De lezingen waren:
Exodus 32: 7-14;
Lucas 15: 1-10
PREEK
"Eén zondaar, die tot inkeer komt"
Wie zulke verhalen leest zoals die welke we zojuist lazen, kan
gemakkelijk de indruk krijgen dat het daarin gaat over
historische gebeurtenissen. In gedachten zie je dan Mozes in
gesprek met God - daar ergens in de Sinaïwoestijn. De groep
mensen, waar hij leiding aan geeft is aan het mokken:
klaarblijkelijk vinden ze het maar niks - een God waar je geen
cultusbeeld van mag maken. Wat een onzin: een stier - dat is
toch een schitterend beeld voor een krachtige sterke God die
tegen alles en iedereen is opgewassen? We kennen zulke stieren
als cultusbeelden; bijvoorbeeld uit het oude Kreta. We kennen
afbeeldingen van rituelen, waarin akrobaten laten zien hoe
behendig ze met die stieren kunnen omgaan. De stier was in die
tijd een wijdverbreid symbool van kracht en vruchtbaarheid. In
het oude Egypte legde men een verbinding tussen de hoornen van
de stier met de twee heuvels waartussen elke ochtend de zon
opkwam: teken van nieuw leven.
Het verhaal over Jezus lijkt al even historisch: je ziet in
gedacchten Jezus in gesprek met de geleerden, die niets van
hem moeten hebben, omdat hij omgaat met mensen die je maar
beter kunt mijden. Het gesprek dat hij met hen voert is ook zo
weergegeven, dat het als het ware in de krant had kunnen
staan. Als illustratie van het feit dat Jezus iemand was die
altijd wel een goed antwoord wist te geven.
Deze manier van naar de bijbel kijken is gebaseerd op het feit
dat de bijbelverhalen beschrijven wat Jezus in zijn leven deed
en en wat hij leerde. Deze manier van lezen is een uitvloeisel
van het zgn. 'historisme' - een denkstroming die in Europa
zijn intrede deed rond het begin van de 17de eeuw. In die tijd
leefde er in Italië een filosoof, Giambattista Vico, die zich
afvroeg: wat is nu eigenlijk de werkelijkheid? Wat noemen we
'waar'? Hij kwam tot de conclusie dat 'waar' is, wat feitelijk
is gebeurd. Wat mensen hebben gedaan. Wie op zoek wil naar de
waarheid moet op zoek gaan naar de feiten (= facta). Alleen
wat mensen doen telt. Het overige doet niet terzake.
Je zou kunnen zeggen dat hij daarmee de basis heeft gelegd
voor de moderne tijd. De eerste stap daartoe was het
inventariseren van de feiten. En de volgende stap kon
natuurlijk niet uitblijven: op zoek gaan naar de menselijke
mogelijkheden - wat kan een mens allemaal doen. Waartoe is hij
in staat? Toen die vraag centraal kwam te staan bevond Europa
zich in het technologische tijdperk. En nu is de volgende
vraag: moet je ook alles doen wat kan?
Onder de invloed van het historisme ontwikkelde zich ook een
historiserende benadering van de bijbel. De kernvraag bij het
bijbelonderzoek werd: wie was Jezus, en wat heeft hij gedaan?
Wie was Mozes en hoe heeft hij leiding gegeven aan die groep
mensen in de woestijn? En hoe zag zijn God eruit? Door zo'n
bril gezien wordt het Oude Testament een niet al te
betrouwbaar verslag van de geschiedenis van het oude Israël.
Wie zó in de bijbel leest komt er al snel toe om het
Christelijk geloof te reduceren tot een soort ethiek, een
levensstijl die overeenstemt met de tien geboden en met wat
Jezus zijn volgelingen voorhoudt. Met als bijkomend gevolg dat
Christen-zijn al snel beschouwd wordt als een persoonlijke
aangelegenheid - een zaak van het individu. Met name binnen de
vrijzinnigheid, die ontstaan is binnen de sferen van dit
verlichte denken, klinkt dan ook altijd weer de vraag op wat
ons bindt. Want van meer algemene 'waarheden' moeten we niet
veel hebben. Ieder moet zelf maar uitzoeken hoe hij/zij wil
leven.
De vraag, die je hierbij kunt stellen is of je met deze
opvatting wel recht doet aan de schrijvers van de bijbel. Pas
in de laatste decennia ontwaakt er opnieuw een besef dat dit
historisme voorbij gaat aan de aard van de intentie van die
geschriften: want het gaat daarin toch in de eerste plaats en
vooral vooral om een geloofsgetuigenis. Om God ter sprake te
brengen.
De evangelisten hebben dat gedaan door Jezus neer te zetten
als het menselijk evenbeeld van God: God in mensengedaante.
"Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien", kan Johannes
schrijven. De oosters orthodoxe kerken hebben altijd het beste
begrepen dat Jezus volgens de evangelisten een ikoon is van
zijn hemelse Vader - een godsbeeld, een sprekende gelijkenis.
Als je zo'n verhaal als dat, wat Lucas ons vertelt, wilt
begrijpen zul je dan ook onder ogen moeten zien dat het daarin
in de eerste plaats gaat om God. Om het antwoord op de vraag:
wat betekent het als iemand zich tot de God bekeert die Jezus
zijn Vader noemt, en waarvan hijzelf een evenbeeld is.
Laten we nog eens kijken naar de verhalen die we vanochtend
lazen. In het Exodusverhaal zien we dan een God, die van
gedachten kan veranderen. Je zou kunnen zeggen, dat het
verhaal iets uitzegt over 'de voorbede', de voorspraak. En
daarmee wordt iets helder over het mysterie van de vergeving.
Vergeven betekent altijd, dat je iets inlevert. Als je iemand
vergeeft betekent dit steeds, dat je er zelf wat minder van
wordt. Zo is ook de God van Mozes een God, die in staat is om
te aanvaarden dat mensen hem tekort doen.
In het Lucasverhaal zou je iets dergelijks kunnen beluisteren:
de God die daar verkondigd wordt is een God die het waardeloze
opwaardeert. Die oog heeft voor de kostbaarheid van wat, op de
keper beschouwd, misschien wel waardeloos is.
Je bekeren tot het Christendom is dan ook niet in de eerste
plaats een persoonlijke aangelegenheid: het is in de eerste
plaats accepteren, dat onze waardeoordelen er dikwijls naast
zijn. Dat wij maar al te vaak te snel oordelen. Omdat we meer
niet weten dan we wèl weten. De Christus, zoals die door de
evangelisten wordt beschreven, is de verpersoonlijking van het
protest tegen alle krachten en vooroordelen, die mensen klein
maken, onderdrukken. In de bijbel worden die machten de
machten van het kwaad genoemd: "Verlos ons van het kwaad".
Ik denk dat we er allemaal ook wel enig zicht op hebben: op
het on-geluk van mensen die het slachtoffer worden van
gangbare opvattingen; op het on-geluk van mensen die het
slachtoffer zijn van heersende opinies; op het onrecht dat
sommige groepen mensen wordt aangedaan, doordat zij niet
worden geaccepteerd: omdat ze even niet in ons plaatje passen.
Ja, misschien hebben we er ook zelf wel ervaring mee: met
beschadigingen als gevolg van het feit dat we ooit
buitengesloten werden. Niet populair waren. Als lastig werden
ervaren.
Kiezen voor het Christendom: is dat niet met elkaar de strijd
aangaan tegen deze onderdrukkende tendenzen in elke
samenleving? Samen een gemeenschap vormen als evenbeeld van
het huis van liefde, waarin plaats is voor iedereen? Het rijk
der hemelen is een rijk waar vreugde heerst over iedereen, die
dit huis weet te vinden en bereid is daaraan mee te bouwen.
AMEN.
DE LEZINGEN:
Exodus 32: 7-14
7 De HEER zei tegen Mozes: 'Ga terug naar beneden, want jouw
volk, dat je uit Egypte hebt geleid, misdraagt zich. 8 Nu al
zijn ze afgeweken van de weg die ik hun gewezen heb. Ze hebben
een stierenbeeld gemaakt, hebben daarvoor neergeknield, er
offers aan gebracht en gezegd: "Israël, dit is je god, die je
uit Egypte heeft geleid!"' 9 De HEER zei verder tegen Mozes:
'Ik weet hoe onhandelbaar dit volk is. 10 Houd mij niet tegen:
mijn brandende toorn zal hen verteren. Maar uit jou zal ik een
groot volk laten voortkomen.' 11 Mozes probeerde de HEER, zijn
God, milder te stemmen: 'Wilt u dan uw toorn laten woeden
tegen uw eigen volk, HEER, dat u met sterke hand en grote
macht uit Egypte hebt bevrijd? 12 Wilt u dat de Egyptenaren
zeggen: "Hij heeft hen bevrijd om hen in het ongeluk te
storten, om hen in het bergland te doden en van de aarde weg
te vagen"? Wees niet langer toornig en zie ervan af onheil
over uw volk te brengen! 13 Denk toch aan uw dienaren Abraham,
Isaak en Israël, aan wie u onder ede deze belofte hebt gedaan:
"Ik zal jullie zo veel nakomelingen geven als er sterren aan
de hemel zijn, en het hele gebied waarvan ik gesproken heb zal
ik hun voor altijd in bezit geven."' 14 Toen zag de HEER ervan
af zijn volk te treffen met het onheil waarmee hij gedreigd
had.
Lucas 15: 1-10
1 Alle tollenaars en zondaars kwamen hem opzoeken om naar hem
te luisteren. 2 Maar zowel de Farizeeën als de
schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: 'Die man
ontvangt zondaars en eet met hen.' 3 Jezus vertelde hun toen
deze gelijkenis: 4 'Als iemand van u honderd schapen heeft
waarvan er één verloren is geraakt, laat hij dan niet de
negenennegentig andere in de woestijn achter om naar het
verdwaalde dier op zoek te gaan tot hij het gevonden heeft? 5
En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol vreugde op
zijn schouders 6 en gaat hij naar huis. Daar roept hij zijn
vrienden en buren bijeen en zegt tegen hen: "Deel in mijn
vreugde, want ik heb het schaap gevonden dat verdwaald was." 7
Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één
zondaar die tot inkeer komt dan over negenennegentig
rechtvaardigen die geen inkeer nodig hebben.
8 En als een vrouw tien drachmen heeft en er één verliest,
steekt ze toch de lamp aan, veegt het hele huis schoon en
zoekt ze alles af tot ze het muntstuk gevonden heeft? 9 En als
ze het gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buren
bijeen en zegt: "Deel in mijn vreugde, want ik heb de drachme
gevonden die ik kwijt was." 10 Zo, zeg ik u, heerst er ook
vreugde onder de engelen van God over één zondaar die tot
inkeer komt.'
Terug naar het begin van deze pagina