De drie magiërs

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente Hengelo e.o. op 4 januari 2009
De lezingen waren:
Matteüs 2:1-12
Brief aan de Efeziërs 3:1-12


"De heidenen delen door Jezus Christus ook in de erfenis".
                                                    (Brief aan de Efeziërs 3:6)



Afgaande op wat Matteüs vertelt moeten de heidenen er heel wat voor over hebben om aan de weet te komen wat het zeggen wil als God aan het licht komt. Ze moeten afscheid nemen van alles wat vertrouwd is. Ze moeten bereid zijn om de wegen te gaan, zoals die hen worden gewezen. Ze moeten zich openstellen voor alles wat zich onderweg aandient en dat kritisch duiden.
En dan: dan kan het gebeuren dat het koninkrijk van God zich voor hen opent in de gestalte van een goddelijk kind: als een raadsel, een uitdaging om het te doorzien.

Paulus spreekt uit ervaring, als hij zegt dat hem het Christusgeheim is onthuld. Was hij dan misschien ook een heiden? U vindt dat misschien een verrassende vraag, omdat we vanouds gewend zijn om te denken in twee concepten: er zijn Joden en heidenen. Maar ligt het wel zo simpel? Hoe zou Paulus ons hier kwalificeren? Wat maakt een heiden tot een heiden? En welke kwalificatie zou je moeten geven aan een niet-heiden? Ook in de tijd dat Paulus leefde lag het gecompliceerd. In het Griekse Nieuwe Testament wordt bij herhaling gesproken over de Joudaioi: dat wordt doorgaans vertaald met 'de Joden'. Maar vaak blijkt uit de context, dat je het woord beter kunt vertalen met 'Judeëers', de bewoners van Juda. Je zou ook kunnen denken aan mensen, die de zich houden aan de Mozaïsche wetten en regels: maar uit de brieven van Paulus valt op te maken dat Paulus, die zich ooit zèlf heel rigoureus aan de Mozaïsche wetten hield, tot het inzicht is gekomen dat die wijze van leven weinig te maken had met vroomheid. Kortom: het lijkt zo te zijn, dat Paulus vooral een scheidslijn trekt tussen mensen die vertrouwd zijn het Christusgeheim, en mensen die daar geen weet van hebben. Tussen mensen die erkennen dat er in Jezus een messias is gekomen, en mensen die dat ontgaat.

Wanneer Paulus terugkijkt op zijn eigen leven beseft hij dat hij destijds, in zijn jonge jaren, zich weliswaar verbeeldde buitengewoon godvruchtig te leven, maar dat het in werkelijkheid anders lag. Dat geeft ons te denken: is ook vandaag de dag het geloof vaak niet gereduceerd tot een soort ethiek? Tot een vorm van religieus humanisme?

Niet lang geleden is een dun boekje verschenen - het telt slechts 70 bladzijden - van de hand van Eginhard Meijering. U kent hem ongetwijfeld van naam. De titel is: "Het roer moet om!". In dat geschrift analyseert hij wat er in de tweede helft van de vorige eeuw in de kerken is gebeurd. We hebben met man en macht geprobeerd om de kerken overeind te houden en weerwerk te bieden aan een dreigende leegloop. We hebben er ècht alles aan gedaan. Maar achteraf moeten we - aldus Meijering - een paar pijnlijke conclusies trekken:
- we hebben dat geprobeerd door het geloof te verpolitiseren
- we hebben dat geprobeerd door het Christendom te verethiseren
- en we hebben het geprobeerd door het geloof te verpsychologiseren, de wonderen te verklaren met hulp van dieptepsychologie, en God te lokaliseren in het diepst van onze ziel. [Denk aan de pakkende slagzinnen, die zijn ontwikkeld en waar de kerken mee leurden, zoals: "De atoombommen de wereld uit te beginnen bij Nederland!". Denk aan alle energie die gemobiliseerd is rond de acties tegen de honger en de armoede. Denk aan alle moeite die gedaan is om het conciliair proces ingang te doen vinden - in een ultieme poging om moeder aarde te behouden voor het nageslacht. Denk aan de populariteit van boeken over bijbelexegese zoals die van de duitse theoloog, filosoof en psychoanaliticus Drewermann.]

Er is natuurlijk niets op tegen om mensen te mobiliseren voor allerhande ideëele, goede doelen. Maar de vraag is of de kerken zo niet de zaak, waar zij voor zouden moeten staan - het Christusgeheim - hebben verwaarloosd.

Wat we achteraf kunnen vaststellen is dat niet-kerkelijke organisaties al deze dingen vaak net zo goed of zelfs efficiënter konden. En dat het niet heeft gebracht wat ervan werd gehoopt. De verschillen tussen rijk en arm in de wereld zijn groter dan ooit. De angst voor terreur met atoomwapens is eerder toegenomen dan afgenomen. En het conciliaire proces ten spijt blijkt dat het milieu nog veel sneller verslechtert dan in het rapport van Rome werd voorspeld: niet in de laatste plaats omdat de mentaliteit niet in de gewenste richting is veranderd: het consumptiepatroon wordt nog steeds bepaald door een verlangen naar nog meer zekerheid, welvaart en bestedingsruimte: zelfs als we daar méér voor moeten lenen dan we ooit kunnen terugbetalen. Zo lopen de kerken niet alleen steeds achter de feiten aan. Maar - wat erger is - de kerken zijn leger dan ooit: misschien wel omdat ze zich in niets meer onderscheiden van organisaties zoals Amnesty, Dokters zonder Grenzen, het Rode Kruis.

Hebben we het mysterie, waar het om zou moeten gaan, verkwanseld?

Me dunkt: een behartenswaardige vraagstelling! Zijn kerken nog wel vindplaatsen van God? Hebben we verzuimd om de kennis, die ons is toevertrouwd als 'het Christusgeheim' te doordenken, te doorleven en door te geven?

Het woord kennis is niet zonder meer helder. Toen we ter wereld kwamen, en alles nog nieuw was en onbekend, had alles nog zijn geheim. Dat kon beangstigend zijn. Maar het kon ook nieuwsgierig maken, verwondering wekken en emoties oproepen. Voor jonge kinderen is de wereld nog betoverd.

Maar terwijl we opgroeien ontdekken we, dat er dingen die die we opnieuw tegenkomen; en sommige gebeurtenissen herhalen zich. Een steen die valt; een kachel die warmte geeft; een hongergevoel dat verdwijnt als we iets eten. Zo ontdekken we vaste patronen. Verbanden tussen oorzaak en gevolg. En er groeit een kennen dat eigenlijk een her-kennen is. Wat we herkennen krijgt een naam. Alle wetenschappelijke kennis is conceptuele kennis: gebaseerd op concepten. En naarmate we meer vertrouwd raken met de wereld, ontmoeten we steeds minder dat niet al eens is ondergebracht in een concept. Steeds als we iets nieuws tegenkomen, proberen we dat onder te brengen in een al bestaand concept. De vraag die je daarbij kunt stellen is, of deze 'kennis' wel recht doet aan de werkelijkheid. Zou het niet zo zijn dat er ook essenties zijn, die onmogelijk in de bestaande concepten zijn in te passen? Zou het niet zo zijn, dat we elke keer wanneer we iets 'herkennen' ook iets wezenlijks over het hoofd zien, gemakshalve verwaarlozen?

Het meest duidelijk herkenbaar is dat in de intermenselijke contacten: we hebben de neiging om ook van medemensen te denken dat we die vaak aardig goed kennen. Dat wil zeggen, dat we hen hebben ondergebracht in concepten. Vooroordelen, zoals u wilt. En eigenlijk weten we wel, dat we daarmee de ander onrecht aandoen. En beseffen we, dat we nooit werkelijk zullen kunnen weten hoe en wie die ander is en wat er in de ander omgaat. Ja: zèlfs als we over onszelf praten doen we dat in concepten: "Wie daartoe niet in staat is kent zichzelf maar slecht", zeggen we dan.

Het gevaar van deze conceptuele kennis is, dat we daar zo vertrouwd raken dat we nauwelijks meer besef hebben van het goddelijk geheim: van het er-zèlf-zijn. Het 'ben' van 'ik ben' wijst naar een realiteit die in geen enkel concept te vatten is. Het is onkenbaar - maar wel ervaarbaar. Zulke ervaring vormt de grond voor een ander weten: een kennis die niet in concepten te vangen is en aan alle woorden voorbij. Pas wanneer we weer ruimte maken in ons denken voor die onbevattelijke werkelijkheid komt er ook weer ruimte voor God, ontstaat er weer een openheid voor een nabijheid, die niet benoembaar is. Voor krachten die ons kunnen vernieuwen, genezen, en bevrijden van angst. Onmogelijke mogelijkheden binnen de werkelijkheid zoals die wordt gedefiniëerd in vertrouwde concepten. Onmogelijke mogelijkheden binnen het kader van wetenschappelijk denken.

Zijn er dan krachten die ons kunnen vernieuwen?

Als wij op de bodem van ons kunnen zijn
als wij pijn hebben, ziek zijn
of eenzaam door de dagen gaan;
is er een kracht die ons doet opstaan?

Kom mij niet aan met mooie woorden
zeg niet dat lijden zin heeft, een doel!
Als de afgrond zich opent
en nergens houvast is
troost mij dan niet met schoonheid en zon.

Maar waak met mij in de grot van de smart
begrijp de volle omvang van mijn klacht
kleineer mij niet, laat mij mijn waardigheid.
Wie weet - in de nacht, tussen jou en mij -
roert zich een kracht die geneest.

Uit: Opstaan in stilte, Catharina Visser.

AMEN.



DE LEZINGEN:

Matteüs 2
1 Toen Jezus geboren was in Betlehem in Judea, tijdens de regering van Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan. 2 Ze vroegen: 'Waar is de pasgeboren koning van de Joden? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om hem eer te bewijzen.' 3 Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde, en heel Jeruzalem met hem. 4 Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de messias
(2:4) de messias - Grieks: ho christos. Deze titel ging al in een vroeg stadium deel uitmaken van Jezus' naam: 'de christus' werd 'Jezus Christus'. Soms is het moeilijk te bepalen of de titel ('de christus') of de naam ('Christus') bedoeld is. Bij het vertalen van de titel is gekozen voor '(de) messias' omdat hierin het duidelijkst naar voren komt dat de titel geworteld is in Joodse verwachtingen van een persoon die van God de volmacht heeft ontvangen om een centrale rol te spelen in de eindtijd.
geboren zou worden. 5 'In Betlehem in Judea,' zeiden ze tegen hem, 'want zo staat het geschreven bij de profeet: 6 "En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden."' 7 Daarop riep Herodes in het geheim de magiërs bij zich; hij wilde precies van hen weten wanneer de ster zichtbaar geworden was, 8 en stuurde hen vervolgens naar Betlehem met de woorden: 'Stel een nauwkeurig onderzoek in naar het kind. Stuur mij bericht zodra u het gevonden hebt, zodat ook ik erheen kan gaan om het eer te bewijzen.' 9 Nadat ze geluisterd hadden naar wat de koning hun opdroeg, gingen ze op weg, en nu ging de ster die ze hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind was. 10 Toen ze dat zagen, werden ze vervuld van diepe vreugde. 11 Ze gingen het huis binnen en vonden het kind met Maria, zijn moeder. Ze wierpen zich neer om het eer te bewijzen. Daarna openden ze hun kistjes met kostbaarheden en boden het kind geschenken aan: goud en wierook en mirre. 12 Nadat ze in een droom waren gewaarschuwd om niet naar Herodes terug te gaan, reisden ze via een andere route terug naar hun land.

Efeziërs 3:
1 Daarom is het dat ik, Paulus, gevangene omwille van Christus Jezus, voor u, heidenen, bid. 2 U moet toch wel gehoord hebben dat God mij de taak heeft toevertrouwd om de genade door te geven die mij met het oog op u geschonken is. 3 Mij is in een openbaring het mysterie onthuld waarover ik hiervoor in het kort heb geschreven. 4 Aan de hand daarvan kunt u zich, wanneer u dat leest, een beeld vormen van mijn inzicht in dit mysterie van Christus. 5 Het is onder vorige generaties niet aan de mensen onthuld, maar nu door de Geest geopenbaard aan zijn heilige apostelen en profeten: 6 de heidenen delen door Christus Jezus ook in de erfenis, maken deel uit van hetzelfde lichaam en hebben ook deel aan de belofte, op grond van het evangelie. 7 Van dat evangelie ben ik een dienaar geworden door de gave van Gods genade, die ik ontvangen heb door zijn kracht die in mij werkt. 8 Mij, de allerminste van alle heiligen, is de genade geschonken om de heidenen de ondoorgrondelijke rijkdom van Christus te verkondigen, 9 en voor allen in het licht te stellen hoe het mysterie dat in alle eeuwen verborgen was in God, de schepper van het al, werkelijkheid wordt. 10 Zo zal nu door de kerk de wijsheid van God in al haar schakeringen bekend worden aan alle vorsten en heersers in de hemelsferen, 11 naar het eeuwenoude plan dat hij heeft verwezenlijkt in Christus Jezus, onze Heer, 12 in wie wij vrijelijk toegang hebben tot God, vol vertrouwen door ons geloof in hem.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2009.