"De witte kruisiging", M. Chagall, 1938, Art Institute of Chicago. |
![]() |
Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Zwolle op zondag 10 mei 2009.
PREEK
"Wanneer hij komt (de Geest) zal hij de wereld overtuigen van
zonde, van gerechtigheid en oordeel". (Joh. 16:8)
Zonde, gerechtigheid en oordeel. Bij het lezen van die woorden
gaan onze gedachten onwillekeurig uit naar wat deze week zo
centraal in onze aandacht heeft gestaan: de gebeurtenissen op
Koninginnedag. Het diepe verdriet, dat daarvan het gevolg is.
De verslagenheid. En niet in de laatste plaats: het onbegrip
en het gissen naar een antwoord op de vraag hoe iemand ertoe
kan komen om zoiets te doen.
En juist voor vandaag wordt ons ter overweging een tekst
aangeboden die de gedachten oproept aan vragen waar al eeuwen
gelovigen het hoofd over hebben gebroken: de vraag naar de
herkomst van het kwaad; en de vraag naar het oordeel; en wat
in deze wereld 'gerechtigheid' heet.
Toen in de afgelopen week de herdenkingsdienst werd gehouden
waren er zes kaarsen: geen kaars ter nagedachtenis van de
dader. Werd hij hiermee stilzwijgend veroordeeld? Werd daarmee
het verdriet van de ouders van de dader, zijn broer en zusters
genegeerd? Is dat op grond van een algemeen gevoel voor
gerechtigheid?
HET KWAAD
Denkend over het kwaad in relatie tot oordeel en gerechtigheid
zouden we toch in elk geval kunnen vaststellen dat er twee
soorten kwaad zijn: het kwaad waar we verantwoordelijk voor
zijn; en het kwaad dat ons overkomt. Dat er kwaad is waarvoor
we verantwoordelijk zijn hangt samen met het feit dat wij,
mensen, wilsbekwaam zijn. We zijn in staat om keuzen te maken.
Bij het kwaad dat ons overkomt denken we al snel aan
natuurrampen: daarvoor kunnen we niemand verantwoordelijk
stellen: dat kwaad komt, om zo te zeggen, uit de lucht vallen.
Dat lijkt helder. Maar zijn die twee gestalten van het kwaad
wel zo helder van elkaar te onderscheiden?
Niet al het kwaad dat we aanrichten hoeft 'gewild', 'zo
bedoeld' te zijn; soms veroorzaken we dingen die zó niet
bedoeld waren. Het kwaad, dat we doen wordt in veel gevallen
ingegeven door een omstandigheid: bijvoorbeeld doordat we ons
onder bepaalde omstandigheden aangetast voelen in onze
waardigheid; of beknot in onze vrijheid; of onbegrepen; of
gekleineerd. Dergelijke omstandigheden kunnen ons passioneren:
emoties oproepen die met ons op de loop gaan.
Wanneer een dergelijk proces in beweging komt spelen vaak
zaken mee, die te maken hebben met eerdere vergelijkbare
ervaringen. Zo kan er in de loop van tijden iets worden
opgebouwd dat ineens - als het ware - meekomt en een gedrag
verhevigt. Je ziet dat bijvoorbeeld wel eens bij mensen, die
in hun jeugd veel gepest zijn: dat zij soms overdreven heftig
kunnen reageren wanneer zij het gevoel hebben te worden
bekritiseerd.
Kun je in zo'n geval spreken van kwaad, dat gewild is? Bedoeld is?
Schuilt er niet ook iets in, waarvan je zou kunnen zeggen
dat het de dader overkomt? Een factor die de wilsbekwaamheid
ondermijnt? Wie herkent het niet: dat je soms schrikt van je
eigen heftigheid en dat je je afvraagt: 'waar komt dit nou
vandaan'? 'Hoe heb ik dit kunnen doen?' Soms betreft het een
reflex, of een plotselinge ingeving met onherstelbare
gevolgen.
Met andere woorden: ook in het kwaad dat we doen kan iets
meekomen, wat ongewild is. Grenzen het kwaad waarvoor we
verantwoordelijk zijn en het kwaad dat ons overkomt daarin
niet aan elkaar? We raken hier aan de problematiek rond de
vrijheid van de wil. Die vrijheid zou wel eens beperkter
kunnen zijn dan ons lief is.
DE GEEST
"Wanneer hij komt (de Geest) zal hij de wereld overtuigen van
zonde, van gerechtigheid en oordeel".
Hoe moeten we deze woorden nu verstaan tegen de achtergrond
van onze analyse van het kwaad? Waar heeft de evangelist het
over wanneer hij de Geest, de gids-en-helper, ter sprake
brengt? Hij legt uit dat het voor ons van belang is dat Jezus
weggaat. Het lijkt alsof hij wil zeggen: ook aan leerling zijn
komt een einde. Een mens kan niet eeuwig leerling blijven:
uiteindelijk komt het erop aan hoe het gehoorde landt, wortel
schiet en vruchten afwerpt. Er komt in elk leven een moment
waarop jij het bent die de keuzen moet maken.
Maar er is méér: de evangelist wijst ook vooruit - naar wat er
in Jeruzalem zal gebeuren: daar zal de wereld met al haar
ideëen over macht en gerechtigheid, over gezag en autoriteit -
ja, daar zal de gevestigde orde zèlf in de beklaagdenbank
terechtkomen: op het moment dat een onschuldige en
rechtvaardige onder het oordeel valt van wat recht en orde
heet; en daarmee daar slachtoffer van wordt.
Tegen die achtergrond spreekt Johannes over de Geest van de
waarheid: de pleitbezorger zal niet spreken uit zichzelf. Nee
die pleit op grond van wat hij hoort. Wat hoort hij dan - zo
zou je kunnen vragen? Die hoort het kermen van de rechtelozen,
van de gemarginaliseerden, van degenen die lijden maar
genegeerd worden. Die heeft oor voor het kermen waarvoor
autoriteiten en machthebbers vaak maar liever hun oren
sluiten: omdat het niet opportuun is.
Wij denken bij zonde doorgaans aan het doen van iets wat
verboden is: zoals in de Adamsmythe in Genesis 3. Eten van de
boom terwijl dat was verboden. Zo zagen ook de
schriftgeleerden dat in de dagen van Jezus: zonde was in hun
ogen het overtreden van een verbod. Daarom kwamen ze steeds
weer in conflict met Jezus en zijn leerlingen: zoals toen
Jezus in gesprek ging met een vrouw, die al een leven lang aan
bloedingen leed; of met die Samaritaanse; of met de vrouw die
onrein was vanwege haar immorele verleden. Op momenten dat er
melaatsen waren die Jezus opzochten. Of dat een Romein Jezus
vroeg om te zien naar zijn zieke dochtertje: allemaalverboden. Zonde!
Maar wat 'zonde' wezenlijk is, en waarop in Genesis wordt
gedoeld in niet zozeer 'het doen van wat verboden is' als wel
het feit dat de mens in de zonde valt omdat hij verleidbaar is
- door de slang, dat sluwe dier dat halve waarheden vertelt.
De mens wordt het slachtoffer van zijn nieuwsgierigheid. En
gaat zich verbeelden dat hij wellicht beter af is zonder God.
Prima in staat is om zijn eigen boontjes te doppen. Voorbij
ziet aan het eeuwige verbond, dat er bestaat tussen Schepper
en schepsel. Volgens een oude Joodse traditie heeft God de
mens geschapen, omdat het niet goed zou zijn indien hij alleen
zou blijven: de mens als metgezel, bondgenoot,
huwelijkspartner. Door het hele Oude Testament heen zien we
dit beeld terugkomen: in de gestalte van de ontrouw van het
volk aan de God van het verbond.
De consequentie van deze ontrouw komt aan het licht op
Golgotha; in een wereld zonder God wordt het kermen van de
lijdende eenzame mens niet meer gehoord - of althans:
doodgezwegen. Ja: de zoon die uit het verbond voortkomt, de
enige, wordt vermoord. Je zou dit de Adamsmythe kunnen noemen:
die centraal staat in onze Joods-Christelijke cultuur. Een
mythe waaraan we ons kunnen spiegelen.
DE BETEKENIS
De grote vraag voor ons is natuurlijk: wat betekent dit nou
voor ons, concreet? Je kunt naar die vraag op twee manieren
kijken: vanuit de horizontale beweging (diachroon); en vanuit
de verticale beweging (synchroon).
De horizontale beweging heeft betrekking op het tijdsverloop.
Je kunt dan bijvoorbeeld je afvragen: 'hoe lang is het nu al
geleden dat Jezus werd gekruisigd? En wat is er sedertdien
veranderd ten gunste van slachtoffers? Gemarginaliseerden? Het
oordeel over de daders?
Is er meer gerechtigheid gekomen? Is er geluisterd naar het
kermen van de martelaren? Is er gekeken naar de onmacht van de
daders? Is het "Vader, vergeef het hun want ze weten niet wat
ze doen?" meegenomen in de oordeelsvorming? En is er iets
veranderd, of zit de wereld/ zit onze samenleving met al haar
macht en rechtssystemen nog steeds in de beklaagdenbank? En
hoe zal het verder gaan in een wereld, waarin steeds minder
plaats lijkt te zijn voor God?
De verticale beweging heeft betrekking op de wijze waarop ik
me als gelovige, persoonlijk verbonden weet met de Geest van
de waarheid: die gids-en-helper. Geef ik met mijn leven gehoor
aan de oproep van de evangelist om de opengevallen plaats van
Jezus op te vullen? Hoe oordeel ik - los van alle anderen? Heb
ik oor voor het gekerm? Ook voor de nood van de mens die niet
opgewassen is tegen het isolement, de eenzaamheid, de macht
van de driften, of wat het ook moge zijn? Noem het maar: de
mens die lijdt onder zijn broosheid?
En ook gemeente zijn is toch: Christus representeren? Want de
gemeente is Christus op aarde: zijn kracht is haar kracht; zijn
taak is haar taak; zijn waarheid is haar waarheid. In de
mate waarin wij dat realiseren wordt de verticale dimensie in
ons bestaan zichtbaar: de waardigheid van de mens vanuit het
besef alle leven heilig is in Gods ogen.
Of zoals het in de Remonstrantse geloofsbelijdenis van 2006 is
verwoord:
"Daarom geloven wij in Gods Heilige Geest,
die mensen bezielt tot wat heilig is
en rechtvaardig en goed,
opdat zij, van eigendunk bevrijd,
biddend, zingend, handelend en zwijgend,
God zullen eren en dienen."
Jacobus 1:
1:17 Alle goede gave en alle volmaakte gift
is van boven afkomstig,
neerdalend van de Vader der lichten,
bij wie geen verandering is
of zweem van ommekeer.
1:18 Willens-en-wetens
heeft hij ons voortgebracht
met het woord der waarheid,
opdat wij zullen zijn
een eerste oogst van zijn scheppingen.
1:19 Weet wél,
beminde broeders-en-zusters van mij:
elke mens moet snel zijn om iets te horen
en langzaam om te spreken,
langzaam tot toorn;
1:20 want de toorn van een man
bewerkt geen gerechtigheid voor God.
1:21 Legt daarom af alle vuiligheid en
overvloed aan kwaad,
en neemt in zachtmoedigheid het woord aan
dat in u is geplant en
bij machte is om uw zielen te redden;
Johannes 16:
16:5 maar nu ga ik heen
naar wie mij heeft gestuurd,-
en niemand van u vraagt me:
waar gaat u heen?-
16:6 maar omdat ik dat alles tot u heb gesproken
heeft de droefheid uw hart vervuld.
16:7 Maar ik zeg wat de waarheid is:
het is in uw belang dat ik wegga;
want als ik niet wegga
zal de gids-en-helper nooit tot u komen;
als ik vertrokken ben
zal ik hem naar u toe sturen;
16:8 en wanneer hij komt
zal hij de wereld overtuigen van zonde,
van gerechtigheid en oordeel.
16:9 Van zonde: dat ze niet in mij geloven;
16:10 van gerechtigheid:
dat ik heenga naar de Vader
en gij mij niet meer zult aanschouwen;
16:11 van oordeel: dat de overste van deze wereld
veroordeeld is.
16:12 Nog veel heb ik u te zeggen,
maar het is u nu onmogelijk dat te verdragen;
16:13 maar wanneer hij komt,
de Geest, de waarachtige,
zal hij u leiden naar de volle waarheid;
want hij zal niet spreken vanuit zichzelf,
nee, hij zal uitspreken wat hij hóórt
en wat komen gaat zal hij u verkondigen.
16:14 Hij zal zo mij verheerlijken,
want wat hij van mij zal meenemen
is wat hij u zal verkondigen.
16:15 Al wat de Vader heeft is van mij;
daarom zei ik dat hij van mij meeneemt
wat hij u zal verkondigen.
Terug naar het begin van deze pagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2009.