De lezingen waren:
Jesaja 43: 18-25
Marcus 2: 1-12
PREEK: "Vergeving?"
Dat ziekten de straf zouden zijn op dingen die we in ons leven
verkeerd hebben gedaan: dat is een gedachte, die wij niet meer
volgen. In de oudheid lag dit in brede kringen anders; hoewel
er in het Nieuwe Testament aanwijzingen zijn die doen
veronderstellen, dat ook Jezus deze opvatting al afwees.
Niettemin: het feit dat er destijds zo werd gedacht, en dat de
sporen van dit denken ook in het verhaal van Marcus, dat we
zoëven lazen, terug te vinden zijn maakt het ons moeilijk om
te begrijpen, waarom het in het verhaal nu eigenlijk gaat.
Waar alles om draait is de vraag naar Jezus: "Wie is Jezus? En
waar haalt hij zijn volmacht vandaan - om uit te spreken dat
de zonden van de man, die bij hem wordt gebracht, zijn
vergeven?
Wij denken bij het woord zonde doorgaans in de eerste plaats
aan verwijtbare daden, die wij doen. Maar de mythe van het
paradijsverhaal wil ons doen horen dat alle zonde in wezen
terug te voeren is op het feit dat de mens God negeert. We
denken vaak dat we misschien wel beter af zijn zonder God.
En dat geldt zeker in een geseculariseerde wereld zoals de
onze. Maar het paradijsverhaal, dat je toch zou kunnen
opvatten als de verstaanshorizon van onze cultuur, vertelt
iets anders. Je zou het begin van Genesis kunnen opvatten als
het eerste verbondsverhaal: God schept voor de mensheid een
wereld om in te wonen: zoals een bruidegom voor zijn jonge
bruid een huis bouwt. En als het huis klaar is ziet God, dat
het goed is. Dan schept hij zich mensen - zijn volk - als
bruid. En ook die bruid mag er zijn, héél goed is de mens.
Maar als het huwelijk eenmaal is gesloten denkt de bruid: zou
ik niet beter af zijn zonder die bruidegom van mij? Ze laat
zich verleiden (door de listen van de slang). Mogelijk heeft
ze zich nog even verbeeld dat ze met haar kennis (van goed en
kwaad) zich nu verder wel zèlf kon redden. Maar uit wat volgt
blijkt, dat deze opvatting toch bedriegelijk is. De mensheid
raakt altijd weer verwikkeld in situaties waar hij niet voor
zou kiezen.
De oermythe van onze cultuur weerspiegelt hoe mensen van
oudsher het bestaan hebben ervaren: we leven met een
ongelukkig bewustzijn. Enerzijds is er de droom van een
paradijselijke wereld, waarin het geluk ons toelacht;
anderzijds is er de realiteit die ons altijd weer terugbrengt
bij de actualiteit die ons doet beseffen, dat de dingen altijd
anders lopen dan we hopen, bedoelen, en dromen. Zo is het met
ons gesteld: onze bestaanshorizon is ambivalent. Het is o zo
verleidelijk om te denken dat we het wel zonder God en de
hemelse gerechtigheid kunnen stellen. Maar het leven leert ons
dat we - nietteegenstaande al onze kennis en geleerdheid -
absoluut niet in staat zijn om de geschiedenis naar onze hand
te zetten. En dat geldt ook voor ons eigen leven. De oermythe
van onze cultuur weerspiegelt dan ook nog steeds de 'condition
humaine', de essentie van ons bestaan.
We doen mensen tekort, die het beste met ons voor hebben. We
zijn idealistisch en doen dingen met de allerbeste
bedoelingen, maar moeten achteraf regelmatig constateren dat
zaken tóch heel anders uitpakken dan beoogd was. En soms doen
we ook dingen uit kortzichtigheid of eigenbelang, die we maar
beter niet hadden kunnen doen. Ja, het kan zelfs gebeuren dat
we stommiteiten begaan die ons schuldgevoelens bezorgen: die
ons soms de rest van ons leven blijven achtervolgen. En dan
vragen we ons af: 'Hoe kan dat nou?! Waarom ben ik niet in
staat om te zijn wie ik zou willen zijn? Ja, wie ben ik dan
eigenlijk?' Het zijn vragen die mensen soms zelfs tot wanhoop
kunnen brengen.
Onvrede over ons 'zèlf' leidt - zo stond onlangs te lezen in
een artikel in TROUW - tot volksziekte nummer 1: tot
depressiviteit. Wie daarbij hulp zoekt en naar een arts gaat
loopt een gerede kans volgestopt te worden met pillen en
verslaafd te raken aan de anti-depressiva.
Toen iemand die verlamd was ooit eens bij Jezus kwam zei Jezus
tegen hem: "Vriend, je zonden zijn je vergeven!"
Bestaat er zoiets als een 'bevrijding' van de tragiek waar we
allemaal onder lijden? Kunnen wij verlost worden het tekort,
als gevolg van onze onmacht? Van de schuld als gevolg van het
feit dat we steeds maar weer dingen doen die we anders zouden
willen? Een rode draad die door de hele bijbel loopt is, dat
we voor ons heil aangewezen zijn op God, die ons kent; die
ondanks onze tekorten trouw is aan het verbond; en die ons
vergeving toezegt: herstel.
"Blijf niet staan bij wat eertijds is gebeurd,
laat het verleden nu rusten.
Zie, ik ga iets nieuws verrichten."
Reden genoeg om nog eens verder door te denken over
het begrip - 'vergeving'. Wat houdt vergeving in?
Vergeven kan betrekking hebben op twee zaken: op wat iemand
doet en op wat iemand is. Tussen die twee ligt weliswaar een
verbinding; maar het is verhelderend om die twee zaken uit
elkaar te houden. Iemand die iets wegneemt van een ander
steelt, maar is daardoor ook een dief geworden. Over het
algemeen zijn we redelijk goed in staat om een daad te
vergeven. Ook in onze rechtspraak is daarin voorzien: sommige
misdaden kunnen verjaren. Dan worden ze iemand niet meer
toegerekend. En als iemand zijn straf heeft ondergaan zeggen
we ook: hij heeft ervoor geboet. Maar wat betreft de dader:
dat ligt toch wat ingewikkelder. Wanneer Macbeth, de Schotse
veldheer - in het gelijknamige toneelstuk van Shakespeare -
onder ogen ziet dat hij zijn rechtschapen koning heeft
vermoord daartoe door een stel heksen verleid, realiseert hij
zich dat hij vanaf dat moment voor altijd een moordenaar is.
En hij zegt dan: 'Zó had ik mezelf niet willen kennen!' Wie
iets verkeerd doet is daarmee voorgoed zijn onschuld
kwijtgeraakt. In onze samenleving kennen we nauwelijks meer
rituelen waardoor iemand van alle blaam wordt gezuiverd. Wie
iets heeft misdreven kan nooit meer zeggen: 'zoiets zou ik
nooit kunnen doen; daartoe acht ik mezelf niet in staat.'
Mensen, die ons ooit zijn tegengevallen, kunnen we vaak niet
meer zien, zoals we hen graag hadden willen zien. Het wordt
soms iets gemakkelijker als iemand woorden kan spreken zoals
Macbeth: "Zo had ik mezelf niet willen kennen"; daaruit
spreekt berouw. Maar in onze 'sorry-cultuur' hebben we vaak
moeite met de geloofwaardigheid van mensen, die zeggen dat het
hen spijt. Alleen als iemand sterft heet het: over de doden
niets dan goeds. Schuld reikt niet tot over de grens van het
leven - zo houden we elkaar dan voor. Als wij zeggen dat we
iemand vergeven, dan heeft dat dan ook doorgaans betrekking op
de daad. Maar de persoon blijft in onze ogen vaak toch
beschadigd.
De bijbel verkondigt een God die anders oordeelt dan wij. Een
God, die kan wat wij niet kunnen: voor God impliceert vergeven
een herstel van de onschuld. Een herscheppen: "Zie, ik maak
alle dingen nieuw. Denk niet meer aan eertijds. Want daarvan
is geen spoor meer van over..."
Eén van de oorzaken van depressiviteit is dat we teleurgesteld
zijn in onszelf. Het evangelie verkondigt dat alleen het
geloof in een vergevende God ons kan genezen en vernieuwen.
Kunnen wij daarin geloven? Ja, zou ons bestaan niet winnen aan
kwaliteit als we werkelijk doordrongen zouden kunnen zijn van
wat het betekent wat Jezus zegt tot de verlamde: "Vriend, je
zonden zijn je vergeven"? Biedt dat niet de ruimte om steeds
werkelijk op te staan en opnieuw te beginnen?
Misschien zouden we dan ook kunnen instemmen met de woorden
van de dichteres die schreef:
Sta met mij in de tuin van heden
vang het licht zolang het is
roep het donker niet, het komt
vanzelf. Spreek niet van verleden,
leg op de toekomst geen beslag.
Zie deze dag als aanvang,
belofte voor wellicht een nieuw
begin. Ontwaar de glans en kom
mij daarin nader, geef dit moment
tot in de kleinste ruimte zin.
(Daglicht, Marijke van Hooff)
AMEN.
DE LEZINGEN:
Jesaja 43:18-25
18 Blijf niet staan bij wat eertijds is gebeurd,
laat het verleden nu rusten.
19 Zie, ik ga iets nieuws verrichten,
nu ontkiemt het - heb je het nog niet gemerkt?
Ik baan een weg door de woestijn,
maak rivieren in de wildernis.
20 De wilde dieren zullen mij eer bewijzen,
de jakhalzen en de struisvogels,
omdat ik water schep in de woestijn
en rivieren in de wildernis;
het volk dat ik heb uitgekozen, laat ik drinken.
21 Dit is het volk dat ik mij gevormd heb,
het zal mijn lof verkondigen.
22 Maar jij hebt niet tot mij geroepen, Jakob,
jij gaf je geen moeite voor mij, Israël.
23 Je hebt niet aan mij je schapen geofferd,
mij met je offers geen eer bewezen.
Ik heb je niet met graanoffers belast
en je niet vermoeid met de plicht
om wierook voor mij te branden.
24 Je hebt van je zilver geen kalmoes voor mij gekocht,
mij niet verzadigd met het vet van je offers.
Nee, je hebt mij met je zonden belast,
mij vermoeid met al je schulden.
25 Ik, ík ben het, die omwille van zichzelf
je misdaden tenietdoet en je zonden vergeet.
Marcus 2:1-12
1 Toen hij enkele dagen later terugkwam in Kafarnaùm, werd
bekend dat hij weer thuis was. 2 Er stroomden zo veel mensen
toe dat er zelfs voor de deur geen plaats meer was, en hij
verkondigde hun Gods boodschap. 3 Er werd ook een verlamde bij
hem gebracht, die door vier mensen gedragen werd. 4 Omdat ze
zich niet door de menigte konden wringen, haalden ze een stuk
van het dak weg boven de plaats waar Jezus zat, en toen ze een
opening hadden gemaakt, lieten ze de verlamde op zijn draagbed
naar beneden zakken. 5 Bij het zien van hun geloof zei Jezus
tegen de verlamde: 'Vriend, uw zonden worden u vergeven.'
6 Er zaten ook een paar schriftgeleerden tussen de mensen, en
die dachten bij zichzelf: 7 Hoe durft hij dat te zeggen? Hij
slaat godslasterlijke taal uit: alleen God kan immers zonden
vergeven! 8 Jezus had meteen door wat ze dachten en dus zei
hij: 'Waarom denkt u zoiets? 9 Wat is gemakkelijker, tegen een
verlamde zeggen: "Uw zonden worden u vergeven" of: "Sta op,
pak uw bed en loop"? 10 Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon
volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.' Toen zei hij
tegen de verlamde: 11 'Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar
huis.' 12 Meteen stond hij op, pakte zijn bed en ging weg;
allen die dit zagen, stonden versteld en loofden God. 'Zoiets
hebben we nog nooit gezien,' zeiden ze.
Terug naar het begin van deze pagina