De lezingen waren:
2 Corinthe 5:17-21
Lucas 15:11-32
Gemeente,
Vandaag waren het beide lezingen uit het Nieuwe Testament. Je
kunt je daarbij afvragen: wat is het nieuwe nu eigenlijk? En:
waar heeft Paulus het over wanneer hij schrijft dat al het
oude voorbij is, en dat het nieuw is geworden? Een Nieuw
Testament: dat betekent zoiets als "een nieuwe verbond".
Je zou de bijbel kunnen zien als een lang verhaal over het
menselijk onvermogen om werkelijk mens te zijn; om deze wereld
op een menswaardige wijze te bewonen. Vaak doen wij elkaar
kwaad: juist hen, die ons het meest dierbaar zijn. We hebben
de neiging om mensen als dieren te behandelen; en dieren als
dingen; en sommige dingen vertroetelen we alsof het mensen
betrof. Zo was het allemaal niet bedoeld. Hoe komt dat? Is dat
kwade opzet? Of onmacht? Of het resultaat van een
verwordingsproces? Zijn we iets kwijtgeraakt? Als de mens in
diepste wezen goed is - en daar gaat de bijbel van uit - dan
is het geen kwade opzet. Maar eerder het gevolg van
kortzichtigheid. Onbedachtzaamheid.
Onze blik is beperkt. We zitten gevangen binnen een horizon:
zowel in ruimte als tijd. Maar bovendien: we kunnen ook niet
bij elkaar naar binnen kijken. En dat maakt dat we ook elkaar
vaak maar slecht begrijpen. Dat is op zijn minst één van de
oorzaken waardoor we elkaar vaak onbedoeld tekort doen. Veel
lijden komt voort uit onmacht.
Wie de bijbelverhalen 'vanaf den beginne' op de voet volgt
leest in het Oude Testament over een God die een goede wereld
wilde scheppen en dat ook heeft gedaan. Maar helaas: de goede
schepping wordt al spoedig bedorven. We horen hoe de zaak uit
de hand loopt: mensen laten zich leiden door jaloezie. En
omdat ze willen het voor het zeggen hebben. Ze staan elkaar
naar het leven. En door het streven om aan God gelijk te
worden vergeten ze hun positie: ze willen zijn wat ze niet
kunnen zijn; ze willen staan waar ze niet kunnen staan; en ze
zijn dikwijls zoals ze eigenlijk ook niet niet willen zijn.
Wat ze eigenlijk willen is: God overbodig maken. De
werkelijkheid naar hun hand zetten: niet gehinderd door enig
inzicht in de eigen grenzen en mogelijkheden.
God lijdt daaronder. Daarom - zo wordt ons verteld - besluit
God om zijn schepping weer ongedaan te maken; hij betreurt wat
hij heeft gedaan en besluit tot een vloed, waardoor al het
bewoonde land wordt overspoeld. Alleen Noach wordt gespaard.
Jegens hem is er barmhartigheid. Want hij vormt een
uitzondering. Dat is een motief dat vaker voorkomt in de
bijbel. Hij was niet door en door bedorven - zoals de anderen.
Onwillekeurig moet je daarbij denken aan de woorden vam de
oudste zoon, die tegen zijn vader zegt:
"Zie, zovele jaren al ben ik u dienstbaar,
nooit heb ik een gebod van u overtreden."
De vloed markeert als het ware een nieuw begin: een nieuwe
schepping. Een tweede kans. Maar al spoedig blijkt, dat het
weer verkeerd gaat: er schuilt klaarblijkelijk een onvermogen
in de mens om de schepping recht te doen en daardoor zichzelfte verheffen. De tragiek daarbij is dat degenen, die op de
goede weg zijn, ook de pas wordt afgesneden. Daardoor lijden
allen onder dit menselijke onvermogen.
Het is verleidelijk om de bijbelse vertellingen te lezen als
moraliserende verhalen. Zo zijn ze ook vaak gelezen. Maar
daarmee wordt het geloof gereduceerd tot ethiek. Het komt mij
voor dat het beter is om met andere ogen lezen: en te
veronderstellen dat het kwaad niet voortkomt uit slechte
bedoelingen, maar veeleer uit menselijke zwakte. De
geschiedenis wijst ook uit dat elke ideologie - of die nu
marxisme heet, of feminisme, of communisme of kapitalisme -
steeds dreigt uit te lopen op situaties waarin sprake is van
onderdrukking en machtsmisbruik. Hulpverlening loopt niet
zelden uit op betutteling. Zo wordt een samenleving vaak het
slachtoffer van wat ooit goed was bedoeld. Ook in het klein
kun je hetzelfde zien gebeuren: ouders met de beste
bedoelingen blijken uiteindelijk vaak geen kans te hebben
gezien om hun kinderen zo te begeleiden dat scheefgroei werd
voorkomen.
God doet, zo vertelt de bijbel ons, na de vloed nog een aantal
pogingen om de geschiedenis een andere wending te geven. Om de
mensen te behoeden voor onheil. Eerst door een volk te
scheppen met een bijzondere opdracht in deze wereld: een volk
met een voorbeeldfunctie; dan door profeten te zenden die de
mensen moeten herinneren aan de rechte verhouding tussen God
en mensen; vervolgens door het aanstellen van een
plaatsbekleder - een koning bij de gratie Gods - die het volk
als een herder, een hoeder moet leiden. Maar het mag allemaal
niet baten. Uiteindelijk zendt hij zijn geliefde zoon, Jezus:
om door hem een nieuw verbond met mensen aan te gaan. Wat is
nu het nieuwe: want ook met Jezus loopt het slecht af.
Het nieuwe is, wat door Ida Gerhardt in één van haar gedichten
zo prachtig wordt verwoord:
De liefde bidt voor wie
niet weten wat ze doen;
gekruisigd blijft zij stil
voor wie de hamer heft.
En na de sabbath keert
zij tot de treurenden,
verrezen uit het graf
wandelt zij in de hof.
Onherkend zit zij aan,
met hen, met u, met mij
te Enmmaùs, tot het brood
door Hem gebroken wordt.
Het nieuwe van het Nieuwe Verbond is, dat Jezus het beeld is.
de ikoon, de sprekende gelijkenis van de God, die hij zijn
Vader noemde. In Jezus laat deze God zich kennen als een God
die ondanks de pijn en het het lijden het gelaat niet afwendt;
die zich verzoent met de onwetendheid en kortzichtigheid van
mensen; die niet oordeelt maar liefdevol vergeeft; die zichniet distantiëert, maar zich verbindt in solidariteit met een
wereld die hem verraadt, verloochent, en bespot.
De gemeenschap in zijn naam, de kerk, is geroepen om een
gemeenschap te zijn die lijdt aan de wereld, maar die dit
lijden verbindt aan barmhartigheid en solidariteit. Zo mag de
kerk als een heilige gemeenschap, die weliswaar niet zo erg
heilig is, het mysterie bewaren en doorgeven van een liefdevol
en barmhartig God. En dat doet ze dan ook steeds en overal
waar het brood wordt gebroken.
Het verhaal, dat Lucas vertelt over een vader met twee zonen
wijst in een zelfde richting. Wij plegen dat verhaal aan te
duiden als het verhaal over de verloren zoon. Maar we zouden
het verhaal beter verstaan, wanneer we het de gelijkenis van
de barmhartige vader zouden noemen. Het gaat over een vader
die barmhartig is, en een maaltijd aanricht. Zowel de zoon die
niets dan ellende over zichzelf afroept vanaf het moment dat
het hem op het erf van zijn vader niet meer bevalt; als de
zoon die altijd al geprobeerd heeft om aan de verwachtingen
van zijn vader te beantwoorden en trouw te zijn - maar die
niet in staat is om te delen in de vreugde om zijn broer, die
toch zèlf alle ellende over zichzelf heeft gebracht, behoeven
de barmhartigheid van hun vader.
Dat kan ons doen beseffen dat ook wij het, als het erop
aankomt, moeten hebben van barmhartigheid; van anderen die ons
verdragen. Wie zou van zichzelf kunnen zeggen dat hij kan
bestaan zonder barmhartigheid? Alleen mildheid van anderen kan
ons helpen om onszelf te aanvaarden in onze onvolmaaktheid.
Alleen door barmhartigheid kunnen wij worden genezen van de
pijn als gevolg van onze onmacht om te zijn zoals we zouden
willen zijn. Wie daarvan doordrongen zijn kunnen het met de
dichteres meebidden, die eens schreef:
Aanvaard ook mij
zoals ik ben
zie ik sta voor U
wat nooit geborgen was
in mij
bergt Gij het?
wat nooit aanvaard was
in mij
aanvaardt Gij het?
help mij
om mijzelf te aanvaarden
en me open te stellen
voor uw stille kracht
in mij.
AMEN.
DE LEZINGEN:
2 Corinthiërs 5:17-21
5:17 Want al wie één met Christus is,
is een nieuwe schepping;
al het oude is voorbijgegaan,
zie het is nieuw geworden!
5:18 Maar dat alles is uit God,
die ons met zichzelf verzoend heeft
door Christus,
en ons gegeven heeft
de dienst der verzoening,
5:19 als dat het God is geweest
die in Christus de wereld heeft verzoend
met hem, en aan hen hun misstappen
niet heeft toegerekend,
en die het woord der verzoening
in ons heeft gelegd.
5:20 Omwille van Christus zijn wij gezanten,
zodat God door ons oproept;
wij smeken omwille van Christus:
laat u met God verzoenen!
5:21 Hem die geen zonde heeft gekend
heeft hij voor ons tot zonde gemaakt,
opdat wij zouden worden: Gods
gerechtigheid,-
in eenheid met hem.
Lucas 15: 11-32
15:11 Hij zegt:
zomaar een mens
had twee zonen;
15:12 dan zegt de jongste van hen tot zijn vader:
vader, geef mij van wat er is
het deel dat mij toekomt!-
en hij heeft onder hen de leeftocht verdeeld.
15:13 Niet vele dagen daarna
brengt de jongste zoon alles bijeen
en gaat op reis naar een gebied ver weg;
daar verkwist hij al het zijne
in een reddeloos leven.
15:14 Als hij alles er heeft doorgebracht
komt er een zware hongersnood
over dat gebied,
en hij begint gebrek te lijden.
15:15 Hij trekt erop uit en voegt zich bij
één van de stedelingen van het gebied,
en die stuurt hem naar zijn akkers
om varkens te hoeden;
15:16 hij verlangde ernaar zijn buik te vullen
met de schillen die de varkens aten,
maar niemand die ze hem gaf!
15:17 Dan komt hij tot zichzelf en zegt:
hoeveel dagloners van mijn vader
hebben broden in overvloed,
en ik ga hier verloren in hongersnood!-
15:18 ik zal opstaan, vertrekken naar mijn vader
en tot hem zeggen:
vader, ik heb gezondigd
tegen de hemel en tegenover jou,
15:19 ik ben niet meer waard
een zoon van jou te heten:
doe met mij
als een van je dagloners!
15:20 Opgestaan komt hij aan bij zijn vader;
als hij nog ver weg is
ziet zijn vader hem
en alles in hem beweegt:
hij snelt toe, valt hem om de hals
en kust hem.
15:21 Zijn zoon zegt tot hem:
vader, ik heb gezondigd tegen de hemel
en tegenover jou,
ik ben niet meer waard
een zoon van jou te heten!
15:22 Maar de vader zegt tot zijn dienaars:
haalt haastig de mooiste mantel
en bekleedt hem!-
geeft hem een vingerring aan de hand
en sandalen aan de voeten;
15:23 brengt het gemeste kalf, slacht het
en laten we eten en feestvieren,
15:24 omdat deze zoon van mij
dood was en is herleefd,
verloren was en is gevonden!
En zij beginnen feest te vieren.
15:25 Zijn oudste zoon is op het land;
met dat hij aankomt en het huis nadert
hoort hij speelgroepen en reidansen;
15:26 hij roept een van de jongens en vraagt
wat dat allemaal wel is.
15:27 Die zegt tot hem:
uw broer is gekomen
en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht
omdat hij hem gezond heeft teruggekregen!
15:28 Maar hij is woedend
en wil niet binnenkomen.
Nadat zijn vader naar buiten is gekomen
en bij hem gepleit heeft,
15:29 zegt hij ten antwoord tot zijn vader:
zie, zovele jaren al ben ik u dienstbaar,
nooit heb ik een gebod van u overtreden
en mÐj hebt ge nooit een bokje gegeven
zodat ik met mijn vrienden feest kon vieren;
15:30 maar nu die zoon van u gekomen is
die uw leeftocht heeft verslonden met hoeren,
hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht!
15:31 Hij zegt tot hem:
kind, jij bent altijd bij mij
en alles wat van mij is, is van jou;
15:32 moesten we niet feestvieren en verheugd zijn
omdat deze broer van jou
dood was en is herleefd,
verloren was en is gevonden?!
Terug naar het begin van deze pagina