Houten kruis van de Tomaschristenen uit India;
het wordt gedragen door een lotosbloem.

Preek gehouden op zondag, 7 januari 2007, tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Oosterbeek.
De lezingen waren:
Jesaja 40:3-11
Lucas 3:15-16.21-22 (vertaling volgens de Naardense Bijbel)

Vandaag willen we de doop van Jezus overdenken. In het doopverhaal, zoals Lucas dat vertelt, wil de evangelist ons vandaag laten ontdekken dat Jezus de ware mens is, de mens zoals die is bedoeld, de mens waar God behagen in schept. De Stem in het verhaal over Jezus' doop roept herinneringen op aan het scheppingsverhaal: in Genesis wordt ons verteld dat God door met zijn stem de wereld heeft geschapen en vervolgens de mens: naar zijn eigen beeld. Jezus is de schepping van de mens opnieuw; het zuivere evenbeeld van God.

Over God zelf valt niet veel te zeggen. Want niemand heeft ooit God gezien. Het hoogste en het diepste kan niet worden gezegd; onze taal is ontoereikend. Het kan alleen worden aangeduid: in gelijkenissen. Het is dan ook niet zonder reden dat Jezus in gelijkenissen spreekt over Gods koninkrijk. We kunnen proberen om in die gelijkenissen zèlf te ontdekken wat er achter die woorden schuil gaat aan betekenis. Gelijkenissen kunnen alleen begrepen worden, wanneer we naast het verhaal onze eigen ervaringen met het mysterie leggen. Vaak zijn gelijkenissen dan ook wat raadselachtig (Wat is dat voor een herder, die zijn hele kudde achterlaat, om één verloren schaap te zoeken? Wie gaat er nou de straat op om bruiloftsgasten te ronselen? En wat is dat voor een boekhouder die al de schuldenaren van zijn heer hun schulden kwijtscheldt?). Misschien is het hele evangelie - het verhaal over Jezus - wel zo'n gelijkenis, en willen de evangelisten en ook Lucas zeggen: Jezus lijkt wel sprekend op God, maar probeer zelf maar eens te ontdekken waar dat in zit. Zo kan Jezus tot een sprekende gelijkenis worden, die verwijst naar de mens zoals die zou moeten zijn. Het is niet verwonderlijk dat ook oude teksten van profeten over God, zoals die van de tweede Jesaja, op Jezus zijn betrokken:

'Ziehier jullie God!
Ziehier God, de HEER!'
'Als een herder weidt hij zijn kudde:
zijn arm brengt de lammeren bijeen,
hij koestert ze, en zorgzaam leidt hij de ooien.'

Het verhaal over de doop van Jezus zegt iets over hoe de mens zou moeten zijn. Of wat er verteld wordt ook precies zo gebeurd is als het daar staat is volstrekt onbelangrijk. Waar het om gaat is: dat de doop van Jezus ons op iets attendeert. Wie wat verder bladert in het Nieuwe Testament vindt al snel de gedachte, dat de doop niet in de eerste plaats in verband wordt gebracht met een reinigend bad of met het afwassen van zonden, zoals dat later door de kerk vaak is gedaan. Paulus bijvoorbeeld legt een verbinding tussen het doopwater en het water van de zondvloed; en ook tussen het doopwater en het water van de Rode Zee, dat uiteen week toen Mozes erop sloeg. Aan de gemeente in Corinthe schrijft Paulus: "Ook onze voorouders zijn allen door de zee getrokken; allen hebben hetzelfde geestelijk voedsel gegeten, en allen hebben dezelfde geestelijke drank gedronken uit een geestelijke rots: en die rots is Christus.' Steeds komt dat water terug als symbool: soms als bedreigend, en soms ook als symbool van zegen. Voor Paulus was het water met name een verwijzing naar de omstandigheden waarin we leven: het water als verwijzing naar diens verwoestende kracht. Hoe houdt een mens het uit in een wereld waarin er tal van bedreigingen zijn? Het is een misverstand om te menen dat de doop iets is wat ooit in je leven één keer zou moeten worden voltrokken. De doop, zoals Paulus daarover schrijft, impliceert de bereidheid om te gaan staan in de stroom. Vandaar het motto boven deze preek: 'Staan in de stroom'. En Lucas schrijft over een doop met geest en vuur: voor hen die Jezus volgen. Zij zijn het in wie God behagen schept. De duif, die neerdaalt, is daarvan het teken; dezelfde duif als die uit het Noachverhaal.

Wat zegt dit over de mens, zoals die is bedoeld? Iets van een antwoord op die vraag is te vinden in Jezus, de sprekende gelijkenis. De kern van alle verhalen over Jezus is, denk ik, het grote vertrouwen in de God der vaderen die hij 'Abba', vadertje, noemt. Jezus was een vrome Jood en behoorde dus tot het volk, waarmee God een verbond gesloten had. De boodschap van Paulus en de evangelisten is, dat God niet exclusief een God voor de kinderen van Israël is, maar een God voor alle mensen.
Paulus, die zelf natuurlijk ook een Jood was, verkondigde dat de God van de vaderen er ook voor de heidenen was. Die boodschap werd hem niet in dank afgenomen. Uiteindelijk kostte dat hem zijn leven. Maar dat is een ander verhaal!

In tal van godsdiensten zijn er goede goden als helpers van de mensen; de mens is kwetsbaar, bang ook voor het onbekende en angstig voor het ongewisse. Goede goden schenken kracht en troost. De verhalen over Jezus verwijzen naar de welhaast onmogelijk geachte mogelijkheden van de mens die leeft uit vertrouwen op de God die hij zijn vader noemt. Onwillekeurig moet ik daarbij denken aan woorden uit psalm 8:

"Wie is de mens, dat Gij zijner gedenkt,
en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet?
Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt!"

Volgens de evangelisten zou Jezus eens gezegd hebben: "Als iemand mij wil volgen, dan moet hij zichzelf verloochenen, en elke dag zijn kruis opnemen". Maar dat heeft hij natuurlijk nooit gezegd. Dit is hem achteraf in de mond gelegd, toen al gebleken was waar zijn leven op uitliep. Niettegenstaande dat gruwelijke einde kunnen we zeggen, dat het overgrote deel van de evangeliën bestaat uit verhalen waaruit blijkt dat het geloof in staat is om wonderen te verrichten, bergen te verzetten - om zo te zeggen. Jezus zag het als zijn opdracht om zijn volk, dat vervreemd was van deze God, weer terug te brengen op het rechte pad (net zoals Johannes de Doper). Lezend in het Nieuwe Testament is het niet moeilijk om te ontdekken dat Jezus, naast het feit dat hij op de Eeuwige vertrouwde, wordt beschreven als een wonderdoener, een genezer, als iemand die sympathiseert met de armen, als iemand die zich afzet tegen onrecht en machtsmisbruik, die ook geen goed woord over heeft voor tempelpriesters, Farizeeërs en schriftgeleerden. En als iemand die ook - zoals in het verhaal met de Syro-phoenicische vrouw - open staat voor kritiek. Bij dat laatste kan worden aangetekend dat het niet duidelijk is of Jezus zelf al dacht aan een God voor alle mensen, of dat die gedachte vooral door Paulus in de wereld is gekomen. Hoe dat ook zij: op diverse manieren is Jezus na zijn dood verheerlijkt en opgehemeld. Maar dat is allemaal niet de kern waar het de evangelisten om te doen is: centraal staat zijn geloof. Na zijn dood is Jezus zo opgehemeld dat uiteindelijk de kerk zelfs ging geloven dat hij niet een gewoon mens was: hij zou een dubbele natuur hebben gehad, een godmens zijn geweest. Dat is echter een gedachte, die voor Joden een "vloeken in de kerk" zou zijn. Tijdens de Verlichting leidde dit ertoe dat men de verhalen over Jezus louter als mythen ging zien: "Als Jezus niet had bestaan, hadden we hem moeten uitvinden!"

Terug naar de kern: het hart van het Christelijke boodschap ligt besloten in het woord 'vertrouwen': de mens is geroepen om, niettegenstaande zijn kwetsbaarheid, ja te zeggen tegen het leven - niettegenstaande alle risico's en kwade dagen. De vraag blijft natuurlijk: zijn we daartoe bereid? En in staat om JA te zeggen en om in de stroom te gaan staan? En dan: wat is dan wijsheid? Daarover, tot besluit, een gedicht (van Marijke van Hooff, Daglicht):

Sta met mij in de tuin van heden
vang het licht zolang het is
roep het donker niet, het komt
vanzelf. Spreek niet van verleden,

leg op de toekomst geen beslag
maar zie deze dag als aanvang,
belofte voor wellicht een nieuw
begin. Ontwaar de glans en kom

mij daarin nader, geef dit moment
tot in de kleinste ruimte zin.


DE LEZINGEN:

Jesaja 40: 3-11

3 Hoor, een stem roept:
'Baan voor de HEER een weg door de woestijn,
effen in de wildernis een pad voor onze God.
4 Laat elke vallei verhoogd worden
en elke berg en heuvel verlaagd,
laat ruig land vlak worden
en rotsige hellingen rustige dalen.
5 De luister van de HEER zal zich openbaren
voor het oog van al wat leeft.
De HEER heeft gesproken!'

6 Hoor, een stem zegt: 'Roep!'
En een stem antwoordt: 'Wat zou ik roepen?
De mens is als gras, hij bloeit als een veldbloem.
7 Het gras verdort en de bloem verwelkt
wanneer de adem van de HEER erover blaast.
Ja, als gras is dit volk.'
8 Het gras verdort en de bloem verwelkt,
maar het woord van onze God houdt altijd stand.

9 Beklim een hoge berg, vreugdebode Sion,
verhef je stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem,
verhef je stem, vrees niet.
Zeg tegen de steden van Juda: 'Ziehier jullie God!'
10 Ziehier God, de HEER!
Hij komt met kracht, zijn arm zal heersen.
Zijn loon heeft hij bij zich, zijn beloning gaat voor hem uit.
11 Als een herder weidt hij zijn kudde:
zijn arm brengt de lammeren bijeen,
hij koestert ze, en zorgzaam leidt hij de ooien.

Lucas 3: 15-16.21-22.

15 Als er een verwachting groeit
in de gemeenschap
en allen in hun harten overleggen
over Johannes
of hij niet de Christus is,
16 zegt Johannes aan allen ten antwoord:
ik doop u met water,
maar komen zal hij die sterker is dan ik,-
ik ben nog niet eens geschikt
om de riemen van zijn sandalen los te maken;
hij zal u dopen met de heilige Geest en vuur;
21 Het geschiedt als heel de gemeenschap wordt gedoopt
en ook Jezus wordt gedoopt
en aan het bidden is,
dat de hemel opengaat
22 en de heilige Geest in lijfelijke gedaante
als een duif op hem neerdaalt;
en er geschiedt een stem uit de hemel:
jij bent mijn welbeminde zoon,
in jou heb ik behagen!

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2007.