De geboorte van
Christus; de feestikoon voor Kerstmis; © Kerkwinkel Koinonia |
![]() |
Drie korte meditaties
HET GERUCHT
Waar is God? Is God ver weg? In een andere werkelijkheid? Moeten
we God zoeken aan de grenzen van ons bestaan? Daar, waar onze
onmacht begint? Of is God in het midden van ons leven: dichtbij?
Voor het besef van velen in onze tijd is God illusie; een
verzinsel. Een woord dat wijst naar een gedachtenspinsel. Het
enige dat we nog hebben zijn de verhalen: mooie verhalen. Dat
wèl, zoals het Kerstverhaal.
Zo'n verhaal heeft iets weg van een gerucht -
van een verhaal dat tot ons komt uit een ver verleden. Het
gerucht gaat, dat God is neergedaald - zijn schepping binnenkomt.
Is dit ooit gebeurd? Of is het, zoals van zovele mythische
verhalen kan worden gezegd, een poging om onze werkelijkheid te
beschrijven - een stand van zaken? Het typische van geruchten is,
dat je nooit goed weet wat je ervan moet vinden.
Er komt ons iets ter ore: maar we weten niet waarvandaan. We
kennen de bronnen niet. We kunnen de verbanden niet overzien. Het
zijn flarden van nieuws. Wat is er gaande? Wat wil er worden
gezegd? Waar gaat het over? Is het betrouwbaar?
Vaak schuilt er in een gerucht een kern van
waarheid of van wijsheid. Maar: wat is de kern? En wat is er
wáár? Misschien zijn het wel louter mooie woorden;
maar alles wat mooi klinkt is daarom nog niet wáár!
Geruchten kunnen je onzeker maken: vooral als ze je persoonlijk
raken.
Het gerucht gaat, dat God een plaats wil
midden in jouw leven: om jou een ander mens te maken; om je te
bevrijden, te genezen; je een nieuw hart te geven. En andere
ogen. Wat moet je daar nu van denken? Wat heeft dat te
betekenen?
Het is ook een vreemd verhaal! Doet het iets
met je? Misschien wil je zulke dingen maar liever niet horen. Heb
je ook geen zin om je erin te verdiepen. Geruchten kunnen je
stekels overeind doen staan: laat dit aan mij maar
voorbijgaan!
Maar het kan ook zo zijn, dat zo'n gerucht je
niet loslaat. Dat het zich steeds weer aan je opdringt: vooral
als je situatie benard of verward wordt. Zoals bij Hans
Andreüs, de dichter die ooit atheïst werd omdat hij
moeite had met een werkelijkheid achter deze werkelijkheid. Maar
die, als het water hem tot de lippen is gestegen, schrijft:
'maar, onvoorstelbaar naamloze,
jij die
bekleed wordt met zoveel namen
waar niemand meer van weet of weten wil
Jij laat me soms toch even merken
dat je er bent,
niet in een blinkend inzicht, bliksemflits,
maar als een lichtheid, in mij ademend.
Dragende kracht.
Wat zijn dit voor geruchten? Je kunt misschien
maar beter wat op je hoede zijn; niet al te goedgelovig. Maar ook
niet zo, dat je je afsluit:
hoe zal ik u herkennen, tussen
zoveel goden die niet bestaan?
ach, zie mij
help ons beiden zíjn.
God wil dat je MENS wordt. En daarom wil hij
midden in jou werkelijkheid bestaan! Is daar ruimte voor? We
zingen dan wel "Nu sijt wellecome", maar is dat ook zo?
EPIFANIE
Epifanie: dat woord betekent dat God aan het licht komt,
zichtbaar wordt, zich manifesteert. Er zijn tekenen, die erop
wijzen dat het gerucht niet zomaar een loos gerucht is. Waar God
kan bestaan zie je soms hoe de ware MENS wordt geboren. Maar de
ervaring leert ook, dat er voor God vaak geen plaats is: niet in
deze wereld, en niet in ons leven. Dat er afweer is.
Op de ikoon is te zien hoe Maria met haar rug
naar het kind toeligt: bepaald niet liefdevol. Hoe moet zij dit
kind verwelkomen in haar leven? En we zien dat de oude Jozef te
rade gaat bij de profeet: hoe moet hij al wat er is gebeurd en
wat er wordt gezegd, een plaats geven in zijn leven? Wat zou het
voor hem betekenen als hij ruimte zou maken in zijn leven voor
het in oude tradities en in oude verhalen geformuleerde verlangen
naar een ander zicht op de werkelijkheid? Wat zouden voor jou
de consequenties zijn, als je werkelijk zou willen proberen de
God, waarnaar dit kind verwijst, een plaats te geven in je
leven?
Maar misschien is dat al te concreet; misschien herkennen wij
onszelf wel eerder in die gestalten daar boven in het beeld, hoog
te paard. Ook zij hebben het gerucht vernomen: ze zagen een teken
in de sterren, en besluiten om op onderzoek uit gaan. Op zich is
dat al heel wat: als mensen zich vrij maken van alles wat hen
bindt en gaan op weg - ook al weten ze niet waar dit toe leidt.
Ze komen in beweging, misschien wel in de hoop dat het mysterie
van hun leven wordt verhelderd. Op zoek naar de waarheid omtrent
een God, die zij nog niet kennen.
Laat één ding duidelijk zijn: als je al besluit om
op zoek te gaan naar de plaats - waar deze God aan het licht kan
komen, dan dien je niet te zoeken in een wereld zoals die zou
kunnen zijn; maar in de wereld zoals die is. Midden in jouw leven
kan deze God aan het licht komen. Midden in het leven kan de mens
een ruimte vinden waarin deze God zich kan laten zien. De ruimte
waar je, zo luidt het verhaal, bevrijd kunt worden van al het
stof van de reis, van elke ballast die je met je mee draagt, van
de angst voor ziekte, voor dood en een zinloos leven.
Wanneer wij (ouderen) die angsten (voor ziekte, dood en
zinloosheid) niet meer zouden hebben, zouden mogelijk ook onze
kinderen niet meer bang zijn om te leven. Is dat wat er op het
spel staat?
Maar om in ons leven die bevrijdende ruimte te vinden: dat valt
niet mee. Het vereist een aanvaarding van het leven in zijn
grilligheid en in zijn eindigheid. Om die bevrijding te kunnen
ervaren moet er iets ontstaan van een besef dat wij (nog) niet
zijn die we zouden kunnen zijn; dat ons bestaan heel anders zou
zijn als we wérkelijk zouden durven leven uit Gods
mysterie, en vertrouwen op de zegen die daarmee is verbonden. Om
dit ons vertrouwen eigen te kunnen maken zouden we eigenlijk al
onze zekerheden moeten loslaten.
Als je niet bereid bent om je eigen ideeën en opvattingen,
je eigen woorden en waarden, je oordelen en belangen te
relativeren, achter je te laten, kom je niet ver. Het is een
misverstand om te denken dat Kerstmis een ongecompliceerd feest
is van romantiek en kaarslicht. Het licht wordt niet zomaar
geboren, zonder pijn. Als we op zoek willen gaan naar een
antwoord op de vraag wie Jezus is wordt alles op de proef
gesteld: elke relatie, onze trouw, onze toewijding, onze
eerlijkheid, ons zelfgevoel.
Zijn we daartoe bereid? Maria en Jozef lijken daar moeite mee te
hebben. Wie daar, zo te zien, de minste moeite mee hebben zijn de
herders: ongebonden mensen, onbeschermd, vertrouwd met de gevaren
van onderweg en met de dagelijkse realiteit van de dood. Mensen
zoals zij hebben niets te verliezen. En wij? Wat zouden wij
moeten opgeven, loslaten?
DE HEILIGE STILTE
Wat zou het betekenen: als het licht in ons
hart werd geboren? Het licht wordt geboren in de stilte. Waar het
licht wordt geboren wordt de wereld als nieuw: zoals een
landschap wanneer het heeft gesneeuwd en dat nog niet is betreden
is. Diepe stilte alom. Zelfs in het donker lijkt een
sneeuwlandschap verlicht. Alle ongerechtigheid is toegedekt,
verzoend, vergeven: zie, Ik maak alle dingen nieuw.
Het is die stilte, die doorklinkt in de
woorden van Maria: "Mij geschiede naar uw woord". Het zijn de
woorden van iemand die zich laat opnemen in een heel nieuw leven,
een nieuwe ruimte waar het oude niet meer telt. Kan dat
gebeuren?
Je ziet zo'n verandering wel eens in het leven van een jonge
vrouw, die een kind krijgt. Zodra het kind er is, is alles
anders. Er is een nieuw centrum ontstaan, een nieuw
oriëntatiepunt. Zij is nooit meer, wie ze was:
onherroepelijk is alles veranderd. Zoiets moet het zijn als er
God zich laat zien:
hart van de stilte
ben jij
licht in de ogen
van mensen
licht dat mijn schaduw draagt.
Waar laat God zich vinden? Juist daar, waar we
dat waarschijnlijk niet zouden verwachten: in het zwakke, in het
kwetsbare van de ander; in de eenzaamheid - waar de angst leeft;
in de verborgenheid, waar schaamte heerst. Je kunt daar niet
zomaar naar binnen: om daar binnen te mogen is het nodig, dat we
onszelf achter ons laten, dat we onze schoenen uittrekken. Want
het is heilige grond. Daar laat God zich vinden; daar wordt het
licht geboren; daar, in de stilte van de intimiteit, kan ineens
de stem opklinken van die onverwachte gast, die zegt: ZIE, HIER
BEN IK - OOK IK BEN HIER. De levende, die ons sterfelijk bestaan
behoedt voor zinloosheid.
Als dat gebeurt, verandert alles op slag:
Al vanaf het begin
is er dit spreken van God;
ja, God zelf is dat spreken;
het is er altijd geweest - dit spreken -,
God heel nabij:
alles wat van belang is
gebeurt daardoor
en daarbuiten
gebeurt er niets, niet één ding
dat ertoe doet.
Door dit spreken is er leven.
Uit het protevangelie van Jacobus 17/18:
En Jozef sprak: ik zal mijn zonen laten inschrijven, maar wat
moet ik met dit meisje? Zal ik haar laten inschrijven als mijn
vrouw? Maar ik schaam mij. Als mijn dochter dan? Maar iedereen
weet dat zij mijn dochter niet is. Ach, dat de Heer zelf zorgt
dat het gebeurt zoals Hij het wil. Hij zadelde zijn ezelin en
liet haar daarop zitten, zijn zoon leidde het dier en zelf volgde
hij. Toen ze tot op drie mijlen waren genaderd zei Maria: neem
mij van de ezel af, want het kind komt. En Jozef zei tot haar:
waar wil je heen? De plek hier is verlaten. Maar hij vond een
grot en leidde haar daarheen. Zijn zonen liet hij bij haar
achter, en zelf ging hij op zoek naar een vroedvrouw in de
omgeving van Betlehem.
Uit het protevangelie van Jacobus: het getuigenis van
Jozef.
Ik (Jozef) zag een vrouw de berg afkomen en zij sprak mij aan:
Man, waar ga je heen? En ik zei: Ik zoek een Hebreeuwse
vroedvrouw. En zij antwoordde: Zijt gij uit Israël? En ik
zei: ja! En toen zei ze: wie is zij, die daar in de grot baart?
En ik zei tot haar: zij is mijn verloofde. En zij sprak: is zij
niet uw vrouw? En ik antwoordde: Maria is opgevoed in de tempel
van de Heer en door het lot werd zij mijn vrouw; zij is mijn
vrouw niet, maar zij is zwanger van de Heilige Geest. En de
vroedvrouw sprak tot hem: is dat waar? En Jozef zei: kom maar
mee, en zie. En zij stonden in de grot en zie een lichtende wolk
overschaduwde de grot. En de vroedvrouw zei: heden verheft zich
mijn ziel, want mijn ogen zien wonderbare dingen: omdat het heil
voor Israël wordt geboren. En terstond verwijderde zich de
wolk en verscheen er een groot licht.
Uit Mattheüs 2:
Toen Jezus geboren was in Betlehem in Judea, tijdens de
regering van Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in
Jeruzalem aan. Ze vroegen: 'Waar is de pasgeboren koning van de
Joden? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen
om hem eer te bewijzen.' Koning Herodes schrok hevig toen hij dit
hoorde, en heel Jeruzalem met hem. Hij riep al de hogepriesters
en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar
de messias geboren zou worden. 'In Betlehem in Judea,' zeiden ze
tegen hem, 'want zo staat het geschreven bij de profeet: "En jij,
Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de
leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn
volk Israël zal hoeden."' In het geheim riep Herodes de
magiërs bij zich; hij wilde precies van hen weten wanneer de
ster zichtbaar geworden was, en stuurde hen vervolgens naar
Betlehem met de woorden: 'Stel een nauwkeurig onderzoek in naar
het kind. En stuur mij bericht zodra u het gevonden hebt. Dan kan
ook ik erheen gaan om het eer te bewijzen.' Nadat ze geluisterd
hadden naar wat de koning hun opdroeg, gingen ze op weg. En nu
ging de ster die ze hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij
stil bleef staan boven de plaats waar het kind was. Toen ze dat
zagen, werden ze vervuld van diepe vreugde. Ze gingen er binnen
en vonden het kind met Maria, zijn moeder. Ze wierpen zich neer
om het eer te bewijzen. Daarna openden ze hun kistjes met
kostbaarheden en boden het kind geschenken aan: goud en wierook
en mirre. Nadat ze in een droom waren gewaarschuwd om niet naar
Herodes terug te gaan, reisden ze via een andere route terug naar
hun land.
Uit Lucas 2:
Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het
veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. Opeens stond er een
engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende
licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. De engel zei tegen
hen: 'Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat
het hele volk met grote vreugde zal vervullen: vandaag is in de
stad van David voor jullie een redder geboren. Hij is de messias,
de Heer. Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een
pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak
ligt.' En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels
leger dat God prees met de woorden: 'Eer aan God in de hoogste
hemel en vrede op aarde voor alle mensen: want hen heeft Hij
lief!'
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2006.