Christus (11de eeuw)
Abdij van Sto. Domingo de Silos
Bas-reliëf
Preek gehouden in Ede tijdens de kerkdienst van de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap Ede op 2 September 2007
De lezingen waren:
Psalm 8: 4-10
Lucas 14: 1.7-14


Je kunt de verhalen over Jezus op verschillende manieren lezen. Je kunt ze lezen alsof het gaat om levenslessen: hoe ziet het leven van een Christen eruit? Wat is Christelijk? Hoe moet ik als goede leerling van Jezus leven? Het gaat dan om uiterlijkheden. Wie zo leest beluistert in de lezing van vandaag twee levenslessen: 1. Wees bescheiden! En 2: Wees goed jegens mensen, zonder daarvoor iets terug te verwachten!

Deze manier van lezen gaat ervan uit dat de evangelisten beschrijven wat Jezus in zijn leven deed en en wat hij leerde. Deze manier van lezen is een uitvloeisel van het zgn. 'historisme' - een denkstroming die in Europa zijn intrede deed rond het begin van de 17de eeuw. In die tijd leefde er in Italië een filosoof, Giambattista Vico, die zich afvroeg: wat is nu eigenlijk de werkelijkheid? Wat noemen we 'waar'? Hij kwam tot de conclusie dat 'waar' is, wat feitelijk is gebeurd. Wat mensen hebben gedaan. Wie op zoek wil naar de waarheid moet op zoek gaan naar de feiten (= facta). Alleen wat mensen doen telt. Het overige doet niet terzake. Je zou kunnen zeggen dat hij daarmee de basis heeft gelegd voor de moderne tijd. De eerste stap daartoe was het inventariseren van de feiten. En de volgende stap kon natuurlijk niet uitblijven: op zoek gaan naar de menselijke mogelijkheden - wat kan een mens allemaal doen. Waartoe is hij in staat? Toen die vraag centraal kwam te staan bevond Europa zich in het technologische tijdperk. En nu is de volgende vraag: moet je ook alles doen wat kan?

Onder de invloed van het historisme ontwikkelde zich ook een andere benadering van de bijbel. De kernvraag bij het bijbelonderzoek werd: wie was Jezus, en wat heeft hij gedaan? En: wat leert de bijbelse geschiedenis ons? Het gehele Oude Testament werd vooral gezien als een niet al te betrouwbaar verslag van de geschiedenis van het oude Israël.

Wie zó in de bijbel leest en daarin dus leest wat Jezus in zijn leven zoal heeft gedaan en aan mensen heeft geleerd - komt er al snel toe om het Christelijk geloof te reduceren tot een soort ethiek, een levensstijl. Met als bijkomend gevolg dat Christen-zijn al snel gezien wordt als een zaak van het individu. Met name binnen de vrijzinnigheid, die ontstaan is binnen de sferen van dit verlichte denken, klinkt dan ook altijd weer de vraag op wat ons bindt.

De vraag, die je hierbij moet stellen is dan ook of je met deze opvatting wel recht doet aan de evangelieschrijvers. Pas in de laatste decennia ontwaakt er opnieuw een besef dat dit historisme voorbij gaat aan de aard van de bijbelse geschriften: omdat het daarin toch vooral en in de eerste plaats draait om de geloofsgetuigenis. Om God ter sprake te brengen.

De evangelisten hebben dat gedaan door Jezus neer te zetten als het menselijk evenbeeld van God: God in mensengedaante. "Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien", kan Johannes schrijven. De oosters orthodoxe kerken hebben altijd het beste begrepen dat Jezus volgens de evangelisten een ikoon is van zijn hemelse Vader - een godsbeeld, een sprekende gelijkenis. Als je zo'n gelijkenis als die, welke Lucas ons vertelt, wilt begrijpen zul je dan ook onder ogen moeten zien dat het daarin in de eerste plaats gaat om God. Om het antwoord op de vraag: wat betekent het als iemand zich tot het Christendom bekeert, zich Christen noemt.

Laten we nog eens kijken naar het verhaal, dat Lucas ons vanochtend vertelt. Het gaat over een maaltijd. Waar je gemakkelijk aan voorbij ziet is, dat de maaltijd in zulke gelijkenissen eigenlijk altijd verwijst naar een oeroud bijbels beeld: het beeld van een God die het leven onderhoudt en voedt.

Lucas vertelt ons de gelijkenis over de maaltijd, alsof hij wil zeggen: realiseren jullie je wel dat je te gast bent in deze wereld? Mensen hebben steeds de neiging om zichzelf te verbeelden dat de wereld hun eigendom is. En dat het gaat om de maakbaarheid van de werkelijkheid. Maar dat is gezichtsbedrog. Dat lijkt alleen maar zo vanaf het moment dat de mens God verduistert: in een wereldbeeld waarin God ontbreekt.

Je kunt de bijbel opvatten als een lang verhaal over het gebrek aan bereidheid van mensen om oog te hebben voor het feit dat er méér is dan alleen materie. Het is aan mensen eigen om de werkelijkheid te reduceren tot materie: grondstof, bouwmateriaal waarmee ze kunnen doen wat hen goed dunkt. Deze materialistische visie op de werkelijkheid kan maken dat mensen - als het hen zo uitkomt - het de gewoonste zaak van de wereld gaan vinden om met mensen om te gaan, alsof het dieren zijn; ik hoef u daar de voorbeelden niet van te geven. En dat we het niet ongewoon vinden om met dieren te doen alsof het dingen zijn. En sommige dingen: die verafgoden we, omdat we denken niet zonder te kunnen. Maar is dat allemaal wel zo gewoon? Hoe komt het dat de mens zover gekomen is? Is dat het resultaat van een verwordingsproces? Zijn we iets kwijtgeraakt? Een bepaalde openheid van geest?

Jullie zijn te gast - lezen we in de gelijkenis van Lucas: gedraag je dan ook als goede gasten. En realiseer je dat ook die anderen, net als jij, hier slechts te gast zijn.
Lucas koppelt aan dit beeld de vraag naar het menselijk geluk. Als je daarover nadenkt ga je beseffen, dat het daarbij niet in de eerste plaats gaat om je eigen geluk: maar om het on-geluk van mensen die het slachtoffer worden van gangbare opvattingen; om on-geluk van mensen die het slachtoffer zijn van heersende opinies; om groepen, die niet gerespecteerd worden omdat ze even niet in ons plaatje passen.

Wordt het niet tijd, dat de kerken de gelederen weer sluiten en een front maken tegen een cultuur waarbinnen het besef ontbreekt dat we hier 'te gast' zijn? Tegen een cultuur waarin het materialisme en het opportunisme hand in hand gaan?

Ja, want wij zijn op en top individualisten. Als je jong bent wordt je voorgehouden dat je aan je 'curriculum' moet werken: een goede opleiding, het opbouwen van netwerken, het opdoen van werkervaring, goede omgangsvormen, en ga zo maar door. Want om gelukkig te worden moet je een goede maatschappelijke positie verwerven - en daar komt vandaag de dag heel wat bij kijken. Het kan bijna niet anders of die 'struggle for life' gaat ten koste van anderen.

In de dagen van Jezus zal dat in feite niet zoveel anders zijn geweest. Met de gelijkenis, die Lucas ons vertelt, wordt ons verteld hoe Jezus die samenleving in een ander licht plaatst. Is hij zèlf niet de verpersoonlijking van het protest tegen de anonieme machten van het kwaad? Wordt het niet hoog tijd dat er weer op grote schaal protest wordt aangetekend tegen sommige ontwikkelingen in onze samenleving?

Misschien moet je al wat ouder zijn om de openheid van geest te hebben die nodig is om te gaan zien, dat het in het leven om heel andere dingen gaat dan wat onze samenleving ons doorgaans wil doen geloven. Misschien moet je eerst ervaren hebben dat het geluk pas op je pad komt wanneer je zelf wordt ontdekt in je machteloosheid: machteloosheid - daar waar je oploopt tegen de consequenties van het milieu waar je uit voortkomt; machteloosheid daar waar je het slachtoffer wordt van gevestigde meningen; machteloosheid als gevolg van een cultuur waarnaar je je maar hebt te voegen. Wie in die machteloosheid wordt gezien en herkend kan daarin bevrijding ervaren; en wéét dat die bevrijding samenhangt met het besef dat je kunt samenvatten als "ik mag er net zo goed zijn in mijn anders zijn; op mijn eigen manier".

In de oosters orthodoxe kerken spreekt men over de 'topos tou theou', de plek van God: het huis van liefde; de plaats waar een mens tot leven wordt gewekt; waar je opnieuw wordt geboren. Is dat niet juist daar, waar ervaren wordt dat het bestaan wordt gedragen door een God, die het om mensen begonnen is?

Of, zoals de dichter Lloyd Haft verwoordt, in zijn hertaling van de eerste psalm:

Was het mij beter gegaan
als ik niet had gedacht,
niet had verwacht dat u was? -
niet bij dag en bij nacht?
Had ik u niet moeten missen?
Was ik beter
de boom geweest die staat,
niet denkt,
wortels drenkt in water,
en niet in hoop als ik?
Wie kan het zeggen,
wie kent hier de grond?
Niet ik bedenk de boom
die om mij Ðs: uw loof, uw luister.
Uw naam: wind tussen de bladeren
die ís om mij begonnen. AMEN.


DE LEZINGEN:
Psalm 8: 4-10

4 Zie ik de hemel, het werk van uw vingers,
de maan en de sterren door u daar bevestigd,
5 wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt,
het mensenkind dat u naar hem omziet?

6 U hebt hem bijna een god gemaakt,
hem gekroond met glans en glorie,
7 hem toevertrouwd het werk van uw handen
en alles aan zijn voeten gelegd:

8 schapen, geiten, al het vee,
en ook de dieren van het veld,
9 de vogels aan de hemel, de vissen in de zee
en alles wat trekt over de wegen der zeeën.

10 HEER, onze Heer,
hoe machtig is uw naam
op heel de aarde.


Lucas 14: 1.7-14

1 Toen hij op sabbat naar het huis van een vooraanstaande Farizeeër ging, waar hij voor een maaltijd was uitgenodigd, hielden ze hem in het oog.

7 Hij vertelde de genodigden een gelijkenis, want hij had gezien hoe ze de ereplaatsen voor zichzelf kozen. Hij zei tegen hen: 8 'Wanneer u door iemand wordt uitgenodigd voor een bruiloft, kies dan niet de ereplaats, want misschien is er wel iemand uitgenodigd die voornamer is dan u, 9 en dan moet uw gastheer tegen u zeggen: "Sta uw plaats aan hem af." Dan zult u beschaamd de minste plaats moeten innemen. 10 Als u wordt uitgenodigd, kies dan de minste plaats, zodat uw gastheer tegen u zal zeggen: "Kom toch dichterbij!" Dan wordt u eer betoond ten overstaan van iedereen die samen met u aan tafel aanligt. 11 Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, en wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden.'
12 Hij zei ook tegen degene die hem had uitgenodigd: 'Wanneer u een maaltijd aanbiedt of een feestmaal geeft, vraag dan niet uw vrienden, uw broers, uw verwanten of uw rijke buren, in de verwachting dat zij u op hun beurt zullen uitnodigen om iets terug te doen. 13 Wanneer u mensen ontvangt, nodig dan armen, kreupelen, verlamden en blinden uit. 14 Dan zult u gelukkig zijn, zij kunnen voor u dan wel niets terugdoen, maar u zult ervoor beloond worden bij de opstanding van de rechtvaardigen.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2007.