zo hoor je dan soms, maar eens in therapie. Want
ze functioneren niet meer goed. Aangepast gedrag valt te leren!
Onze gastvrijheid kent geen grenzen: als de vreemdelingen maar
bereid zijn om zich aan te passen.
En hoe gaan we om met dieren? Het is soms net alsof het planten
zijn:
- als er ziekte is worden ze geruimd of als onkruid verbrand
- ze worden ingevroren en geconserveerd voor tijden van schaarste
alsof het hooi is, dat wordt ingekuild voor de winter
- de dieren worden, als het zo uitkomt, biologisch gemanipuleerd
om ervoor te zorgen dat er meer vlees aan zit.
En planten? Die zij gereduceerd tot grondstoffen: hele
regenwouden worden er gerooid om de cellulose in verband met onze
grote behoefte aan papier, of aan hardhout voor onze tuintjes
En met dingen gaan we (soms) om alsof het mensen zijn: de auto
is een "heilige koe" en er bestaan in Japan nu zelfs robotjes,
machientjes vol electronica die voor veel geld te koop zijn, waar
je een relatie mee kunt opbouwen; je moet ze dan wel op tijd
voeden, en nu en dan knuffelen.
Hoeveel jongeren leven er niet in een wereld van
computerspelletjes; in een virtuele wereld die (nu en dan) de
plaats inneemt van de werkelijkheid. En de werkelijke wereld,
zoals de oorlog, komt soms onze huiskamer binnen alsof oorlog een
spannend computerspel is.
"Laat mij door..."
Het lijkt erop alsof we onze ziel dreigen kwijt te raken. Ik
bedoel daarmee het diepe besef, dat onze werkelijkheid veel hoger
en dieper is dan wat we met onze zintuigen waarnemen: zaken als
verwondering, ontroering en verontwaardiging. Wat gebeurt er met
je als iemand je vergeeft. Wat kan er soms niet gebeuren op een
stil moment, waarin wordt door de natuur? Of in de ontmoeting,
wanneer je tenminste herkent wat die ander bezielt? Of gekweld
wordt door onzekerheid?
"Laat mij door...", zegt Jezus: mensen hebben er recht op te
weten hoe kostbaar zij zijn, hoeveel respect zij verdienen, hoe
nodig het is om solidair te worden. Want is dat niet in feite de
betekenis van zijn doop? Ondergedompeld worden in de ellende, de
uitzichtloosheid, de wreedheid van het bestaan -
om zo mens met mensen te kunnen worden, en met hen samen de weg
te gaan? Is dat niet wat Jezus, door zich te laten dopen, op zich
neemt als levensopdracht? Mensen opzoeken om hen te steunen en
te bemoedigen: als incarnatie van Gods liefde voor de schepping.
In hoeverre blokkeren wij het heil? In hoeverre blokkeren wij het
heil?
Ik denk dat ieder mens in zijn leven wel een boom heeft, die
onvruchtbaar is. Die feitelijk om moet, en in het vuur geworpen.
Zo'n boom kan veel blokkeren. Zo'n boom kan ook veel
energie kosten, die in feite vruchteloos is.
Maar het zou al heel wat zijn, als we tenminste in deze
adventstijd zouden proberen om, als voorbereiding op het
Kerstfeest, bedacht te zijn op de kleine dingen tussen mensen.
De signalen en gebaren, die soms ineens zoveel betekenend kunnen
blijken te zijn. Als we tenminste de openheid van geest hebben
om in de ander te herkennen dat die het licht in zich draagt dat
God in ons allen heeft gezaaid.
"Laat mij door: want zo moeten wij alle gerechtigheid vervullen".
AMEN.
DE LEZINGEN:
Jesaja 11:1-10
Een twijg ontspruit aan de stronk van Isa‹, een telg ontbloeit
aan zijn wortel. De geest van Jahweh rust op hem, een geest van
wijsheid en inzicht, een geest van beleid en sterkte, een geest
van kennis en ontzag voor JHWH; hij ademt ontzag voor JHWH. Niet
naar uiterlijks schijn spreekt hij recht en hij doet geen
uitspraak op losse geruchten; hij geeft de geringen hun recht en
de armen in het land krijgen een eerlijk vonnis. Hij kastijdt de
verdrukkers met de roede van zijn mond en de bozen doodt hij met
de adem van zijn lippen. Gerechtigheid draagt hij als een gordel
om zijn lendenen, en trouw als een gordel om zijn heupen. De wolf
en het lam wonen samen, de panter vlijt zich neer naast het
bokje, het kalf en de leeuw weiden samen: een kleine jongen kan
ze hoeden. De koe en de berin sluiten vriendschap, hun jongen
liggen bijeen. De leeuw eet haksel als het rund, de zuigeling
speelt bij het hol van de adder, het kind steekt zijn hand uit
naar het nest van de slang. Niemand doet nog kwaad of handelt nog
verderfelijk op heel mijn heilige berg; want de kennis van JHWH
vervult het hele land zoals het water heel de bodem van de zee
bedekt. Op die dag staat de wortel van Isa‹ als een banier
opgericht: de volken zoeken hem op, en zijn woonplaats zal
luisterrijk zijn.
Micha 4:10
Krimp ineen van pijn en schreeuw het uit, dochter Sion, als een
vrouw in barensnood, want voorzeker, je zult de stad moeten
uittrekken en op het veld verkeren; je zult naar Babel gaan: daar
word je gered, daar zal YHWH je verlossen uit de macht van je
vijanden.
Mattheus 3:1-2.7-12
In die dagen trad Johannes de Doper op predikende in de woestijn
van Judea en zeggende: bekeert u, want het koninkrijk der hemelen
is nabij gekomen.
Gelijk geschreven staat bij de profeet Jesaja:
"Zie ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg zal
bereiden; de stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de
weg des HEREN, maakt recht zijn paden", geschiedde het, dat
Johannes doopte in de woestijn en de doop der bekering
verkondigde tot vergeving der zonden.
Als hij nu zag dat vele van de Farizee‰n en de Sadducee‰n tot de
doop kwamen zeide hij tot hen: Adderengebroed, wie heeft u te
kennen gegeven de komende toorn te ontvlieden? Brengt dan vrucht
voort, die aan de bekering beantwoordt; en beeldt u niet in dat
gij bij uzelf kunt zeggen: wij hebben Abraham tot vader, want ik
zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te
verwekken. Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen; iedere
boom dan die geen goede vruchten voortbrengt wordt uitgehouwen
en in het vuur geworpen. Ik doop u wel met water tot bekering,
maar Hij die na mij komt is sterker dan ik; wiens schoenen ik
niet waardig ben Hem na te dragen, die zal u dopen met Heilige
Geest en met vuur, wiens wan in zijn hand is en Hij zal zijn
dorsvloer doorzuiveren en het graan zal hij verzamelen in de
schuur, doch het kaf zal Hij verbranden met onuitblusselijk vuur.
En het geschiedde in die dagen, dat Jezus kwam uit Nazareth in
Galilea en zich door Johannes liet dopen in de Jordaan. Maar
Johannes trachtte hem met alle geweld tegen te houden, zeggende:
ik heb nodig door U gedoopt te worden, en gij komt tot mij? Maar
Jezus antwoordde hem zeggende: laat mij door, want zo moeten wij
alle gerechtigheid vervullen.
Terug naar het begin van deze pagina
Reactie? Zend een E-mail
Terug naar de REGISTERS
© A.E.J. Kaal, 2003.