Preek gehouden op de eerste zondag van Advent in de "Vrijzinnige Geloofsgemeenschap aan de Regge" te Rijssen.
De lezingen waren:
Zacharias 14: 4-9
Lucas 21: 25-31

Waar gaat het in de teksten, die we zojuist lazen, om? In de beide lezingen wordt iets aangekondigd, waarnaar we kunnen uitzien; het kan elk moment gebeuren. Het is iets waarnaar de mensheid altijd al heeft verlangd: een bevrijding; een verlossing; een einde aan onderdrukking; ja het begin van een nieuw levensperspectief. En dat alles door een ingrijpen van buitenaf. Het is dus niet iets wat voortkomt uit de loop der dingen. Het is niet een uitvloeisel van de geschiedenis: nee, het komt voort uit een handelen van Godswege. God gaat iets doen!

Deze boodschap is verpakt in kosmische beelden: het scheuren van de aarde, het bulderen van de zee, zonsverduistering, en nog zo het een en ander. Maar dat is franje. Waar het om gaat is, dat er een totale ommekeer wordt aangezegd: door toedoen van God.

Wat ons verteld wordt maakt duidelijk dat daarbij verondersteld is dat de werkelijkheid gespleten is: enerzijds is daar deze aarde, met zijn geschiedenis; en anderzijds is een hemel met zijn bewoners: twee ruimten gescheiden van elkaar door een ijzeren gordijn: wij, mensen, zitten aan deze kant, de bewoners van de hemelse gewesten aan de andere kant.

In deze wereld heerst ellende. En wij zijn niet in staat om die ellende de wereld uit te helpen: daarvoor is een ingreep nodig van buitenaf. Zo dacht men destijds, of zo hoopte men. Maar de tijden zijn veranderd. En daarmee ook het wereldbeeld. Men heeft dit antieke wereldbeeld wel bestempeld als het uitvloeisel van een "ongelukkig bewustzijn". Daarmee bedoelde men die voorstelling dat er sprake is van twee werkelijkheden naast elkaar. Zo denken wij niet meer.

De wetenschap heeft ons geleerd: er is maar één werkelijkheid - de wereld hier en nu. De gedachte aan een bovenwereld is achterhaald. Alles is natuur: we weten waar de bliksem vandaan komt, we weten wat electriciteit is en hoe die beheersbaar en nuttig gemaakt kan worden; we weten van ziekten en hoe die worden veroorzaakt; we beschikken over medicijnen en methoden om ziekten te genezen. We weten hoe armoede ontstaat, en honger. Kortom: dank zij de wetenschap blijken we steeds beter in staat om de werkelijkheid te beheersen en naar onze hand te zetten. Natuurlijk: we weten nog niet alles; en we kunnen ook nog lang niet alles. Maar dat is een kwestie van tijd. Zó ongeveer zou je het optimisme kunnen beschrijven, zoals dat ontstond in de tijd van "de Verlichting". Men zag de rede, de denkkracht van de mens als het hoogste goed; en het is aan de mens om van deze wereld iets moois te maken. Zo ongeveer is het mensbeeld van de moderne mens.

Maar hoe staat het met dit modernisme? Is dit nog steeds zoals wij denken? Kunnen we het optimisme nog navoelen? Ik denk dat er reden is voor scepsis. Juist achter ons ligt een eeuw, waarin miljoenen mensen de dood in zijn gejaagd. Behalve goede en mooie dingen heeft de wetenschap ons geholpen aan een oorlogsmachine die zijn weerga niet kent. Het vertrouwen in humaniteit en de menselijke moraal is danig geschokt door wat op 11 september 2001 in New York is gebeurd, en door alle zelfmoordaanslagen wereldwijd die op het Twintower-incident zijn gevolgd. Is er nog grond voor zoiets als een vooruitgangsdenken?

Wat we vandaag de dag zien is, dat de pretenties bescheidener worden. Katootje op de botermarkt: die kon maken wat ze wou. Maar wij zijn daar klaarblijkelijk niet toe in staat. Alle politieke inspanningen ten spijt is het verschil tussen rijk en arm in deze wereld nog nooit zo groot geweest als vandaag de dag. Alle wereldwijde organisaties ten spijt is het aantal weeskinderen nog nooit zo groot geweest als vandaag de dag. Alle millieubewustzijn ten spijt verdwijnen de regenwouden in een onrustbarend tempo. En het aantal dieren dat met uitsterven wordt bedreigd is groter dan ooit in mensenheugenis. En hier zouden nog heel wat voorbeelden aan toegevoegd kunnen worden. Ons probleemoplossend vermogen blijkt een stuk geringer te zijn dan we ons wel eens hebben verbeeld.

Wie dit beseffen zouden misschien het liefst maar weer terug willen naar de tijd waarin mensen konden geloven in een ingrijpen van buitenaf. Maar een terugkeer naar het oude wereldbeeld is een onmogelijkheid: die weg is afgesloten.
Is er dan nog ergens grond te ontdekken voor hoop? Of moeten we rekening houden met een toekomst vol somberheid zoals beschreven in de beelden van hel, vuur en verdoemenis?

In de 15de eeuw al leefde er een groot theoloog, Nicolaas Cusanus, die zich met deze vragen bezig hield. Hij stelde tegenover de rationaliteit het intellect. Het intellect, zo betoogt hij, heeft weet van de beperktheid van alle weten. De ratio is niet gevoelig voor dit tekort in elk weten. De ratio is erop uit om de werkelijkheid de beheersen. Maar het intellect doorziet, dat het hier om een illusie gaat: de werkelijkheid is niet beheersbaar. Zaken lopen altijd anders dan wij willen. We verbeelden ons misschien dat we de geschiedenis naar onze hand kunnen zetten, maar onze denkkracht is daartoe niet in staat. Het zou goed zijn, als we dit goed tot ons zouden laten doordringen.

Wat nu zo aardig is is dat zulke gedachten ook vandaag de dag weer ruimte krijgen. Wat je ziet gebeuren is, dat er weer aandacht komt voor een ander weten dan het weten van de wetenschap. Voor een weten, waarvoor plaats ontstaat wanneer we wat bescheidener worden. Wanneer we het geheim van het zwijgen opnieuw ontdekken.

Want zwijgen is het begin van alles. Aan al ons spreken gaat iets vooraf: intuïtie en ervaring. Alles wat we zeggen vloeit daaruit voort. Maar vaak zijn we zó druk in ons spreken, dat we ons nauwelijks tijd gunnen om ontvankelijk te worden. We zongen vanochtend: "God heeft het eerste woord..." Niet alleen aan ons spreken gaat iets vooraf: ook aan ons leven gaat iets vooraf. Aan het feit dat we er zijn. We hadden er ook niet kunnen zijn. Het feit dat er een werkelijkheid is, dat er een wereld bestaat, dat we er zijn - is een mysterie. En het is goed om daarbij stil te staan. Dit wordt ons aangereikt in die woorden: "God heeft het eerste woord". Zwijgen ontstaat daar waar de mens zich verwondert. Waar de mens getroffen wordt door schoonheid. Stilte ontstaat daar waar de mens wordt aangeraakt of ontroerd. Dat is iets van buitenaf wat ons overkomt.

De werkelijkheid groter is, ruimer dan wat de wetenschap ons aanreikt. De wetenschap heeft de werkelijkheid gereduceerd tot die dingen die telbaar, meetbaar, voorspelbaar en beheersbaar zijn. Maar dat is slechts een deel van de werkelijkheid. Zaken zoals liefde, schoonheid, toewijding, dankbaarheid, de relativering van het eigen bestaan, en roeping: dat zijn begrippen die wijzen op zaken waar de wetenschap maar slecht mee uit de voeten kan. Die zijn niet rationeel: wie kan uitleggen hoe liefde wordt gewekt? Wie weet uit welke bronnen vergeving voortkomt? Wat is troosten? En wie kan bedenken hoe het komt dat we soms gebeurtenissen in ons leven - die we niemand toewensen - uiteindelijk als zegenrijk kunnen ervaren? Het zijn juist zulke ervaringen die het leven hoogte, diepte en betekenis geven. In de taal van het geloof heet dat: het doorbreken van het rijk Gods. Natuurlijk, dat is geloofstaal. Die hoeft niet op gespannen voet te staan met ons wereldbeeld wanneer we beseffen dat het gaat om andere dimensies van bestaan dat die waar de wetenschap zich op richt. God spreekt in alle dingen. Het enige wat nodig is om dat te onderkennen is: een openheid van geest. En het besef dat er meer is dan alleen materie.

De successen van de wetenschap hebben ons doen vergeten dat er behalve de rationaliteit ook nog een ander weten is. Een ander zien: in je eigen leven op een gegeven moment ontdekken, dat de vijgeboom weer blad krijgt; dat het lente wordt; horen dat de vogels gaan fluiten lang vóórdat het licht wordt. Het zijn beelden, die verwijzen naar het leven zelf: waarin zich ook elke dag opnieuw mogelijkheden voordoen, kansen voor het grijpen liggen, Gods stem opklinkt, een nieuwe toekomst zich aandient. Waar advent ons toe uitnodigt is: om stil te worden en open voor deze boden van het licht. Of zoals een dichter schreef:


Uit de verte vernemen
opnieuw je stem zoals in
de avond geruisloos de
stilte te spreken begint
en alles verandert. Zo
toch is je stem. Dan gaan open
van mijn bestaan alle poor-
ten; wijken de wanden; neemt
je stilte bezit van zijn
rijk; kijk ik met verwonderde
ogen. En overal
gaan open de rozen, wit
in het gerucht van je stem;
breekt uit de dingen hun stilte;
overal bestaan om mij heen.
Als die van Orpheus je stem:
alles komt nader, gaat
open, gehoorzaamt, ontkomt
aan zichzelf. Bestaat.

(H. Andriessen)
AMEN.


DE LEZINGEN: Zacharias 14:4-9

4 Die dag zal hij zijn voeten op de Olijfberg planten, ten oosten van Jeruzalem. De Olijfberg zal in tweeën splijten: de ene helft glijdt weg naar het noorden en de andere naar het zuiden, zodat er een breed dal ontstaat van oost naar west. 5 Jullie zullen wegvluchten, het dal in tussen die twee bergketens die zullen reiken tot aan Asel, zoals jullie ook gevlucht zijn bij de aardbeving in de tijd dat koning Uzzia regeerde over Juda. En de HEER, mijn God, zal verschijnen met al de zijnen. 6 Op die dag zal er geen licht zijn; de hemellichamen verliezen hun glans. 7 Op die ene dag, die alleen de HEER kent, zal er geen onderscheid zijn tussen dag en nacht. Pas tegen het vallen van de avond zal er weer licht gloren. 8 Als die tijd aanbreekt, zal er in Jeruzalem zuiver water ontspringen: de ene helft zal in het oosten in zee uitmonden en de andere helft in het westen, zowel in de zomer als in de winter. 9 En de HEER zal koning worden over de hele aarde. Dan zal de HEER de enige God zijn en zijn naam de enige naam.

Lucas 21:25-31

25 Dan zullen er tekenen zijn aan de zon en de maan en de sterren, en op aarde zullen de volken sidderen van angst voor het gebulder en het geweld van de zee; 26 de mensen worden onmachtig van angst voor wat er met de wereld zal gebeuren, want de hemelse machten zullen wankelen. 27 Maar dan zullen ze op een wolk de Mensenzoon zien komen, bekleed met macht en grote luister. 28 Wanneer dat alles staat te gebeuren, richt je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij!'
29 Hij vertelde hun ook een gelijkenis: 'Kijk naar de vijgenboom en al de andere bomen. 30 Als je ziet dat ze uitlopen, weet je dat de zomer in aantocht is. 31 Zo moeten jullie ook weten, wanneer je die dingen ziet gebeuren, dat het koninkrijk van God nabij is.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2006.