Hoofd van Christus
J.H. Rouault (1871-1958)

Preek gehouden in de dienst van de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB te Renkum, op zondag 22 Februari 2009.
De lezingen waren:
Jesaja 43: 18-25
Marcus 2: 1-12
PREEK: "Vergeving?"

Dat ziekten de straf zouden zijn op dingen die we in ons leven verkeerd hebben gedaan: dat is een gedachte, die wij niet meer volgen. In de oudheid lag dit in brede kringen anders; hoewel er in het Nieuwe Testament aanwijzingen zijn die doen veronderstellen, dat ook Jezus deze opvatting al afwees.

Niettemin: het feit dat er destijds zo werd gedacht, en dat de sporen van dit denken ook in het verhaal van Marcus, dat we zoëven lazen, terug te vinden zijn maakt het ons moeilijk om te begrijpen, waarom het in het verhaal nu eigenlijk gaat. Waar alles om draait is de vraag naar Jezus: "Wie is Jezus? En waar haalt hij zijn volmacht vandaan - om uit te spreken dat de zonden van de man, die bij hem wordt gebracht, zijn vergeven?

Wij denken bij het woord zonde doorgaans in de eerste plaats aan verwijtbare daden, die wij doen. Maar de mythe van het paradijsverhaal wil ons doen horen dat alle zonde in wezen terug te voeren is op het feit dat de mens God negeert. We denken vaak dat we misschien wel beter af zijn zonder God. En dat geldt zeker in een geseculariseerde wereld zoals de onze. Maar het paradijsverhaal, dat je toch zou kunnen opvatten als de verstaanshorizon van onze cultuur, vertelt iets anders. Je zou het begin van Genesis kunnen opvatten als het eerste verbondsverhaal: God schept voor de mensheid een wereld om in te wonen: zoals een bruidegom voor zijn jonge bruid een huis bouwt. En als het huis klaar is ziet God, dat het goed is. Dan schept hij zich mensen - zijn volk - als bruid. En ook die bruid mag er zijn, héél goed is de mens. Maar als het huwelijk eenmaal is gesloten denkt de bruid: zou ik niet beter af zijn zonder die bruidegom van mij? Ze laat zich verleiden (door de listen van de slang). Mogelijk heeft ze zich nog even verbeeld dat ze met haar kennis (van goed en kwaad) zich nu verder wel zèlf kon redden. Maar uit wat volgt blijkt, dat deze opvatting toch bedriegelijk is. De mensheid raakt altijd weer verwikkeld in situaties waar hij niet voor zou kiezen.

De oermythe van onze cultuur weerspiegelt hoe mensen van oudsher het bestaan hebben ervaren: we leven met een ongelukkig bewustzijn. Enerzijds is er de droom van een paradijselijke wereld, waarin het geluk ons toelacht; anderzijds is er de realiteit die ons altijd weer terugbrengt bij de actualiteit die ons doet beseffen, dat de dingen altijd anders lopen dan we hopen, bedoelen, en dromen. Zo is het met ons gesteld: onze bestaanshorizon is ambivalent. Het is o zo verleidelijk om te denken dat we het wel zonder God en de hemelse gerechtigheid kunnen stellen. Maar het leven leert ons dat we - nietteegenstaande al onze kennis en geleerdheid - absoluut niet in staat zijn om de geschiedenis naar onze hand te zetten. En dat geldt ook voor ons eigen leven. De oermythe van onze cultuur weerspiegelt dan ook nog steeds de 'condition humaine', de essentie van ons bestaan.

We doen mensen tekort, die het beste met ons voor hebben. We zijn idealistisch en doen dingen met de allerbeste bedoelingen, maar moeten achteraf regelmatig constateren dat zaken tóch heel anders uitpakken dan beoogd was. En soms doen we ook dingen uit kortzichtigheid of eigenbelang, die we maar beter niet hadden kunnen doen. Ja, het kan zelfs gebeuren dat we stommiteiten begaan die ons schuldgevoelens bezorgen: die ons soms de rest van ons leven blijven achtervolgen. En dan vragen we ons af: 'Hoe kan dat nou?! Waarom ben ik niet in staat om te zijn wie ik zou willen zijn? Ja, wie ben ik dan eigenlijk?' Het zijn vragen die mensen soms zelfs tot wanhoop kunnen brengen.

Onvrede over ons 'zèlf' leidt - zo stond onlangs te lezen in een artikel in TROUW - tot volksziekte nummer 1: tot depressiviteit. Wie daarbij hulp zoekt en naar een arts gaat loopt een gerede kans volgestopt te worden met pillen en verslaafd te raken aan de anti-depressiva.

Toen iemand die verlamd was ooit eens bij Jezus kwam zei Jezus tegen hem: "Vriend, je zonden zijn je vergeven!"

Bestaat er zoiets als een 'bevrijding' van de tragiek waar we allemaal onder lijden? Kunnen wij verlost worden het tekort, als gevolg van onze onmacht? Van de schuld als gevolg van het feit dat we steeds maar weer dingen doen die we anders zouden willen? Een rode draad die door de hele bijbel loopt is, dat we voor ons heil aangewezen zijn op God, die ons kent; die ondanks onze tekorten trouw is aan het verbond; en die ons vergeving toezegt: herstel.
"Blijf niet staan bij wat eertijds is gebeurd,
laat het verleden nu rusten.
Zie, ik ga iets nieuws verrichten."

Reden genoeg om nog eens verder door te denken over het begrip - 'vergeving'. Wat houdt vergeving in?

Vergeven kan betrekking hebben op twee zaken: op wat iemand doet en op wat iemand is. Tussen die twee ligt weliswaar een verbinding; maar het is verhelderend om die twee zaken uit elkaar te houden. Iemand die iets wegneemt van een ander steelt, maar is daardoor ook een dief geworden. Over het algemeen zijn we redelijk goed in staat om een daad te vergeven. Ook in onze rechtspraak is daarin voorzien: sommige misdaden kunnen verjaren. Dan worden ze iemand niet meer toegerekend. En als iemand zijn straf heeft ondergaan zeggen we ook: hij heeft ervoor geboet. Maar wat betreft de dader: dat ligt toch wat ingewikkelder. Wanneer Macbeth, de Schotse veldheer - in het gelijknamige toneelstuk van Shakespeare - onder ogen ziet dat hij zijn rechtschapen koning heeft vermoord daartoe door een stel heksen verleid, realiseert hij zich dat hij vanaf dat moment voor altijd een moordenaar is. En hij zegt dan: 'Zó had ik mezelf niet willen kennen!' Wie iets verkeerd doet is daarmee voorgoed zijn onschuld kwijtgeraakt. In onze samenleving kennen we nauwelijks meer rituelen waardoor iemand van alle blaam wordt gezuiverd. Wie iets heeft misdreven kan nooit meer zeggen: 'zoiets zou ik nooit kunnen doen; daartoe acht ik mezelf niet in staat.'

Mensen, die ons ooit zijn tegengevallen, kunnen we vaak niet meer zien, zoals we hen graag hadden willen zien. Het wordt soms iets gemakkelijker als iemand woorden kan spreken zoals Macbeth: "Zo had ik mezelf niet willen kennen"; daaruit spreekt berouw. Maar in onze 'sorry-cultuur' hebben we vaak moeite met de geloofwaardigheid van mensen, die zeggen dat het hen spijt. Alleen als iemand sterft heet het: over de doden niets dan goeds. Schuld reikt niet tot over de grens van het leven - zo houden we elkaar dan voor. Als wij zeggen dat we iemand vergeven, dan heeft dat dan ook doorgaans betrekking op de daad. Maar de persoon blijft in onze ogen vaak toch beschadigd.

De bijbel verkondigt een God die anders oordeelt dan wij. Een God, die kan wat wij niet kunnen: voor God impliceert vergeven een herstel van de onschuld. Een herscheppen: "Zie, ik maak alle dingen nieuw. Denk niet meer aan eertijds. Want daarvan is geen spoor meer van over..."

Eén van de oorzaken van depressiviteit is dat we teleurgesteld zijn in onszelf. Het evangelie verkondigt dat alleen het geloof in een vergevende God ons kan genezen en vernieuwen. Kunnen wij daarin geloven? Ja, zou ons bestaan niet winnen aan kwaliteit als we werkelijk doordrongen zouden kunnen zijn van wat het betekent wat Jezus zegt tot de verlamde: "Vriend, je zonden zijn je vergeven"? Biedt dat niet de ruimte om steeds werkelijk op te staan en opnieuw te beginnen?

Misschien zouden we dan ook kunnen instemmen met de woorden van de dichteres die schreef:

Sta met mij in de tuin van heden
vang het licht zolang het is
roep het donker niet, het komt
vanzelf. Spreek niet van verleden,

leg op de toekomst geen beslag.
Zie deze dag als aanvang,
belofte voor wellicht een nieuw
begin. Ontwaar de glans en kom

mij daarin nader, geef dit moment
tot in de kleinste ruimte zin.

            (Daglicht, Marijke van Hooff)
AMEN.


DE LEZINGEN:

Jesaja 43:18-25

18 Blijf niet staan bij wat eertijds is gebeurd,
laat het verleden nu rusten.
19 Zie, ik ga iets nieuws verrichten,
nu ontkiemt het - heb je het nog niet gemerkt?
Ik baan een weg door de woestijn,
maak rivieren in de wildernis.
20 De wilde dieren zullen mij eer bewijzen,
de jakhalzen en de struisvogels,
omdat ik water schep in de woestijn
en rivieren in de wildernis;
het volk dat ik heb uitgekozen, laat ik drinken.
21 Dit is het volk dat ik mij gevormd heb,
het zal mijn lof verkondigen.
22 Maar jij hebt niet tot mij geroepen, Jakob,
jij gaf je geen moeite voor mij, Israël.
23 Je hebt niet aan mij je schapen geofferd,
mij met je offers geen eer bewezen.
Ik heb je niet met graanoffers belast
en je niet vermoeid met de plicht
om wierook voor mij te branden.
24 Je hebt van je zilver geen kalmoes voor mij gekocht,
mij niet verzadigd met het vet van je offers.
Nee, je hebt mij met je zonden belast,
mij vermoeid met al je schulden.
25 Ik, ík ben het, die omwille van zichzelf
je misdaden tenietdoet en je zonden vergeet.

Marcus 2:1-12

1 Toen hij enkele dagen later terugkwam in Kafarnaùm, werd bekend dat hij weer thuis was. 2 Er stroomden zo veel mensen toe dat er zelfs voor de deur geen plaats meer was, en hij verkondigde hun Gods boodschap. 3 Er werd ook een verlamde bij hem gebracht, die door vier mensen gedragen werd. 4 Omdat ze zich niet door de menigte konden wringen, haalden ze een stuk van het dak weg boven de plaats waar Jezus zat, en toen ze een opening hadden gemaakt, lieten ze de verlamde op zijn draagbed naar beneden zakken. 5 Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: 'Vriend, uw zonden worden u vergeven.'
6 Er zaten ook een paar schriftgeleerden tussen de mensen, en die dachten bij zichzelf: 7 Hoe durft hij dat te zeggen? Hij slaat godslasterlijke taal uit: alleen God kan immers zonden vergeven! 8 Jezus had meteen door wat ze dachten en dus zei hij: 'Waarom denkt u zoiets? 9 Wat is gemakkelijker, tegen een verlamde zeggen: "Uw zonden worden u vergeven" of: "Sta op, pak uw bed en loop"? 10 Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.' Toen zei hij tegen de verlamde: 11 'Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.' 12 Meteen stond hij op, pakte zijn bed en ging weg; allen die dit zagen, stonden versteld en loofden God. 'Zoiets hebben we nog nooit gezien,' zeiden ze.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2009.