"Zalig zijn...."
Moderne ikoon, Anton Wollenek, Baden, Oostenrijk
Preek gehouden in de gemeenschappelijke dienst van de Lutherse en Remonstrantse Gemeentes te Doesburg, op zondag 22 maart 2009.
De lezingen waren:
2 Koningen 4:42-44
Johannes 6:4-15

* PREEK: 'Woorden die eeuwig leven geven'

Johannes vertelt hoe een wonderteken dat iedereen al uit verhalen kende, zich als het ware herhaalt. Daarmee heeft het verhaal een mythisch karakter. Immers, een mythe is een heilig verhaal over gebeurtenissen van lang geleden, die nog steeds een zekere geldigheid hebben; en die daarom ook uitzicht bieden op de toekomst - althans op wat ook in de toekomst mogelijk is.
Het verhaal heeft betrekking op mensen die te eten moeten hebben, terwijl er onvoldoende voedsel is; dan gebeurt wat niet kan. Een onmogelijke mogelijkheid. Daarin deelt God zich mede: zo is het altijd nog geweest: God deelt zich mede in onmogelijke mogelijkheden. En zo zal het ook in de toekomst steeds weer gebeuren.

Uit de woordkeuze blijkt, dat de verteller ook andere OT-ische verhalen in het achterhoofd heeft: bijv. het verhaal over het manna in de woestijn - toen het volk begon te morren omdat het, terugdenkend aan de vleespotten van Egypte, zich begon af te vragen of men er nu wel verstandig aan had gedaan om Mozes te volgen op weg naar 'het beloofde land'. Dat motief speelt duidelijk mee in deze leeseenheid. Daarom eindigt die met die vraag van Jezus: "Willen jullie soms ook weggaan?" Maar Petrus antwoordt: 'Waar zouden we heen moeten? U spreekt woorden die eeuwig leven geven.'

Johannes verhaalt in zijn evangelie dat Jezus zeven wondertekenen heeft verricht. Zeven: een symbolisch getal. En dit wonder gebeurt met vijf gerstebroden en twee vissen: samen ook weer zeven. Johannes speelt graag met getallen. Het moge duidelijk zijn dat dergelijke tekenverhalen niet historisch moeten worden opgevat.

Misschien denken wij wel veel te rationeel om ons door zulke verhalen te laten aanspreken. En zijn we ons er niet van bewust dat onze cultuur lijdt onder een zekere blindheid. Wat wij als 'werkelijk' en 'waar' ervaren is datgene wat historisch is. Wat 'waar' is gebeurd.

Wat we niet kunnen waarnemen - wat buiten onze horizon valt - daarvan zegt de rationalist dat het er niet is. En dat we zo denken is nog een erfenis uit de tijd van de 'Verlichting' toen het motto was: 'Mens durf te denken' Daarbij werd verondersteld, dat wel denkende mensen toch al heel snel tot de conclusie moesten komen dat er eigenlijk in onze cultuur geen plaats meer is voor goeden, engelen, wonderen, enz.
Men dacht dat godsdienst en religiositeit wel snel tot het verleden zouden gaan behoren, wanneer de bevindingen van de wetenschappen zouden doordringen tot de hoofden van gewone mensen. Immers die zijn toch ook niet dom! Die kunnen toch ook begrijpen, dat wat we niet kunnen zien/waarnemen toch eigenlijk 'het niets' is. Tegen die achtergrond is ook de titel van het boekje van Klaas Hendrikse begrijpelijk: 'Geloven in een God die niet bestaat'. Eigenlijk zegt hij daarmee niet zoveel nieuws: want van oudsher wordt al over God gezegd dat God de Onzienlijke is, de Verborgene'.

Waarom noemde ik nu zoëven onze cultuur wat verblind? Omdat het nog maar de vraag is of het nu wel zo is, dat de werkelijkheid samenvalt met wat wij kunnen waarnemen. De filosofen Kant, Schopenhauer en Nietsche hebben bij dit verlichtingsdenken een aantal steekhoudende kanttekeningen gemaakt. Zo vroeg Kant zich af: "Zouden we niet méér waarnemen, wanneer we over méér zintuigen zouden beschikken? En klopt het dan wel dat wij de hele werkelijkheid waarnemen? Of zien we alleen maar een gedeelte? Schopenhauer heeft het zogenaamde 'niets' onder de loupe genomen: is er niet heel veel 'niets', zo vroeg hij zich af, waar we dagelijks mee te maken hebben? Zaken die ons beangstigen of veronzekeren? Spijt: omdat er niets is om dingen mee ongedaan te maken? En hoe zit het met schoonheid en troost? Is het mogelijk om te benoemen waar die precies uit voortkomen? Of moeten we erkennen dat we de bronnen daarvan ondoorgrondelijk zijn? Van oudsher heeft men zulke zaken aan de goden toegeschreven: die bewerkstellingen deze ervaringen bij ons.

Wie wel eens dagboeken leest of levensgeschiedenissen komt daarin regelmatig beschrijvingen tegen van 'keerpunten', waarvan nauwelijks valt aan te geven hoe het mogelijk was dat die zo'n ommekeer in iemand leven teweeg brachten. Vaak zijn het heel alledaagse dingen. Pascal beschrijft dat hij eens naar de sterrenhemel keek, en dat het daardoor ineens tot hem doordrong hoe het met hem gesteld was. Hoe nietig hij was, maar juist daardoor zo'n groot wonder: dat hij bestond, leefde, naar de sterren kon kijken en zichzelf kon zien als deel van een onoverzienlijke werkelijkheid. Bij Paulus gebeurde het onderweg naar Damaskus, dat er ineens een helderheid ontstond toen hij een stem hoorde zeggen: "Waar ben je nou mee bezig? Waarom vervolg je me?" Wat er precies gebeurde zullen we nooit weten, maar wel: hoe het zijn leven volstrekt heeft veranderd. Maar niet alleen in persoonlijke levens: ook in de wereldgeschiedenis zijn er bewegingen ontstaan zonder dat we achteraf in staat zijn om enigszins te verklaren waarom er toen ineens die omwenteling kwam. Het is net als wanneer het vriest: je had het nog nauwelijks opgemerkt, totdat op een ochtend de vijver dicht ligt. Is het ontstaan van het Christendom daar niet een voorbeeld van? Een timmermanszoon, die door zijn leven, lijden, en sterven zo'n indruk heeft gemaakt op mensen dat daardoor de wereldgeschiedenis voorgoed heeft veranderd! Uit het niets komt daar een beweging voort waar generaties inspiratie, troost, en hoop uit hebben geput. Onmogelijke mogelijkheden! En toch: o zo werkelijk! En wie op zoek gaat naar de bron komt misschien wel een heel eind: maar eenmaal aangekomen bij de bron zie je wellicht water opborrelen, maar weet je nog niet waar dit water vandaan komt.

Is het dan zo vreemd als mensen zeggen: 'Ik zie hier de hand van God in'? Of: 'Ik hoor hier de stem van God in'? Hebt u zelf wel eens iets beleefd waarbij u dacht: "Hier ervaar ik Gods leiding?" Dat zulke ervaringen bestaan is een gegeven; misschien zijn sommige mensen er gevoeliger voor dan anderen;
en de vraag waar dat woord God nu feitelijk naar wijst is onduidelijk en valt ook niet uit te leggen. Buber heeft ooit eens gezegd: over God kun je eigenlijk niet spreken. Je kunt alleen God ontmoeten - wanneer je er op uit trekt, zoals eens Abraham.... En zoals de leerlingen van Jezus te horen kregen, dat ze Gods nabijheid zouden ervaren als Trooster, als Heilige Geest wanneer ze naar hem zouden luisteren. Woorden van leven..

Een sleutelwoord in het verhaal over de broodvermenigvuldiging is: 'waarvandaan?'. Waarvandaan voldoende brood voor al die mensen die moeten eten? Philippus denkt onmiddellijk aan geld. Hij werd dan ook op de proef gesteld - zo luidt het. Want Jezus wist het antwoord al lang. Het 'op de proef gesteld' roept herinneringen op aan het verhaal over de verzoekingen van Jezus in de woestijn. Ook in dat verhaal komt het thema van het brood voor. Macht, geld en bezit zijn geen garanties voor werkelijk leven. We moeten het hebben van onmogelijke mogelijkheden. "Waar zouden we heen moeten gaan", zegt Petrus; "U spreekt woorden van eeuwig leven".

En Andreas komt met een jongen aan: dat herinnert aan woorden van Jezus, die eens zei: "Laat de kinderen tot mij komen. Want wie niet wordt zoals zij, zullen het Koninkrijk niet zien". De wondertekenen te herkennen - daar moet je oog voor hebben. Wie daar oog voor heeft beamen wat wij straks zullen zingen als slotlied: "Het is vol wonderen om ons heen".

Moeten we dan zeggen dat we geloven in een God, die niet bestaat? Of moeten we zeggen: er bestaat een kracht die geneest, troost brengt en ons bevrijdt van de verslavende macht van het geld en de honger naar méér; en moeten we - met Calvijn - zeggen, dat de bestemming van ons leven is om God te leren kennen.


DE LEZINGEN:

II Koningen 4:42-44
Een wonderteken: een maal voor honderd profeten

42 Op een keer kwam iemand uit Baäl-Salisa Elisa opzoeken. Hij bracht twintig gerstebroden voor de godsman mee, gebakken van meel uit de nieuwe oogst, en een zakje vers graan. Elisa droeg zijn bediende op dit als maal aan de profeten voor te zetten. 43 Toen de bediende protesteerde dat het beslist niet genoeg was voor honderd personen, zei Elisa nogmaals: 'Zet het de profeten voor, ze zullen er een maaltijd aan hebben. Want dit zegt de HEER: Ze zullen ervan eten en nog overhouden ook.' 44 Toen zette zijn bediende het de profeten voor, en zij aten ervan en hielden nog over, zoals de HEER had gezegd.

Johannes 6: 4-15
Een wonderteken: vijf gerstebroden en twee vissen

4 Het was kort voor het Joodse pesachfeest.
5 Toen Jezus om zich heen keek en zag dat die menigte naar hem toe kwam, vroeg hij aan Filippus: 'Waar kunnen we brood kopen om deze mensen te eten te geven?' 6 Hij vroeg dat om Filippus op de proef te stellen, want zelf wist hij al wat hij zou gaan doen. 7 Filippus antwoordde: 'Zelfs tweehonderd denarie zou niet voldoende zijn om iedereen een klein stukje brood te geven.' 8 Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei: 9 'Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen - maar wat hebben we daaraan voor zo veel mensen?' 10 Jezus zei: 'Laat iedereen gaan zitten.' Er was daar veel gras, en ze gingen zitten; er waren ongeveer vijfduizend mannen. 11 Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en verdeelde het brood onder de mensen die er zaten. Hij gaf hun ook vis, zo veel als ze wilden. 12 Toen iedereen volop gegeten had zei hij tegen zijn leerlingen: 'Verzamel nu de overgebleven stukken brood, zodat er niets verloren gaat.' 13 Dat deden ze en ze vulden twaalf manden met wat overgebleven was van de vijf gerstebroden die men had gegeten. 14 Toen de mensen het wonderteken dat hij gedaan had zagen, zeiden ze: 'Hij moet wel de profeet zijn die in de wereld zou komen.' 15 Jezus begreep dat ze hem wilden dwingen om mee te gaan en hem dan tot koning zouden uitroepen. Daarom trok hij zich terug op de berg, alleen.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2009.