Waar gaat het in de teksten, die we zojuist lazen, om? In de
beide lezingen wordt iets aangekondigd, waarnaar we kunnen
uitzien; het kan elk moment gebeuren. Het is iets waarnaar de
mensheid altijd al heeft verlangd: een bevrijding; een
verlossing; een einde aan onderdrukking; ja het begin van een
nieuw levensperspectief. En dat alles door een ingrijpen van
buitenaf. Het is dus niet iets wat voortkomt uit de loop der
dingen. Het is niet een uitvloeisel van de geschiedenis: nee,
het komt voort uit een handelen van Godswege. God gaat iets
doen!
Deze boodschap is verpakt in kosmische beelden: het scheuren
van de aarde, het bulderen van de zee, zonsverduistering, en
nog zo het een en ander. Maar dat is franje. Waar het om gaat
is, dat er een totale ommekeer wordt aangezegd: door toedoen
van God.
Wat ons verteld wordt maakt duidelijk dat daarbij
verondersteld is dat de werkelijkheid gespleten is: enerzijds
is daar deze aarde, met zijn geschiedenis; en anderzijds is
een hemel met zijn bewoners: twee ruimten gescheiden van
elkaar door een ijzeren gordijn: wij, mensen, zitten aan deze
kant, de bewoners van de hemelse gewesten aan de andere kant.
In deze wereld heerst ellende. En wij zijn niet in staat om
die ellende de wereld uit te helpen: daarvoor is een ingreep
nodig van buitenaf. Zo dacht men destijds, of zo hoopte men.
Maar de tijden zijn veranderd. En daarmee ook het wereldbeeld.
Men heeft dit antieke wereldbeeld wel bestempeld als het
uitvloeisel van een "ongelukkig bewustzijn". Daarmee bedoelde
men die voorstelling dat er sprake is van twee werkelijkheden
naast elkaar. Zo denken wij niet meer.
De wetenschap heeft ons geleerd: er is maar één werkelijkheid
- de wereld hier en nu. De gedachte aan een bovenwereld is
achterhaald. Alles is natuur: we weten waar de bliksem vandaan
komt, we weten wat electriciteit is en hoe die beheersbaar en
nuttig gemaakt kan worden; we weten van ziekten en hoe die
worden veroorzaakt; we beschikken over medicijnen en methoden
om ziekten te genezen. We weten hoe armoede ontstaat, en
honger. Kortom: dank zij de wetenschap blijken we steeds beter
in staat om de werkelijkheid te beheersen en naar onze hand te
zetten. Natuurlijk: we weten nog niet alles; en we kunnen ook
nog lang niet alles. Maar dat is een kwestie van tijd. Zó
ongeveer zou je het optimisme kunnen beschrijven, zoals dat
ontstond in de tijd van "de Verlichting". Men zag de rede, de
denkkracht van de mens als het hoogste goed; en het is aan de
mens om van deze wereld iets moois te maken. Zo ongeveer
is het mensbeeld van de moderne mens.
Maar hoe staat het met dit modernisme? Is dit nog steeds zoals
wij denken? Kunnen we het optimisme nog navoelen? Ik denk dat
er reden is voor scepsis. Juist achter ons ligt een eeuw,
waarin miljoenen mensen de dood in zijn gejaagd. Behalve goede
en mooie dingen heeft de wetenschap ons geholpen aan een
oorlogsmachine die zijn weerga niet kent. Het vertrouwen in
humaniteit en de menselijke moraal is danig geschokt door wat
op 11 september 2001 in New York is gebeurd, en door alle
zelfmoordaanslagen wereldwijd die op het Twintower-incident
zijn gevolgd. Is er nog grond voor zoiets als een
vooruitgangsdenken?
Wat we vandaag de dag zien is, dat de pretenties bescheidener
worden. Katootje op de botermarkt: die kon maken wat ze wou.
Maar wij zijn daar klaarblijkelijk niet toe in staat. Alle
politieke inspanningen ten spijt is het verschil tussen rijk
en arm in deze wereld nog nooit zo groot geweest als vandaag
de dag. Alle wereldwijde organisaties ten spijt is het aantal
weeskinderen nog nooit zo groot geweest als vandaag de dag.
Alle millieubewustzijn ten spijt verdwijnen de regenwouden in
een onrustbarend tempo. En het aantal dieren dat met
uitsterven wordt bedreigd is groter dan ooit in
mensenheugenis. En hier zouden nog heel wat voorbeelden aan
toegevoegd kunnen worden. Ons probleemoplossend vermogen
blijkt een stuk geringer te zijn dan we ons wel eens hebben
verbeeld.
Wie dit beseffen zouden misschien het liefst maar weer terug
willen naar de tijd waarin mensen konden geloven in een
ingrijpen van buitenaf. Maar een terugkeer naar het oude
wereldbeeld is een onmogelijkheid: die weg is afgesloten.
Is er dan nog ergens grond te ontdekken voor hoop? Of moeten
we rekening houden met een toekomst vol somberheid zoals
beschreven in de beelden van hel, vuur en verdoemenis?
In de 15de eeuw al leefde er een groot theoloog, Nicolaas
Cusanus, die zich met deze vragen bezig hield. Hij stelde
tegenover de rationaliteit het intellect. Het intellect, zo
betoogt hij, heeft weet van de beperktheid van alle weten. De
ratio is niet gevoelig voor dit tekort in elk weten. De ratio
is erop uit om de werkelijkheid de beheersen. Maar het
intellect doorziet, dat het hier om een illusie gaat: de
werkelijkheid is niet beheersbaar. Zaken lopen altijd anders
dan wij willen. We verbeelden ons misschien dat we de
geschiedenis naar onze hand kunnen zetten, maar onze
denkkracht is daartoe niet in staat. Het zou goed zijn, als we
dit goed tot ons zouden laten doordringen.
Wat nu zo aardig is is dat zulke gedachten ook vandaag de dag
weer ruimte krijgen. Wat je ziet gebeuren is, dat er weer
aandacht komt voor een ander weten dan het weten van de
wetenschap. Voor een weten, waarvoor plaats ontstaat wanneer
we wat bescheidener worden. Wanneer we het geheim van het
zwijgen opnieuw ontdekken.
Want zwijgen is het begin van alles. Aan al ons spreken gaat
iets vooraf: intuïtie en ervaring. Alles wat we zeggen vloeit
daaruit voort. Maar vaak zijn we zó druk in ons spreken, dat
we ons nauwelijks tijd gunnen om ontvankelijk te worden. We
zongen vanochtend: "God heeft het eerste woord..." Niet alleen
aan ons spreken gaat iets vooraf: ook aan ons leven gaat iets
vooraf. Aan het feit dat we er zijn. We hadden er ook niet
kunnen zijn. Het feit dat er een werkelijkheid is, dat er een
wereld bestaat, dat we er zijn - is een mysterie. En het is
goed om daarbij stil te staan. Dit wordt ons aangereikt in die
woorden: "God heeft het eerste woord". Zwijgen ontstaat
daar waar de mens zich verwondert. Waar de mens getroffen wordt
door schoonheid. Stilte ontstaat daar waar de mens wordt
aangeraakt of ontroerd. Dat is iets van buitenaf wat ons
overkomt.
De werkelijkheid groter is, ruimer dan wat de wetenschap ons
aanreikt. De wetenschap heeft de werkelijkheid gereduceerd tot
die dingen die telbaar, meetbaar, voorspelbaar en beheersbaar
zijn. Maar dat is slechts een deel van de werkelijkheid. Zaken
zoals liefde, schoonheid, toewijding, dankbaarheid, de
relativering van het eigen bestaan, en roeping: dat zijn
begrippen die wijzen op zaken waar de wetenschap maar slecht
mee uit de voeten kan. Die zijn niet rationeel: wie kan
uitleggen hoe liefde wordt gewekt? Wie weet uit welke bronnen
vergeving voortkomt? Wat is troosten? En wie kan bedenken hoe
het komt dat we soms gebeurtenissen in ons leven - die we
niemand toewensen - uiteindelijk als zegenrijk kunnen ervaren?
Het zijn juist zulke ervaringen die het leven hoogte, diepte
en betekenis geven. In de taal van het geloof heet dat: het
doorbreken van het rijk Gods. Natuurlijk, dat is geloofstaal.
Die hoeft niet op gespannen voet te staan met ons wereldbeeld
wanneer we beseffen dat het gaat om andere dimensies van
bestaan dat die waar de wetenschap zich op richt. God spreekt
in alle dingen. Het enige wat nodig is om dat te onderkennen
is: een openheid van geest. En het besef dat er meer is dan
alleen materie.
De successen van de wetenschap hebben ons doen vergeten dat er
behalve de rationaliteit ook nog een ander weten is. Een ander
zien: in je eigen leven op een gegeven moment ontdekken, dat
de vijgeboom weer blad krijgt; dat het lente wordt; horen dat
de vogels gaan fluiten lang vóórdat het licht wordt. Het zijn
beelden, die verwijzen naar het leven zelf: waarin zich ook
elke dag opnieuw mogelijkheden voordoen, kansen voor het
grijpen liggen, Gods stem opklinkt, een nieuwe toekomst zich
aandient. Waar advent ons toe uitnodigt is: om stil te worden
en open voor deze boden van het licht. Of zoals een dichter
schreef:
Uit de verte vernemen
opnieuw je stem zoals in
de avond geruisloos de
stilte te spreken begint
en alles verandert. Zo
toch is je stem. Dan gaan open
van mijn bestaan alle poor-
ten; wijken de wanden; neemt
je stilte bezit van zijn
rijk; kijk ik met verwonderde
ogen. En overal
gaan open de rozen, wit
in het gerucht van je stem;
breekt uit de dingen hun stilte;
overal bestaan om mij heen.
Als die van Orpheus je stem:
alles komt nader, gaat
open, gehoorzaamt, ontkomt
aan zichzelf. Bestaat.
(H. Andriessen)
AMEN.
DE LEZINGEN:
Zacharias 14:4-9
4 Die dag zal hij zijn voeten op de Olijfberg planten, ten
oosten van Jeruzalem. De Olijfberg zal in tweeën splijten: de
ene helft glijdt weg naar het noorden en de andere naar het
zuiden, zodat er een breed dal ontstaat van oost naar west.
5 Jullie zullen wegvluchten, het dal in tussen die twee
bergketens die zullen reiken tot aan Asel, zoals jullie ook
gevlucht zijn bij de aardbeving in de tijd dat koning Uzzia
regeerde over Juda. En de HEER, mijn God, zal verschijnen met
al de zijnen. 6 Op die dag zal er geen licht zijn; de
hemellichamen verliezen hun glans. 7 Op die ene dag, die
alleen de HEER kent, zal er geen onderscheid zijn tussen dag
en nacht. Pas tegen het vallen van de avond zal er weer licht
gloren. 8 Als die tijd aanbreekt, zal er in Jeruzalem zuiver
water ontspringen: de ene helft zal in het oosten in zee
uitmonden en de andere helft in het westen, zowel in de zomer
als in de winter. 9 En de HEER zal koning worden over de hele
aarde. Dan zal de HEER de enige God zijn en zijn naam de enige
naam.
Lucas 21:25-31
25 Dan zullen er tekenen zijn aan de zon en de maan en de
sterren, en op aarde zullen de volken sidderen van angst voor
het gebulder en het geweld van de zee; 26 de mensen worden
onmachtig van angst voor wat er met de wereld zal gebeuren,
want de hemelse machten zullen wankelen. 27 Maar dan zullen
ze op een wolk de Mensenzoon zien komen, bekleed met macht en
grote luister. 28 Wanneer dat alles staat te gebeuren, richt
je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij!'
29 Hij vertelde hun ook een gelijkenis: 'Kijk naar de
vijgenboom en al de andere bomen. 30 Als je ziet dat ze
uitlopen, weet je dat de zomer in aantocht is. 31 Zo moeten
jullie ook weten, wanneer je die dingen ziet gebeuren, dat het
koninkrijk van God nabij is.
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2006.