Hoofd van Christus,
J.H. Rouault (1871-1958)

Preek gehouden in de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Lochem op zondag, 1 februari 2009.
De lezingen waren:
Deuteronomium 18:14-20
Marcus 1:21-28

Preektekst: "Hij sprak hen toe als iemand met gezag"? (Mc. 1:22)

Op deze zondagen van epifanie draait alles om de vraag naar de wijze waarop God zich laat zien. Hoe komen we aan Godskennis? Wat weten we van God? Moeten we daarvoor bij de theologen zijn? Bij de filosofen? Bij de mystici? Of zijn er leraren, die ons wegen kunnen wijzen die ons dichter bij God brengen?

Er zijn mensen die menen dat ze God in de natuur tegenkomen. Die gedachte gaat terug op de Sofisten. Ze vroegen zich af hoe het nu toch kon, dat alles in de natuur aan wetten en regels was onderworpen. Dat moest toch een rationele oorsprong hebben? Ook Einstein verbaasde zich erover dat het heelal zo functioneerde, dat wij er wetmatigheden in kunnen ontdekken. "God dobbelt niet", is een van zijn beroemde uitspraken. En daarmee bedoelde hij te zeggen dat het zijn vaste overtuiging was dat alle processen, alle veranderingen, alle bewegingen terug te voeren zijn op begrijpelijke wetten en regels die met elkaar een samenhang vertonen. Hoe kan dat? Is dat het werk van een schepper-God, een plannenmaker? Ligt daar iets geestelijks aan ten grondslag?

Er zijn ook mensen die menen dat God zo anders is, zo hoog verheven, dat zulke dingen maar beter niet kunt zeggen. We kunnen niets over God zeggen, zo menen zij: want zodra we iets over God zeggen doen we hem tekort. Zo ongeveer dacht bijvoorbeeld Karl Barth: "God is God, en de mens is de mens; en die twee moet je niet verwisselen". Maar ook een woestijnvader zei al eens: "Hoe kan een pit van een granaatappel weten, wat een granaatappel is? Zo moet ook de mens niet menen dat hij iets over God kan zeggen." Mogelijk had hij woorden van Paulus in gedachten toen hij dit beeld gebruikte. Paulus schrijft: "In God leven en bewegen wij".
Mensen hebben altijd en overal de neiging om zich een voorstelling van God te vormen. Sommigen zoeken God in zichzelf. Anderen buiten zichzelf. Maar: God kan niet begrepen worden in een concept.

Dit brengt dan weer andere theologen ertoe om langs een andere weg over God te spreken, langs de 'via negativa': zij menen dat we over God alleen iets kunnen zeggen in ontkenningen: we kunnen alleen zeggen wat hij niet is: alles wat wij in begrippen kunnen vatten is niet-God. Ook onder atheïsten vind je deze opvatting wel. Zulk atheïsme kan een vorm zijn van bescheidenheid, een vorm ook van eerbied. Laat het geheim maar het geheim: we weten nu eenmaal niet alles en kunnen ook niet alles weten, zo redeneren zij.

De verhalen die we vanochtend lazen benaderen de vraag naar God nog weer anders. In beide teksten is sprake van een relatie: het gaat over de wijze waarop God en mens elkaar tegenkomen, ontmoeten. In Deuteronomium lezen we over een belofte: dat er profeten zullen zijn, zoals Mozes: met Mozes ging God om zoals met een vriend. En Jezus? Die is zelfs méér dan Mozes. We lezen dat de mensen onder de indruk van hem waren: omdat hij sprak met gezag - heel anders dan de schriftgeleerden. En waaraan zou hij dat gezag anders ontlenen, dan aan de wijze waarop hij omging met God? Jezus ontmoet God in de stilte: in het gebed. Hij gaat met God om en spreekt hem aan als 'Vader' - één van de weinige aramese woorden die de traditie heeft bewaard; aramees was immers de taal die Jezus sprak? Jezus noemt God 'abba', dat zoiets is als papa. Het woord drukt een zekere intimiteit uit.

Iemand die alle Godskennis terugvoert op de persoonlijke ontmoeting was Buber. Van hem valt moeilijk te zeggen of hij nu een filosoof was, een theoloog, een mysticus, of een wetenschapper. Van huis uit was hij socioloog. Daarom is hij altijd bezig met de vraag wat gemeenschap nu eigenlijk is. Zijn belangrijkste boek - "Ich und Du" - loopt uit op een hoofdstuk waarin hij God ter sprake brengt. Voor hem is God de altijd weer onbekende, nieuwe, geheimzinnige, vreemde die ons tegemoet treedt en aanspreekt. Volgens Buber kunnen we niet over God spreken maar alleen tot God, in de tweede persoon. Elke wezenlijke ontmoeting doet iets met ons. Veranderd ons. Ook Edward Schillebeeckx lijkt daar weet van te hebben: "God is alle dagen nieuw!" Volgens Buber is geloven een dialogisch kennen: alleen in de ontmoeting ontstaat er een relatie. In de ontmoeting weten we wat achter ons ligt; en wat achter de ander ligt - dat gaat ons niet aan. Maar de ontmoeting zelf verandert ons. Als het tenminste een echte ontmoeting is.

In zijn voetspoor zoekt ook Levinas naar de bron van menswording in de confrontatie met 'de ander' die ons aanspreekt en verantwoordelijk maakt.

Hoe kennen wij God? Waar, hoe, en aan wie laat God zich zien?
Naast alles wat er door theologen, filosofen, mystici en wijzen over is gezegd stelt de bijbel: wij kennen God door Christus Jezus. In hem heeft God gestalte gekregen. "Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; wat vragen jullie dan 'Toon ons de Vader?'", zo lezen we in Johannes 14:9. Je zou dit het Christusgeheim kunnen noemen.

====

Niet lang geleden verscheen een dun boekje van Eginghardt Meijering, onder de titel: "Het roer moet om". Hij signaleert dat wij, zoals we hier zitten, allemaal weten wat er de laatste vijftig jaar in de kerken is gebeurd. Het begon allemaal met de leegloop - niet lang na de 2de wereldoorlog; en met de zorgelijke situatie waarin de kerken als gevolg daarvan toen al dreigden terecht te komen. Het heeft predikanten en gemeenten ertoe aangezet om na te denken over mogelijkheden om het tij te keren. En dat heeft ertoe geleid dat het evangelie werd verethiseerd: dat geprobeerd werd om het geloof te verdiepen door gebruik te maken van de psychologie; en dat mensen de handen van God waren, waardoor het geloof werd verpolitiseerd. En - vraagt Meijering zich af - heeft dat allemaal iets geholpen?
De kerken zijn leger dan ooit. Het gevaar van misbruik van atoomwapens door terroristen is mogelijk groter dan destijds.
De verschillen tussen rijk en arm in de wereld zijn alleen maar groter geworden. En het aantal ontheemden en ontwortelden - elders en in eigen land - groter dan daarvoor. Maar bovendien: moet je, om de strijd aan te gaan tegen dergelijke misstanden, bij de kerken zijn? Of zou je je daarvoor wellicht beter kunnen aansluiten bij de maatschappij tot nut van het algemeen, bij Amnesty, of artsen zonder grenzen?
Anders gezegd: hebben we de zaken, waar het eigenlijk om zou moeten gaan, misscchien verwaarloosd? Hebben we mensen niet doen geloven dat Jezus een gewoon 'goed mens' was - net zoals Ghandi, Moeder Theresa, Franciscus van Assisi en anderen? En betekent dat niet dat we voorbij zijn gegaan aan het Christusmysterie?

====

In de tijd tot Pasen worden we uitgenodigd om achter Jezus aan te gaan: op zijn weg naar Jeruzalem. Zo worden we elk jaar opnieuw uitgenodigd om ons antwoord te geven op zijn vraag: en jullie, wie zeggen jullie dat ik ben? En om te overdenken wat zijn leven, zijn lijden, zijn kruisdood en wat er daarna is gebeurd onthullen van dit Christusmysterie. Volgens de kerkelijke traditie ligt daarin de sleutel besloten voor Godskennis.

Je hoort, met name onder vrijzinnigen, nogal eens: 'Met Jezus kan ik niet zoveel'. De vrijzinnig-christelijke idealen lijken verdacht veel op de humanistische idealen. Is daar God nog wel voor nodig? Ook zonder God kunnen we opkomen voor 'de rechten van de mens, de rechten van het kind, de rechten van de dieren desnoods'; ook zonder God kunnen we ons sterk maken voor het behoud van de natuur en pacifist zijn. Heeft Meijering een punt, wanneer hij zegt dat het daar in de kerk uiteindelijk niet om draait? Niets tegen hoge idealen. Maar zeg niet dat het in het christelijk geloof, in de kerken daarom gaat. Want het gaat toch om het geloof in God als een werkelijkheid waarmee de mens in betrekking staat. Een werkelijkheid die er is, onafhankelijk van de mens. Een werkelijkheid, die we letterlijk moeten nemenin die zin dat die werkt, macht heeft en sporen achterlaat in deze wereld. Zouden we ons niet weer opnieuw moeten bezinnen op deze indringende vragen?

Ik wil eindigen met een gedicht, dat - naar mijn inschatting - is geschreven door iemand die evenals als Jezus, God ontmoet in de stilte. Zij schrijft:

Hart van de stilte ben jij,
licht in de ogen
van mensen
en dieren,
adem van planten, licht van mijn licht
licht dat mijn schaduw draagt
ook als ik het niet zie

jij die in de stilte
zwijgt fluistert spreekt
mij brengt bij mijn diepste naam
jij die in de stilte
alle leven omvat en liefde wil

dat mijn leven jou mag eerbiedigen
in alles jouw adem mag voelen
vol eerbied mag zijn.
                     (L. Marijnissen)

Je kunt je hierbij afvragen: hoe komt zij aan deze wijsheid - anders dan door meditatie over het Christusgeheim en de diepe betekenissen daarvan?
AMEN.


DE LEZINGEN:
Deuteronomium 18
14 Ook al luisteren de volken in het land dat u in bezit zult nemen wel naar wolkenschouwers en waarzeggers, u heeft de HEER, uw God, dat verboden. 15 Hij zal in uw midden profeten laten opstaan, profeten zoals ik. Naar hen moet u luisteren. 16 U hebt de HEER daar immers zelf om gevraagd, toen u bij de Horeb bijeen was? U zei: 'Wij kunnen het stemgeluid van de HEER, onze God, en de aanblik van dit enorme vuur niet langer verdragen; dat overleven we niet.' 17 De HEER heeft toen tegen mij gezegd: 'Zij hebben goed gesproken. 18 Ik zal in hun midden profeten laten opstaan zoals jij. Ik zal hun mijn woorden ingeven, en zij zullen het volk alles overbrengen wat ik hun opdraag. 19 Wie niet wil luisteren naar de woorden die zij in mijn naam spreken, zal ik ter verantwoording roepen. 20 Maar als een profeet de euvele moed heeft om in mijn naam iets te zeggen dat ik hem niet heb opgedragen, of om in de naam van andere goden te spreken, dan moet hij ter dood gebracht worden.'

Marcus 1:
21 Ze gingen op weg naar Kafarnaüm, en op de eerstvolgende sabbat ging Jezus naar de synagoge en onderwees er de mensen. 22 Ze waren diep onder de indruk van zijn onderricht, want hij sprak hen toe als iemand met gezag, niet zoals de schriftgeleerden. 23 Er was in de synagoge ook een man die bezeten was door een onreine geest, en hij schreeuwde: 24 'Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazaret? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent, de heilige van God.' 25 Jezus sprak hem streng toe en zei: 'Zwijg en ga uit hem weg!' 26 De onreine geest deed de man stuiptrekken en verliet hem met een luide schreeuw. 27 Iedereen was zo verbijsterd dat ze tegen elkaar zeiden: 'Wat is dit allemaal? Een nieuwe leer met groot gezag! Zelfs als hij onreine geesten een bevel geeft, wordt hij gehoorzaamd.' 28 Het nieuws over Jezus verspreidde zich algauw overal in Galilea.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2009.