"Het blijvende
boek" Henk Valstar, olie/doek. |
![]() |
Of het allemaal precies zo gebeurd is zoals
Lucas het beschrijft: dat weten we niet. Dat is op zijn zachtst
gezegd erg onwaarschijnlijk. Waar het Lucas om te doen is in zijn
evangelie is in de eerste plaats om antwoord te geven op de vraag
wie Jezus is. Wat uit de lezing van vanochtend daarover duidelijk
wordt is in elk geval:
- dat Jezus een Jood is, die er niet op uit is om een nieuwe
godsdienst te stichten: hij gaat op de sabbat naar de synagoge
zoals de gelovige Joden dat plachten te doen; hij leest daar voor
uit de geschriften en geeft er zijn interpretatie; en dat doet
hij op een manier die grote indruk maakt op de mensen.
Vandaar dat mensen zich verbaasd afvragen: wie is dit, dat hij
met zoveel gezag en zo anders dan we gewend zijn de schriften
uitlegt? Is dit niet de zoon van Jozef?
Het Nieuwe Testament bevat een bonte verzameling visies op Jezus.
Steeds weer keert de vraag terug: wie is dit? Die vraag klinkt in
feite tot op vandaag: wie is Jezus? Wat is er over hem gezegd?
Wie is hij voor jou? Is het een profeet? Een leraar? Een wijze?
Een gezalfde (= Christus)? Een sociaal bewogen mens? Of een
bezetene? Er is veel over geschreven en gezegd.
Vanochtend heeft Lucas het woord. Hij geeft op die vraag zijn
eigen antwoord. Een antwoord dat tóch weer anders is dan
dat van alle anderen. In de visie van Lucas speelt de geest een
grote rol. Nadat Lucas het geboorteverhaal heeft verteld volgen
er drie verhalen waarin de geest prominent aanwezig is: eerst is
er het verhaal over de doop van Jezus, waarin de geest in de
gestalte van een duif neerdaalt. De duif is, net als in het
Noachverhaal, het symbool van herstel. Dan volgt het verhaal over
het verblijf van Jezus in de woestijn, dat ons vertelt hoe Jezus
de verzoekingen van de duivel weerstaat door de kracht van de
geest; en dan volgt het verhaal over de terugkeer van Jezus naar
Nazaret: "In de kracht van de Geest keert Jezus terug naar
Galilea" - zo lazen we.
Het is die geest die ook het optreden van Jezus in de synagoge
van Nazaret bepaalt.
De manier waarop Lucas zijn evangelie componeert is heel
ingenieus. De Jesajatekst laat iemand aan het woord -
waarschijnlijk iemand vlak na de ballingschap - die aankondigt
dat er een nieuwe tijd aanbreekt. Lucas vertelt dat Jezus bewust
deze tekst uitkiest en voorleest, om vervolgens te zeggen: "Heden
is dit schriftwoord voor uw oren in vervulling gegaan!"
Zijn toehoorders kenden ongetwijfeld die oude droom van de
profeet het Godsrijk dat zou aanbreken. En misschien verwachtten
ze daar een commentaar op. Maar in plaats van een commentaar
stelt Jezus: zo'n samenleving, waar het in die oude droom over
gaat, waarin Gods gerechtigheid het oriëntatiepunt is: dat
wordt nu werkelijkheid. Dit kan niet anders betekenen dan dat
Jezus zegt: ik ga dat realiseren. En als jullie daar een open oor
voor hebben - dan kun je me daarin volgen. Jezus maakt deze
Jesajatekst tot een soort levensprogramma; wij zouden misschien
zeggen: een beginselverklaring, die impliceert: opkomen voor
armen en zieken; mededogen hebben voor mensen die zich verrijkt hebben
ten koste van anderen. Schulden moeten worden kwijtgescholden,
en hulp moet worden geboden aan hen die nergens toevlucht vinden.
Dan daagt er toekomst voor mensen die geen plaats hebben in de
samenleving, en voor mensen die de zin in leven hebben verloren.
Lucas zegt eigenlijk: overal en altijd waar deze Jesajatekst
klinkt in de oren van mensen dringt het Koninkrijk van God zich
op en mag je verwachten dat mensen het horen om het te gaan doen:
net als Jezus. Want in wezen is de boodschap toch heel simpel!?
Jezus kondigt het koninkrijk van God niet aan:
hij realiseert het in zijn eigen leven (hetgeen hem overigens
duur te staan komt!). En er zijn ook mensen die hem daarin
volgen, zoals blijkt uit het boek Handelingen (dat zoals u weet
ook door Lucas is geschreven) waarin Lucas schrijft:
"De velen die hun vertrouwen hadden gegeven waren
één van hart, en één van ziel, en er
was niet één die zei dat iets van zijn bezittingen
alleen van hem was, nee want voor hen was alles
gemeenschappelijk" (Hand. 4:32). Daarmee beschrijft Lucas dat -
wat met Jezus was begonnen - is opgepakt door een
gemeenschap.
Het is boeiend om daar de tekst naast te leggen van de
geloofsbelijdenis, zoals die door de Remonstranten vorig jaar is
aangenomen. Ik lees u het gedeelte voor dat gaat over Jezus:
"Wij geloven in Jezus, een van Geest vervuld mens,
het gelaat van God dat ons aanziet en verontrust.
Hij had de mensen lief en werd gekruisigd
maar leeft, zijn eigen dood en die van ons voorbij.
Hij is ons heilig voorbeeld van wijsheid en van moed
en brengt ons Gods eeuwige liefde nabij."
Wat opvalt is, dat we wel geloven in Jezus: dat we eigenlijk wel
zó zouden moeten leven. Dat we barmhartigheid voor anderen
zouden moeten maken tot de basis van onze leefwijze.
Tegelijkertijd klinkt in onze geloofsbelijdenis iets door van:
"Ja, dat zou wel misschien wel moeten maar hoe komt het toch dat
dat toch zo moeilijk is, ja misschien zelfs wel ondoenlijk?"
Zou het komen omdat Jezus veridealiseerd is? Volgens de
geloofsbelijdenis is hij het gelaat van God, een ikoon, Gods
sprekende gelijkenis. De woorden en verhalen waarmee hij wordt
beschreven wijzen naar God. Zo barmhartig en liefdevol als hij
is, zo is onze God.
De nieuwe Remonstrantse geloofsbelijdenis spreekt vervolgens dan
ook niet voor niets over onze onmacht. Want even verderop staat:
"Wij geloven dat wijzelf, zo zwak en feilbaar als wij zijn,
geroepen worden om met Christus en allen die geloven verbonden,
kerk te zijn in het teken van de hoop." Om iets te realiseren van
het Godsrijk hebben we elkaar nodig.
De woorden van Jesaja tot je levensprogramma maken: dat is
klaarblijkelijk niet gemakkelijk. Barmhartigheid - want dat is
toch eigenlijk waar alles om draait - barmhartigheid is een
gecompliceerde zaak. Lucas beseft dat ook. Het wordt in zijn
evangelie herhaaldelijk aan de orde gesteld. Bijvoorbeeld in de
gelijkenis over 'de verloren zoon'. Harrie Nouwen stelt voor om
die gelijkenis dan ook maar liever de gelijkenis van de
barmhartige vader te noemen. Want het gaat om die vader. Zijn ene
zoon laat ons zien hoe ver en diep een mens soms kan gaan
alvorens tot zichzelf te komen. En de andere zoon wil recht
vóór genade laten gelden. Beide zonen hebben
barmhartigheid nodig: en dat is niet gemakkelijk op te
brengen.
"Wees barmhartig, zoals jullie hemelse Vader barmhartig is",
staat er in Lucas 6:23. Dat valt niet mee: om barmhartig te zijn
voor mensen die het zo bont maken als die jongste zoon. Moet je
dan alles maar door de vingers zien? En om barmhartig te zijn
voor zo iemand als die opstandige oudste zoon: want eigenlijk
heeft hij wel een beetje gelijk als hij zich achtergesteld voelt.
Moet je die opstandigheid, die misschien ook wel onze eigen
opstandigheid is, dan geen ruimte geven? Ter wille van een ander,
die alle ellende over zichzelf heeft afgeroepen?
Barmhartigheid is moeilijk, en vraagt misschien wel het
onmogelijke van een mens:
omdat we zèlf nog niet zijn genezen,
van toen er geen aandacht was voor ons,
van toen ons niet werd vergeven,
van toen ons onrecht werd aangedaan,
van toen wij niet die liefde kregen die we zo nodig hadden
van de bitterheid die er ooit in ons groeide.
Het is dan ook eigenlijk altijd een wonder wanneer mensen
wèl barmhartig kunnen zijn. Barmhartigheid is niet iets
waar je zomaar toe besluit - op grond van een rationele ethiek.
Barmhartigheid is: de ander zien en herkennen in zijn
hulpeloosheid, bewogen worden, begrip tonen en nabij komen. En
dat alles op grond van een bewogenheid die voortkomt uit
herkenning. Maar juist omdat de ander zvaak zo herkenbaar is gaat
heel vaak door ons heen: en ik dan? Wie ontfermt er zich over
mij?
Wie het wonder van de barmhartigheid ervaart weet, dat de bron
daarvan niet in de mens ligt maar in Gods Geest. Zonder die Geest
is de kans niet gering, dat we elkaar tekort doen. Vandaar het
gebed:
"Als ik de ander aandoe
wat mijzelf bezeert
als ik niet zuinig ben
op het gevoel van de ander
maar vol ben van mijzelf
val mij dan niet af
zoals ik mijzelf doe
val mij niet zwaar
maar neem mij aan:
in liefde".
Jesaja 61: 1-3 (De Nieuwe Bijbelvertaling)
De geest van God, de HEER, rust op mij,
want de HEER heeft mij gezalfd.
Om aan armen het goede nieuws te brengen
heeft hij mij gezonden,
om aan verslagen harten hoop te bieden,
om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken
en aan geketenden hun bevrijding,
om een genadejaar van de HEER uit te roepen
en een dag van wraak voor onze God,
om allen die treuren te troosten,
om aan Sions treurenden te schenken
een kroon op hun hoofd in plaats van stof,
vreugdeolie in plaats van een rouwgewaad,
feestkledij in plaats van verslagenheid.
Men noemt hen 'Terebinten van gerechtigheid',
geplant door de HEER als teken van zijn luister.
Lucas 4:14-21 (De Naardense Bijbel)
In de kracht van de Geest
keert Jezus terug naar Galilea;
tijding gaat uit over heel het gebied
aangaande hem.
Hij
is onderricht gaan geven in hun synagoge,-
door allen geëerd.
Zo komt hij aan in Nazaret,
waar hij is grootgebracht,
en gaat, naar de gewoonte hem eigen,
op de dag van de sabbat naar de synagoge.
Hij staat op om voor te lezen;
gegeven wordt hem
de boekrol van de profeet Jesaja;
hij opent de boekrol
en vindt de plaats waar staat geschreven:
'de Geest des Heren is over mij,
want hij heeft mij gezalfd
om goede tijding aan te kondigen aan armen,
hij heeft mij uitgezonden
om te prediken aan gevangenen
vrijlating
en aan blinden
nieuw gezicht,-
om verdrukten uit te zenden
in vrijlating,
om te prediken
een welkom jaar des Heren!' (Jes. 61,1-2a).
Hij sluit de boekrol,
geeft hem terug aan de dienaar
en gaat zitten;
aller ogen in de synagoge
zijn gericht op hem.
Hij begint en zegt tot hen:
heden
is dit schriftwoord voor uw oren
in vervulling gegaan!
Terug naar het begin van deze
pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2007.